Als u en ik Maya's zouden zijn en in Guatamala zouden leven
dan hadden we maar een heel beroerd bestaan en zag onze toekomst er
echt niet rooskleurig uit.
Als u en ik zouden wonen in een krottenwijk, bijv. in Brazilië, dan
hadden we maar een troosteloos en uitzichtloos bestaan.
Maar gelukkig wonen we in het welvarende Nederland,
met al zijn sociale voorzieningen. En ook al is het weer een tijd van
bezuinigingen,
en voelen best veel mensen de pijn ervan,
toch hebben we het, vergeleken met mensen in de derde wereld, goed en
we hoeven niet zo bang te zijn voor de toekomst,
tenminste niet in materieel opzicht.
Dan kun je zeggen: Laat ons hier maar lekker blijven zitten. Het is
geluk voor ons en pech voor hen. En daarmee is de kous af.
Maar voor mensen die geloven in Jezus' boodschap, mag de kous niet af
zijn.
Die moeten heel duidelijk zeggen: Hun pech gaat ook ons aan. Hun
toekomst moet ook ons ter harte gaan. En dat betekent in feite: waar
mogelijk moeten we een helpende hand toesteken.
Dan kun je zeggen: dat mag in zijn algemeenheid dan wel waar zijn, maar
daar kunnen we als individuen toch niets aan doen. De regering moet hen
helpen en vooral: ze moeten daar zichzelf helpen.
Maar je kunt ook zeggen: Op je eentje kun je niets, maar samen met
elkaar kun je een heleboel. Dat geldt voor de mensen daar en evenzeer
voor ons. Voorwaarde is wel dat je erin gelooft. Want alleen als je
gelooft dat het anders/beter kan, dan kun je ook de moed opbrengen om
er wat voor over te hebben.
Abraham geloofde in een grote toekomst voor hemzelf en zijn nageslacht,
en daarom durfde hij het aan weg te trekken uit zijn vertrouwde
omgeving naar het beloofde land, waar dat ook was.
Jezus Christus geloofde in een nieuwe toekomst, niet zozeer voor
hemzelf persoonlijk maar voor heel de wereld. Daarom had hij de moed om
op te gaan naar Jeruzalem, hoewel hij wist dat hem daar lijden en dood
te wachten stonden. Zijn persoonlijke toekomst, zijn leven offerde hij
op voor het heil van de wereld.
In Latijns Amerika vindt je sociaal bewogen priesters, vakbondsleiders,
voormannen van indianen, die geloven in een betere toekomst
en die de moed hebben om zich daar voor in te zetten, ook al weten ze
dat het vaak levensgevaarlijk is wat ze doen, want ze zijn lastig voor
de machtigen en rijken. Maar ze zijn bereid om hun persoonlijk welzijn
op te offeren voor het welzijn van de gemeenschap.
En daarom durven ze het aan hun stem te verheffen tegen onderdrukking,
uitbuiting, schending van mensenrechten. Daarom komen ze op voor de
rechten van de zwakken en minsten in de samenleving.
En wij, wat doen wij? Blijven wij toch maar liever in onze luie stoel
zitten? Zijn we een beetje als die apostelen in het evangelie die iets
van Jezus' glorie mochten aanschouwen en zeiden: laat ons maar hier
blijven, het is goed zo. Maar Jezus ging verder, gaan wij met hem mee?
Natuurlijk kunnen wij direct weinig of niets doen voor de armen
in Guatamala of elders in de wereld.
Het zal meestal wel blijven bij een kleine geldelijke gave
aan de een of andere collecte, een piepklein druppeltje op de gloeiende
plaat, en toch de moeite waard, want alle beetje helpen, en vele kleine
beetjes maken een groot beetje.
Maar het gaat nog veel meer om een bepaalde mentaliteit, die van Jezus:
een levenshouding van echt meeleven met de medemens, van warme zorg en
aandacht geven m.n. aan degenen die in nood verkeren en het moeilijk
hebben.
Als dat echt onze levenshouding is, dan komt die op de eerste plaats
onze eigen gemeenschap ten goede, de mensen vlak om ons heen, maar
samen met elkaar ook de mensen ver weg, in Afrika of Azië of Latijns
Amerika.
Dan kan het licht van het rijk van God ook in en door ons
al een beetje gaan schijnen.
Misschien
bent u ook wel eens in een dwaaltuin geweest. Daarin kun je met een
groep best veel plezier beleven. Als je van bovenaf op een dwaaltuin
kunt
neerkijken, dan kun je gemakkelijk de juiste weg zien, maar als je erin
zit en
steeds weer vastloopt, dan kan dat toch wel heel frustrerend zijn.
Het leven
heeft soms ook veel weg van een dwaaltuin, een soort woestijn waarin je
iedere
keer weer vastloopt omdat je geen uitzicht hebt op de weg die je gaan
moet. Voor
mensen die verdwalen, verloren lopen, kan dat een heel frustrerende
ervaring
zijn. Dan is het belangrijk dat je een berg of hoge heuvel vindt, waar
je van
je af kunt kijken, waar je overzicht krijgt over de weg die je gegaan
hebt en
de weg die je nog te gaan hebt.
De eerste lezing vertelt over het joodse volk dat
na zijn bevrijding uit Egypte door de woestijn trekt. Het is een
gefrustreerd
volk, ze willen naar het beloofde land, maar de weg erheen is helemaal
niet zo
duidelijk. Ook Mozes had het er waarschijnlijk best moeilijk mee. Maar
dan
bereiken ze de berg Sinaï en Mozes gaat naar boven. En daar kijkt hij
terug en
realiseert zich hoe God het volk met machtige hand uit Egypte geleid
heeft. Hij
kijkt vooruit en beseft: als we maar trouw blijven aan het verbond, dan
gaan we
in de goede richting. Daar op de Sinaï stelt hij ook de tien geboden
op: die
tien grondregels van het verbond, de leiddraad voor de verdere reis.
Jezus en
zijn leerlingen zijn ook wat vastgelopen. Voorafgaande aan de
evangelietekst
van vandaag heeft Jezus verteld dat lijden en dood hem te wachten staan
in
Jeruzalem. Dat is een heel frustrerend vooruitzicht voor Jezus zelf en
voor
zijn leerlingen. Maar dan gaan ze de berg Tabor op en daar kijkt Jezus
terug naar
de geschiedenis van het joodse volk, hij doet dat met Mozes en Elia, de
voornaamste vertegenwoordigers van die geschiedenis. En zij spraken
over zijn
heengaan in Jeruzalem, zo staat er. Vanuit het verleden gaven ze hem
weer
perspectief naar de toekomst toe. Hierin vond Jezus de moed om verder
te gaan
op zijn weg, een weg die weliswaar tot de dood zou voeren maar ook tot
nieuw
leven.
Ook wij kunnen wel eens het gevoel hebben dat ons leven een soort
dwaaltuin geworden is, dat we vastgelopen zijn in de sleur van alle
dag, dat we niet goed weten
wat de toekomst brengen zal. Soms gebeurt er iets, ziekte, de dood van
een
dierbare, een andere ramp, en dan worden we hardhandig wakker geschud
en komt
de vraag op: hoe in 's hemelsnaam verder? Daarom is het heel belangrijk
dat we
nu en dan even boven onszelf uitstijgen, een soort geestelijke berg
beklimmen, om
van daaruit van ons af te kijken, om wat overzicht te krijgen over het
reilen
en zeilen van ons leven, om alles in wat breder perspectief te zien.
Dan kun je
wat beter terugkijken naar de weg die je gegaan bent, en terugkijkend
kun je
meestal veel dingen die je meegemaakt hebt een plaats geven, beter
begrijpen. Dan kun je ook vooruitkijkend meestal wel de weg te gaan
ontdekken, die je moet gaan, die je moet proberen te gaan naar de
toekomst toe. Die
geestelijke berg zit in ons hart eeen die kunnen we alleen beklimmen
als we stil worden van binnen. Alleen
in die stilte krijgen we een overzicht op ons leven.
Het probleem van onze tijd is dat stil worden zo
moeilijk blijkt te zijn, dat we geen tijd menen te hebben om eens te
pauzeren en
eens rond te kijken in het leven, in ons eigen leven. Als het gaat om
zakelijke
of financiële zaken, dan zijn we heel alert wat de toekomst betreft,
als het
gaat om ons eigen leven, dat toch veel en veel belangrijker is, dan
leven we zo
vaak van dag tot dag, als halve slaapwandelaars. En dat kan het moment
komen
dat we vastlopen, en niet meer weten hoe verder. Laten we niet
vergeten:
Voorkomen is beter dan genezen.
In het evangelie worden we meegenomen naar de berg Tabor
en daar treffen we twee groepen van mensen aan:
Jezus met Mozes en Elia en Petrus met Johannes en Jacobus,
Jezus en Petrus, twee totaal verschillende mensen,
twee totaal verschillende instellingen.
Jezus is op weg naar Jerusalem, hij weet wat hem daar boven het hoofd
hangt
hij weet dat hij de joodse leiders flink op hun lange tenen getrapt
heeft
en dat ze hem nu een kopje kleiner willen maken.
De berg is a.h.w. een korte pauze op die weg naar Jerusalem,
Hij voelde zich gezonden, hij had geen keus:
hij moest trouw zijn aan zijn zending
en de problemen die hij voorzag, ging hij niet uit de weg.
Hij denkt aan Mozes en Elia, de grote mensen uit het verleden,
mannen van God, juist als hij, leiders juist als hij.
Bij hen zoekt hij steun en kracht en zij geven hem ook hun steun.
Hij praat met hen over zijn heengaan, staat er in het evangelie,
d.w.z. over zijn dood.
Dat is aan de ene kant: Jezus en zijn trouw aan zijn zending.
Aan de andere kant zien we Petrus en zijn metgezellen.
Petrus is een heel ander type: hij is iemand die moeilijke dingen uit
de weg wil gaan.
Nog maar pas heeft hij fel geprotesteerd toen Jezus voorspelde dat hij
veel zou moeten lijden.
Dat mag u niet gebeuren. En misschien betekende dat nog meer:
dat mag ons niet gebeuren. Niet van die nare dingen.
Petrus, die in de hof van Olijven lag te slapen,
die ontkende dat hij ook een volgeling van Jezus was
toen de grond hem wat te heet werd onder de voeten.
Maar vandaag horen we Petrus zeggen:
Het is goed hier, laat ons drie tenten bouwen. Laat dit blijven.
Vandaag op die zonnig berg, in die lichtende ontmoeting met Mozes en
Elia,
dat was plezierig, dat was fijn, zo wilde Petrus het wel houden.
Nee, Petrus had nog steeds niet begrepen waar het Jezus om ging.
Twee totaal verschillende mensen op de berg,
verschillen die je ook steeds weer in de samenleving tegenkomt.
De meesten zijn net als Petrus: De meesten hebben een houding van:
maak het leven niet moeilijker dan het al is,
hou je vooral met plezierige dingen bezig. In beginsel is dat helemaal
geen slecht advies.
We hoeven de problemen niet op te zoeken.
Maar er zijn ook situaties en uitdagingen
waarin we moeilijke dingen niet uit de weg mogen gaan.
En gelukkig zijn er ook steeds mensen
die net als Jezus hun nek durven uitsteken voor medemensen.
Denk maar een aan artsen zonder grensen
die altijd in probleem gebieden werken.
Denk maar een aan ontwikkelingswerkers
die vaak in primitieve omstandigheden het levenspeil van mensen
proberen te verhogen.
Denk maar eens aan mensen die zich inzetten
voor de armen in de wereld.
En om dichter bij huis te blijven:
denken we aan al die vrijwilligers op allerlei terrein
die soms best moeilijk werk doen om medemensen te helpen.
Het evangelie vertelt hoe er een stem uit de hemel klonk:
dit is mijn zoon, luister naar hem.
Hier klinkt geen stem uit de hemel, maar de boodschap is hetzelfde:
luister naar hem, kies voor zijn manier van leven, voor zijn trouw,
ook al het eens wat moeilijk mocht worden.
In 1863 werd in Amerika de slavernij afgeschaft.
Maar van gelijke rechten voor de zwarten was nog lang geen sprake.
De discriminatie was nog steeds mensonterend.
Martin Luther King, een voorvechter voor gelijke rechten voor de
zwarten,
hield in 1963 zijn beroemde speech "I have a dream", Ik heb een droom.
Hij zei toen onder andere:
Ik heb een droom dat op een dag op de rode heuvels van Georgia de zonen
van vroegere slaven en de zonen van vroegere slavenhouders naast elkaar
kunnen zitten aan de tafel van broederschap.
Ik heb een droom dat mijn vier kleine kinderen op een dag in een land
zullen leven
waar ze niet zullen worden beoordeeld op de kleur van hun huid maar op
hun karakter.
Ook Jezus van Nazaret had een soortgelijke droom: een nieuwe wereld
waarin alle mensen als broeders en zusters het leven zouden delen.
Een wereld waarin alle mensen vrij zouden zijn en in vrede zouden
leven.
Hij noemde die nieuwe wereld het rijk van God op aarde.
En mensen met een droom raken soms in extase
als zij zich voorstellen dat hun droom werkelijkheid geworden zou zijn.
Daar op de berg had Jezus zo'n moment,
daar deelde hij zijn droom met enkele grote leiders van het Oude
Testament:
Mozes die droomde van het beloofde land voor zijn volk
die met hen daarheen op weg ging dwars door de woestijn,
nadat hij hen bevrijd had van de slavernij in Egypte.
Elia die droomde van een volk dat trouw was aan zijn God
die hen wegriep uit de slavernij aan vreemde goden.
Jezus die droomde van het rijk van God
die de mensen kwam bevrijden uit de macht van het kwaad.
Drie mensen met een droom en ze stralen iets uit,
zichtbaar voor de drie apostelen die er getuige van zijn.
Die vinden dat prachtig, ze raken zelf een beetje in extase.
Heer, laat ons hier drie tenten bouwen, laat dit zo blijven
Maar mensen met een droom kunnen wel even wegdromen,
even boven de grauwe werkelijkheid van alle dag uitstijgen.
maar steeds weer worden ze geconfronteerd met de werkelijkheid.
En de werkelijkheid is in veel gevallen een situatie
waarin zij niet begrepen worden, waarin ze tegengewerkt worden, en soms
gemarteld en gedood worden.
Jezus van Nazareth werd op 33-jarige leeftijd vermoord.
Martin Luther King werd in 1968 vermoord.
Bisschop Romero, om nog iemand te noemen, werd in 1980 vermoord.
En datzelfde lot hebben, de geschiedenis door, velen ondergaan.
Een droom hebben over een wereld zonder onrechtvaardigheid,
zonder oorlog en geweld, zonder armoede en uitbuiting, en je daar
helemaal voor inzetten, is levensgevaarlijk.
Gelukkig zijn er toch velen die deze droom hebben en belangrijker nog,
die zich ervoor inzetten om iets van die droom werkelijkheid te maken.
Het gaat hier wel om een droom die je in beweging zet,
om een intens verlangen die je aan het werk zet.
Aan dagdromen heb je niets en nachtelijke dromen evenmin.
De droom van Jezus van Nazareth moet ons allen in beweging zetten,
met ons doopsel hebben we er ja tegen gezegd,
maar in de praktijk van het leven ligt dat toch vaak moeilijk.
De drie apostelen die getuige waren van Jezus' extase
en die zo graag daar gebleven waren,
ze moesten weer de berg af het gewone leven in.
En je zou zeggen dat ze boven op de berg een enorme oppepper gekregen
hadden,
nog bevestigd door die stem uit de hemel;
Dit is mijn zoon, luister naar Hem.
Uit de verdere verhalen blijkt dat hun enthousiasme niet diep ging
en dat ze vaak slecht luisterden naar hun heer en meester.
Toen het kritiek werd op die laatste avond van zijn leven,
sloegen ze allemaal op de vlucht, zo vertelt het evangelie.
Luister naar hem, die woorden zijn ook tot ons gericht.
maar ook wij luisteren vaak slecht
en ons enthousiasme voor zijn boodschap gaat dikwijls niet diep.
En op kritieke momenten laten ook wij het vaak afweten
en verschuilen we ons achter allerlei excuses.
Daarom is het ook zo belangrijk dat we die droom van Jezus
steeds weer voeden en versterken in ons,
niet alleen in deze veertigdagentijd maar altijd door.
Nicolien Sauerbreij, Ireen Wüst, Mark Tuitert en ook Swen Kramer,
ze stonden de afgelopen weken in stralend licht op de Olympische berg.
Zijzelf en al hun supporters waren in de zevende hemel vanwege hun
gouden medaille.
Het moet ook een geweldige ervaring zijn om op het podium te staan
en toegejuicht te worden door duizenden mensen.
Maar zo'n stukje hemel op aarde krijg je niet zomaar.
Zij en alle andere topatleten moeten daarvoor een heel zwaar
trainingsprogramma afwerken.
Om goed te presteren moeten ze heel veel dingen loslaten
die voor anderen heel gewoon zijn.
Maar als je dan in de schijnwerpers staat, is dat allemaal vergeten.
Vroeger was de vastentijd ook een soort trainingsprogramma,
er lag veel nadruk op versterving en boete.
Dat was ook een soort loslaten van dingen die anderen gewoon vonden.
Als je als kind een snoepje kreeg, dan werd dat niet meteen in de mond
gestopt,
nee dat ging in het vastentrommeltje tot paaszaterdag,
en dan was het feest, dan was het smullen geblazen.
De bedoeling was en is eigenlijk nog steeds om sterker te worden,
om je te concentreren op betere prestaties als mens.
Jezelf daarin een beetje trainen is altijd goed voor je geestelijke
gezondheid.
Nu lag vroeger de nadruk vaak op de hemel verdienen,
je inspannen om toch maar de gouden plak van de hemel binnen te halen.
Daar wordt tegenwoordig toch anders over gedacht.
Velen zetten vraagtekens bij die hemel na dit aardse leven,
en je trainen om die hemel binnen te komen inspireert de meesten echt
niet.
Als gelovige mensen mogen we hopen dat er na dit leven een hemel is,
maar veel belangrijker is het om te beseffen dat we de opdracht hebben
om hier en nu te werken aan een stukje hemel op aarde voor iedereen.
Daar dromen we toch allemaal van, maar zo'n gelukzalige toestand komt
niet vanzelf uit de hemel vallen.
Om dat te bereiken, daar moet je wel wat voor over hebben.
In de eerste lezing hoorden we hoe Abraham droomde van een groot
nageslacht,
dat was voor hem en zijn tijdgenoten de hemel op aarde.
Maar hij moest er wel wat voor over hebben:
hij moest wegtrekken uit zijn vertrouwde omgeving.
Hij moest zijn stamgenoten, al die mensen met wie hij een band had,
loslaten en op tocht gaan naar het beloofde land.
Ik denk dat al zijn tijdgenoten hem voor gek verklaard hebben
om zo'n hachelijk avontuur aan te gaan.
Maar Abraham voelde het als een goddelijke roepstem
die hem opriep die ingrijpende beslissing te nemen.
In het evangelie van vandaag hoorden we hoe Jezus een stukje hemel op
aarde heeft ervaren,
Hij stond even in de schijnwerpers, in het volle licht.
Maar deze ervaring was maar heel tijdelijk.
Voor Petrus mocht hij wel voortduren, liefst zo lang mogelijk.
Maar Jezus besefte heel goed dat dit maar een momentopname was,
dat hij nog een lange en moeilijke weg moest gaan voordat hij zijn
blijvende glorie kon binnengaan.
Hij wist dat hij veel zou moeten loslaten dat hem dierbaar was,
en als grootste offer, dat hij zijn leven moest loslaten.
Ik denk dat alle mensen wel dromen van gelukservaringen,
van momenten die oplichten in je leven, momenten dat je blij en
gelukkig bent.
En net als Petrus willen we maar al te graag dat die ervaringen
blijvend zijn en vooral ook liefst op een gemakkelijke manier.
Maar Jezus wist dat een beetje wegdromen heel fijn kan zijn
maar dat hij weer aan het werk moest.
Hij had een zending te vervullen en hij wist dat die zwaar zou worden.
Maar daar op de berg liet hij zich inspireren en moed inspreken
door een paar grote mensen uit de joodse geschiedenis.
Mozes en Elia hebben een groot stempel gedrukt op het joodse volk,
en zij waren voor Jezus de grote inspiratie om door te gaan.
Een stukje hemel op aarde. Durven we daar nog van te dromen?
En durven we na te denken over de juiste weg om dat te verwerkelijken,
een weg van loslaten van dingen die anderen misschien gewoon vinden,
een weg met een onzekere toekomst, die anderen heel vaak niet
begrijpen,
een weg ook van zorg en aandacht voor medemensen, dichtbij en veraf.
En laten we ons daarbij ook inspireren door mensen uit het verleden,
vooral door die Jezus van Nazaret, ons grote voorbeeld.
Zijn weg is niet de gemakkelijkste maar wel de juiste weg.