Lezingen: Jezus Sirach 27, 4-7; Lucas. 6, 39-45
Achtste zondag door het jaar 2001
Iemand kwam eens bij de filosoof Socrates en zei:
"Socrates, ik moet je wat vertellen."
Maar Socrates, een wijs man, onderbrak hem en vroeg:
"Wat je me vertellen wilt, heb je dat door de drie zeven gezeefd?"
"Drie zeven?" vroeg de ander verwonderd.
"Ja," zei Socrates: "Dat is heel belangrijk,
de eerste zeef is die van de waarheid.
Heb je van hetgeen je me vertellen wilt nagegaan of het echt waar is?"
"Nee," zei de ander, "Ik heb het van horen zeggen en ..."
"Maar heb je het dan door de tweede zeef gegoten: de zeef van het
goede?
Is hetgeen je me vertellen wilt goed?"
Aarzelend zei de ander: "Nee, in tegendeel zelfs... "
"En heb je de derde zeef gebruikt?" vroeg de wijze.
"Heb je nagegaan of het werkelijk noodzakelijk is dat je me dit
vertelt?"
"Noodzakelijk niet direct, maar.."
"Welaan dan," zei Socrates glimlachend,
"Als het wellicht niet waar is, als het niet goed is en niet
noodzakelijk,
belast mij dan niet met je verhaal en ook jezelf niet."
Een wijs woord van een wijs man
dat helemaal aansluit op het evangelie van vandaag.
Wat zou het getuigen van wijsheid en menselijkheid
als we alles wat over anderen willen vertellen,
eerst door die drie zeven zouden laten gaan.
Als we dat met zijn allen altijd zouden doen,
dan zou er heel wat minder onnodig over anderen gekletst worden
dan zouden veel minder mensen tekort gedaan worden
en de waarheid minder geweld aan gedaan worden.
Als ik wat wil zeggen over anderen, stel ik me dan eerst de vraag:
weet ik zeker dat het waar is?
Wat anderen van iemand zeggen,
is absoluut geen waarborg dat het waar is.
En wat ik zelf van anderen zie, dat is maar heel betrekkelijk
en echt niet per se de waarheid.
Ten eerste omdat ik toch alleen maar een buitenkant zie,
d.w.z. mijn kennen van een ander is altijd onvolledig en beperkt.
Ten tweede omdat we zelf zo gemakkelijk door een gekleurde bril kijken
waardoor de werkelijkheid vaak wat vertekend zien.
Misschien kun je in deze context ook zeggen:
je kunt een ander pas goed kennen als je jezelf goed kent,
en waarachtige zelfkennis is verschrikkelijk moeilijk.
Iemand die zichzelf kent, die beseft ook hoe gecompliceerd we in elkaar
zitten,
en dat we zelf ook onze fouten en tekorten hebben.
Zo iemand zal niet zo gauw over anderen praten,
omdat hij beseft hoe betrekkelijk zijn kennen van die ander is.
Er zijn natuurlijk van anderen wel dingen te zeggen die gewoon een feit
zijn,
dingen die we anderen hebben zien doen, of niet doen.
Maar ook dat is als zodanig nooit een reden
om er dan maar over te praten, zeker niet als het over negatieve dingen
gaat.
Men zegt wel eens: over de doden niets dan goeds,
m.a.w. niet praten over hun negatieve dingen maar alleen over hun goede
kanten.
En dat is een heel wijs woord.
Maar precies datzelfde zou ook moeten gelden voor de levenden:
niets dan goeds.
In feite lijkt het meestal andersom te zijn:
de goede dingen lijken niet interessant te zijn.
Als er over anderen gepraat wordt is dat heel vaak juist in negatieve
zin.
En als dat gebeurt zijn er meestal maar weinig toehoorders
die dat corrigeren, die zeggen:
je moet ook zijn goede kanten niet vergeten,
of: je moet toch wat begrip voor hem of haar opbrengen,
want hij/zij heeft al zoveel meegemaakt.
Maar ook hier geldt, denk ik,: om iets goeds te zeggen van anderen,
moet je eerst zelf een goed mens zijn.
Dan kun je ook een goede boom zijn die goede vruchten voortbrengt.
Als je echt een goede mens bent,
en als je daarmee iemand bent
die steeds het goede wil voor een ander,
dan praat je geen kwaad over anderen,
ook niet als het waar zou zijn.
Gebeden en teksten bij deze zondag