Lezingen: Exodus 3,1-8 ,10-15; Lucas 13, 1-9

Derde zondag van de veertigdagentijd 1998

Stel u voor: het echtpaar Adams heeft maar één zoon. Pa en ma hebben allebei een hele drukke baan maar ze verdienen geld als water. Voor zoonlief hebben ze niet veel tijd maar van kindsbeen af krijgt hij alles wat zijn hartje begeerde. Het duurste was niet goed genoeg. Toen hij 16 was kwam hij in contact met verkeerde vrienden en een jaar later werd hij opgepakt voor vandalisme, geweldpleging en diefstal. Bij de rechtszaak die volgde werden ook de beide ouders gedagvaard. En wat gebeurde er: de jongen werd vrijgesproken en de beide ouders werden veroordeeld tot 5 jaar gevangenisstraf omdat zij hun kind niet de zorg en liefde gegeven hadden waar deze recht op had.
Een ander voorbeeld. Stel u voor: Jan Maasland had een paar jaar in de nor gezeten. Toen hij eruit kwam, wilde hij verder op het rechte pad. Hij zocht werk maar hij kreeg de kans niet. Als eventuele werkgevers erachter kwamen dat hij gezeten had, werd hij zonder meer afgewezen. Ten einde raad en geheel verbitterd stak hij een fabriek in brand. Bij de rechtszaak die volgde werd hij vrijgesproken van strafvervolging en alle werkgevers die hem afgewezen hadden, werden veroordeeld tot een boete van een paar ton om zo de schade van de brand te betalen.
Ik weet het: dit zijn onmogelijke voorbeelden, ze staan mijlenver weg van de werkelijkheid, maar zou het vaak niet zo moeten zijn?
Schuldigen aanwijzen, daders veroordelen tot straf, dat is niet zo moeilijk, maar achter de schermen kijken, waarom iemand tot bepaalde verkeerde daden komt, dat is heel wat moeilijker. En bekijken waar anderen medeschuldig zijn aan iemands ontsporingen is minstens even moeilijk. Maar we zouden het wel wat meer moeten doen. Dan zouden we denk ik heel wat milder worden in onze veroordeling van anderen. En misschien zouden we ook onszelf wat meer de vraag moeten stellen: ben ik niet een beetje medeschuldig? Er gebeuren veel dingen in onze wereld, in onze samenleving, die we allemaal afkeuren en veroordelen, en terecht, in de meeste gevallen. Maar de vraag is wel: kunnen wij altijd onze handen in onschuld wassen?
Natuurlijk gaan er veel dingen totaal buiten ons om, maar daar zijn ook wel eens zaken bij waar we ons bij betrokken zouden moeten voelen, waarbij we geen passief toekijkende buitenstaanders mogen zijn. We hebben het gezegde: wie zwijgt, stemt toe. En vaak betekent dat dat je ook medeschuldig bent. En bovendien: doen we zelf soms niet hetzelfde, zij het dan in het klein. Als een bedrijf ergens chemisch afval stort, dan kan er een proces komen met grote koppen in de krant, maar als ik gebruikte batterijen of medicijnen of andere soorten vergif zomaar bij de afval doe, dan kraait daar praktisch geen haan naar. Dan zeg ik: ach dat kleine beetje, daar kun je je toch niet druk over maken. Maar als je echt hart hebt voor Gods schepping, dan moet je daar wel bezorgd om zijn, want vele kleine beetjes vormen samen één groot. Als je echt hart hebt voor het welzijn van al je medemensen, van heel de gemeenschap, dan moet je die zorg ook in daden omzetten, in wat je voor ze doet, hoe je voor hen opkomt en zeker hoe je over hen oordeelt, met wat meer verdraagzaamheid en mildheid.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Derde zondag van de veertigdagentijd 2001

Alle mensen die in de gevangenis zitten of gezeten hebben, hebben slechte dingen gedaan. Alle mensen die niet in de gevangenis zitten of gezeten hebben, hebben alleen maar goede dingen gedaan. Deze redenering klopt natuurlijk van geen kanten, en toch lijkt het er wel eens op alsof mensen zo denken.
In Jezus' tijd had men vaak een soortgelijke redenering. Alle mensen die de dood vonden door een ongeluk of ramp, hadden slechte dingen gedaan waarvoor God hen strafte. Alle mensen die niet omkwamen door een ongeluk of ramp, waren goede mensen want God had hen niet gestraft. Ook die redering klopt beslist niet, zegt Jezus. Het feit dat je er zonder kleerscheuren vanaf komt in je leven betekent helemaal niet dat je zonder zonden bent.
In zijn tijd was het heel gewoon dat rampen, ongelukken en ziekte gezien werden als straf voor de zonden. In de eerste lezing hoorden we een donderpreek van Jeremia die dat heel duidelijk aangeeft: verbeter je leven, anders zal God je straffen. Het is nog niet zo heel lang geleden dat er door velen min of meer op dezelfde manier gedacht werd, en ergens gebeurt het nog steeds. Als iemand getroffen wordt door ernstige ziekte, dan kom vanzelf de vraag naar boven: waarom moetmij dit overkomen, en vaak denkt men dan ook: God, waarom die je mij dit aan, of waarom laat je toe dat mij dit gebeurt? Zo heel vreemd is dat natuurlijk niet: als je niemand en niets de schuld kunt geven van je tegenslag dan kijk je naar boven, naar God, die voor ons gevoel uiteindelijk alle touwtjes in handen heeft. Tegelijk beseffen we ook wel dat we God niet de schuld kunnen geven van de kleine of grote rampen die er gebeuren. Het is meer een soort wanhoopskreet een uiting van niet begrijpen, van eigen onmacht en kleinheid. Op de vraag waarom ziekte of dood iemand treft, zal nooit iemand een antwoord op kunnen geven.
In de evangelietekst van vandaag komt het niet zo naar voren maar elders in het evangelie maakt Jezus ook heel duidelijk dat je ziekte en ongelukken niet mag zien als straf voor de zonden, hij ziet het als een gelegenheid om goed te doen. Dat is een heel andere manier van denken, en die komt ook in de tekst van vandaag naar voren. Niet een beschuldigende vinger naar anderen uitsteken, niet veroordelen en afschrijven, maar anderen zorg en aandacht geven opdat ze wel goede vruchten gaan voortbrengen. Niet meteen roepen om straf, als iemand verkeerd gehandeld heeft, niet de hoogste straf willen die er maar gegeven kan worden, maar kijken hoe je die mens kunt helpen om een beter leven op te bouwen. Niet een vijgenboom die geen vruchten draagt meteen omhakken, maar de boom nog eens nieuwe kansen geven, en voor die nieuwe kansen moet je ook wat doen: de grond losmaken en bemesten.
Het gaat hier om een totaal andere houding jegens medemensen, waarbij niet de schuldvraag centraal staat, maar wel de vraag: hoe kunnen we hem of haar het beste nieuwe levenskansen geven? En als we toch een schuldvraag willen stellen, dan moeten we die misschien wel aan onszelf stellen: meestal wel niet als individu maar wel als gemeenschap: hebben wij als samenleving wel genoeg gedaan om te voorkomen dat mensen ontsporen? Een voorbeeld: uitgeprocedeerde asielzoekers worden zonder pardon op straat gezet. Dat is natuurlijk vragen om ongelukken: die mensen komen in de illegaliteit terecht, worden haast gedwongen om te gaan stelen want ze moeten toch eten. En als zij op het criminele pad terecht komen, krijgen zij uiteraard de schuld, maar is dat wel terecht. Ligt die schuld niet bij de samenleving die die gang van zaken goed vindt? Mensen veroordelen is gemakkelijk genoeg, veroordeelde mensen helpen, nieuwe kansen geven, is heel wat anders en toch: dat is precies wat Jezus van ons vraagt.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Derde zondag van de veertigdagentijd 2004

Mozes loopt met de schapen van zijn schoonvader in de woestijn en zijn gedachten gaan uit naar zijn landgenoten die erg te lijden hebben onder de slavernij in Egypte. Eerst denkt hij: Het is hun eigen schuld, moeten ze maar meer voor hun rechten opkomen. Dan denkt hij: Als er een God bestaat waarom doet hij er dan niets aan? Maar dan komt plotseling de gedachte naar boven: Waarom doe jij er niets aan? Jij kunt het, jij hebt de capaciteit om hun leider te zijn. Kom in actie en geeft je landgenoten nieuwe kansen op zinvol leven. Mozes stribbelde wel een beetje tegen maar toch werd hij degene die het joodse volk wegvoerde uit de slavernij in Egypte.
Een handelaar was stinkend rijk geworden onder andere door de verkoop van tapijten die hij uit India betrok. Op een dag dacht hij: ik ga eens een kijkje nemen in het land waar mijn tapijten gemaakt worden. Dat wil ik wel eens met eigen ogen zien. En zo ging hij op reis naar India en bezocht de tapijthandelaren ter plaatse en nam een kijkje in de werkplaatsen waar in slechte omstandigheden tientallen kinderen bezig waren met het knopen van tapijten, van 's morgen vroeg tot laat in de avond in heel slechte omstandigheden en dat tegen een miserabel klein loontje. Het was pure uitbuiting.
De handelaar dacht eerst: wat een schande dat ouders hun kinderen dit soort slavenwerk laten doen. Ze moesten al die ouders opsluiten. Hier moet de regering toch onmiddellijk een eind aan maken. Toen dacht hij: Als er een God bestaat waarom laat hij dit dan toe? Maar dan kwam plotseling de gedacht naar boven: Waarom doe jij er niets aan? Jij kunt het, jij hebt de middelen om die kinderen de kans te geven een plezierige jeugd te hebben en een goede toekomst. Na wat aarzelingen kocht hij een paar tapijtfabriekjes op, stuurde de kinderen naar school en gaf hun ouders een redelijk loon zodat de kinderarbeid niet langer nodig was.
Een dominee in Rotterdam zag dagelijks de drugsverslaafden en heroïnehoertjes in de stad rondhangen en overlast veroorzaken. Eerst dacht hij: ze moesten dat tuig allemaal oppakken en flink straffen, dat is hun verdiende loon voor alle ongemakken die zij veroorzaken met hun kleine en grote criminaliteit. Ze streng aanpakken, dat gespuis, dan leren ze het vanzelf wel af. En hij dacht: De autoriteiten moeten hier iets aan doen. Ze zijn veel te slap, ze gedogen veel te veel. En nu zitten wij met de overlast. En toen kwam de gedacht naar boven: Waarom doe jij er niets aan? Waarom kom jij niet in actie om die mensen uit de goot van de samenleving te halen, ze te bevrijden van hun verslaving en hun nieuwe kansen te geven op een zinvol en menswaardig bestaan. En toen stelde de dominee zijn kerk open voor de verslaafden en voor de prostituees en velen kon hij op weg helpen naar een ander leven. Er waren mensen die er schande van spraken dat een dominee zich inliet met dat soort mensen maar hij zelf voelde zich door God geroepen om dit te doen.
Zo'n twintig eeuwen geleden liep Jezus van Nazaret rond in Israël. Hij preekte over Gods barmhartigheid en riep mensen op om zelf barmhartig te zijn jegens anderen. Mensen kwamen hem vertellen over gruwelijke dingen die gebeurd waren, maar ja zeiden ze: als ze zo door God gestraft worden, moeten het wel grote zondaars zijn geweest. Maar Jezus denkt er heel anders over, hij vindt hun manier van denken erg onbarmhartig, harteloos. Dat soort dingen hebben niets te maken met straf voor zonde, God wil barmhartigheid jegens iedereen en hij wil iedereen nieuwe kansen geven, ook hen die wel gezondigd hebben. Jezus zegt: je mag mensen die geen goede vruchten dragen, nooit zomaar afschrijven, en aan hun lot overlaten. Je moet alles doen om ze toch goede vruchten te laten dragen.
Geef mensen kansen op een beter leven, of het nu armen en gebrekkigen zijn, of mensen die zich schuldig maken aan slechte praktijken, dat is de boodschap van vandaag. Geef ze nieuwe kansen, en, ten tweede, en dat is minstens even belangrijk, daar moet jij zelf iets aan doen. Dat moet je niet overlaten aan God, aan een regering of overheidsinstanties, je moet steeds weer goed kijken of daar niet een taak voor jou ligt. Velen zullen tegenstribbelen. Velen zullen aarzelen. Gelukkig zijn er ook altijd mensen geweest die de uitdaging wel aannamen: Mozes, Jezus van Nazaret, moeder Teresa, dominee Visser en nog vele anderen. De vraag is: wat doen wij?

Gebeden en teksten bij deze zondag

Derde zondag van de veertigdagentijd 2007

Elkaar nieuwe kansen geven, daar gaat het in het evangelie over. Ik las onlangs een heel indrukwekkend verhaal hierover.
Een echtpaar met een tweeling van vier jaar leidden een gelukkig leven. Met de jaarwisseling letten zij een beetje op het huis van de buurman die op vakantie was. Alleen een zoon van rond de twintig was thuis.
Op oudejaarsavond kwam er een geweldige herrie uit dat huis en de man ging eens poolshoogte nemen. Hij trof in huis wel 100 jeugdige feestgangers aan die zich allemaal te buiten gingen aan drank en drugs. Hij beval hen onmiddellijk het huis te verlaten, maar hij werd tegen de grond geslagen en tegen zijn hoofd geschopt. Hij overleed later in het ziekenhuis aan een hersenbloeding.
Zijn vrouw maakte een verschrikkelijke tijd door en het duurde meer dan drie jaar voordat de dader gepakt werd. Hoewel haar leven door hem verwoest was, had ze toch medelijden met hem, en ze zocht contact met hem, want ze zei: Ik wil voor hem wat hij mijn man ontnomen heeft, namelijk een gelukkig en productief leven.
Dat iemand dit kan zeggen is alleen al heel indrukwekkend. De weduwe liet zich niet leiden door wraakgevoelens maar door haar verlangen dat die jongeman toch een zinvol leven zou leiden. De ontmoeting met de dader was heel emotioneel, voor beide.
Bovendien ging zij voor jongeren spreekbeurten verzorgen om hen te waarschuwen voor overmatig drank- en drugsgebruik, waardoor ze al te vaak niet meer weten wat ze doen. Haar persoonlijk verhaal maakte veel indruk, vooral door een brief van de dader waarin hij zijn spijt betuigde en zijn eigen gevoelens beschreef die hij achteraf had.
Hij was intussen tot vijf jaar cel veroordeeld. Nog voor zijn straftijd helemaal voorbij was, ging hij samen met de weduwe van de man die hij vermoord heeft spreekbeurten geven om de jongeren te waarschuwen voor de gevaren van drank en drugs, hoe ze onder invloed dingen kunnen doen waar ze later gruwelijke spijt van hebben.
Ik vond dit een heel ontroerend verhaal, niet velen zullen dat die vrouw nadoen. Het past ook helemaal bij het evangelie van vandaag. Jezus wil zijn toehoorders duidelijk maken dat God mensen altijd nieuwe kansen wil geven. Ook al hebben ze verkeerd gedaan, ook al zijn het als onvruchtbare bomen, Hij schrijft nooit iemand af. Hij is altijd bereid tot verzoening, tot vergeving.
En die houding vraagt hij ook van ieder van ons. Maar dat is in de praktijk van het leven meestal wel wat teveel gevraagd. Wij hanteren meer het gezegde: eens een dief, altijd een dief. Je verzoenen met iemand die je kwaad heeft aangedaan, vinden we onzin. We roepen om het hardst dat er zwaardere straffen opgelegd moeten worden.. Maar vergeving en verzoening is meestal een brug te ver. En toch, als we echt geloven in Jezus' boodschap, dan wordt van ons gevraagd niet te veroordelen, niet af te schrijven, om toch het goede voor die ander te willen, wat hij ook gedaan heeft.
Wie dat kan opbrengen, kan voor anderen een nieuwe Mozes zijn. In de eerste lezing hoorden we het mooie verhaal hoe Mozes geroepen werd om het volk weg te voeren uit de slavernij. Dat zag hij helemaal niet zitten. Hij bedenkt allerlei uitvluchten. Maar als hij uiteindelijk toch ja zegt, wordt hij wel de bevrijder van zijn volk en leidt hij hen naar een nieuwe toekomst.
Die weduwe uit het verhaal was ook een nieuwe Mozes. Het kostte haar een hele strijd om te komen tot verzoening, maar ze leidde wel velen naar een nieuwe en zinvolle toekomst, de dader en veel andere jongeren.
Zo zouden ook wij, ieder op zijn eigen manier, in zijn eigen omstandigheden, een Mozes-figuur moeten zijn voor mensen in onze omgeving, met name voor hen die hoe dan ook dingen doen die schadelijk zijn voor hun eigen levensgeluk en dat van anderen.
Veroordelen is gemakkelijk genoeg. In een grote boog om hen heen lopen eveneens. Maar wegen zoeken om hen op weg te zetten naar een ander leven, naar een goede toekomst, dat is veel moeilijker. En toch, dat vraagt het evangelie wel van ons.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Derde zondag van de veertigdagentijd 2010

Ik wil beginnen met een kort verhaaltje. Een klein stadje in Normandië, Frankrijk, had zwaar geleden van de oorlog. Velen van haar inwoners waren gedood, of gewond geraakt. Het was een zware tijd voor de mensen daar. De meeste huizen waren verwoest. Ook van het oude kerkje midden in de stad was weinig meer over. De Amerikaanse soldaten, die dichtbij hun kamp hadden opgeslagen, hielpen de mensen bij het bouwen van noodwoningen en barakken. Een groepje soldaten hielp ook mee bij het herstellen van het kerkje. Veel mooie dingen waren onder het puin bedolven.
Er was in dat kerkje een beroemd middeleeuws kruisbeeld, waar de mensen van het stadje van hielden en aan gehecht waren. Ze maakten zich zorgen. Wat zou er van overgebleven zijn? Na lang zoeken en voorzichtig puinruimen vonden de soldaten het oude houten kruis. Alleen de handen ontbraken. Hoe ze ook zochten, die bleven spoorloos, en de mensen hadden daar verdriet om. Toen pakte een soldaat een stuk krijt, en schreef met grote letters op de balk van het kruis: "Ik heb geen andere handen dan die van jullie".
Dat heeft een heel bijzondere betekenis: Ik heb jullie handen nodig om mijn liefde gestalte te geven, jullie handen, jullie hart, jullie mond, jullie ogen. Zonder jullie ben ik totaal onthand. Het is goed om dit steeds in gedachten te houden.
In de eerste lezing hoorden we in hoe God zichzelf een naam gaf: "Ik ben die er zijn zal". Met die naam zei God eigenlijk het volgende: Ik zal er zijn als jullie uit Egypte wegtrekken en op weg gaan naar het beloofde land. Ik zal er zijn als jullie het moeilijk krijgen in de woestijn. Ik zal er zijn als jullie in de toekomst in de knel komen zitten.
Ik zal er zijn, een prachtige naam, maar maakt God die naam ook waar? Waar is onze God hebben de joden in die tijd zich vaak afgevraagd als ze in de knel kwamen te zitten en geen kant op konden. Waar is God vroegen Joden in onze tijd die in Nazi-Duitsland naar vernietigingskampen werden vervoerd. Waar is God, hebben mensen in Haiti en nu weer in Chili wellicht gevraagd toen die verschrikkelijke aardbevingen dood en verwoesting brachten. Waar is God, waar is die liefdevolle Vader, vragen mensen die getroffen worden door groot onheil in welke vorm dan ook.
Ik zal er zijn voor jullie, een mooie naam, maar wat heb je eraan. Als je Hem nodig hebt, is Hij nergens te vinden. Als we God ter verantwoording zouden kunnen roepen, dan zou Hij wellicht tegen ons zeggen: Ik heb geen andere handen dan die van jullie. Ik kan alleen iets doen door jullie inzet, met jullie medewerking.
In deze wereld kan van alles mis gaan, in het groot en in het klein, er zullen altijd wel rampen plaats vinden, in het groot en in het klein, maar ook God kan alleen hulp bieden door onze handen, Hij kan alleen troosten en opbeuren door woorden die wij spreken, Hij kan alleen een liefdevolle Vader zijn voor de mensen als wij elkaar bejegenen als zorgzame broers en zussen.
Zonder ons kan God niets. Wellicht klinkt het heel vreemd als ik zeg dat God afhankelijk is van onze handen, onze harten, onze ogen, onze monden. God is toch almachtig, voor hem is toch niets onmogelijk. Dat zeggen we vaak, maar God is geen grote goochelaar, die allerlei wonderen rond strooit over de mensen. Hij is een stille kracht die mensen inspireert om zijn handen te zijn. die mensen bemoedigt om door te gaan ook als ze geen resultaten zien.
Het tweede deel van het evangelie geeft ons een heel mooi voorbeeld daarvan. Die vijgenboom droeg geen vruchten en mensen hebben dan de neiging om te zeggen: hak hem maar om, die boom is waardeloos. Maar dan komt de oproep: geef het niet op, probeer het nog een keer, spit de grond nog eens om, doe er wat mest op.
Alle groeikracht komt van boven, wordt er wel eens gezegd maar wij moeten wel een handje helpen, en soms wel twee handjes. God zal er zijn, met zijn kracht, met zijn goedheid, altijd en overal, als wij Hem tenminste in ons toelaten, als Hij de kans krijgt onze handen en onze harten te gebruiken.

Gebeden en teksten bij deze zondag