De
reclame op de Nederlandse televisie heeft als titel de ster. En die
ster wordt door heel wat mensen
nauwlettend gevolgd veel meer dan de ster van Betlehem. Materiële zaken
en met name ook de manier waarop ze in alle toonaarden worden
aangeprezen als de beste, de handigste,
de schoonste, noem maar op, dat alles
heeft vaak meer aantrekkingskracht dan
de geestelijke waarden die het kind van Betlehem vertegenwoordigt.
We dromen allemaal van een beetje hemel op aarde. En dat is goed, dat
is noodzakelijk. Mensen zonder dromen, zonder verlangens, die leven
niet echt. Maar als we dromen dat het geluk als sneeuw
uit de hemel komt dwarrelen, dan houden we onszelf voor de gek, die
dromen zijn
bedrog. Als we dromen dat de schoonste waspoeder ons leven geluk
brengt, of de
smakelijkste mona-toetje, of de goedkoopste verzekering, dan zijn we
wel
verschrikkelijk oppervlakkig bezig.
Een
echte droom is als een ster die je achterna gaat, ook als je weet dat
je een lange moeilijke weg te gaan krijgt, een weg van veel zoeken en
soms vinden, van
vallen en opstaan, soms met een beetje
geluk, soms ook met pech en teleurstellingen.
Het kan gebeuren dat je op het verkeerde plaats aan het zoeken
bent, en dat kan gemakkelijk gebeuren
als je even de ster niet volgt. En dan
is het zaak dat je verder zoekt, dat je blijft geloven in je droom.
Het evangelie van vandaag vertelt ons dat de
ster stil bleef staan boven de plaats
waar Jezus zich bevond: hij was de
bestemming van de lange reis van de wijzen.
Maar tevoren hadden zij een ernstige
vergissing begaan: eerst hadden ze
aangeklopt bij het paleis van koning Herodes. Het was best een
begrijpelijke vergissing, want waar ga je een pasgeboren koning zoeken,
in een paleis toch. Maar het betekende
wel dat zij even de ster niet gevolgd waren maar veeleer hun eigen
verwachtingspatroon, hun eigen ideeën, van wat zij eigenlijk
vanzelfsprekend vonden.
Maar, en dat hadden de wijzen nog niet
door: God werkt helemaal niet volgens
menselijke verwachtingspatronen. Wat
mensen gewoon en vanzelfsprekend vinden, dat hoeft dat helemaal niet te
zijn in Gods bedoelingen.Alleen
toen de wijzen weer de ster gingen volgen, toen kwamen zij bij de
pasgeboren koning.
Kerstmis zegt tegen ieder van ons: mens van goede wil, ga op weg, ga de
ster van
Jezus achterna. Durf het aan om uit je
luie stoel en je gemakkelijke leventje
op te staan, durf een stuk onzekerheid aan dat vast zit aan zoeken, ga
op weg
naar een beter verstaan van Jezus boodschap, van zijn rijk op aarde.
Maar dan moeten we wel steeds zijn ster in de
gaten houden en ons niet laten leiden door wat iedereen vanzelfsprekend
vind, want
dan zoeken we op de verkeerde plaatsen, dan staan we met lege handen.
Bovendien
moeten we dit bedenken: Het heeft geen
enkele zin om een ster achterna te gaan als die helemaal los staat van
ons
leven van hier en nu. Ons zoeken naar het licht van Jezus moet ook
gaandeweg doen zijn, gaandeweg
doen wat Jezus ons heeft voorgehouden, al zoekende naar een beter
begrijpen, oog
hebben voor de medemens in nood en hulp bieden waar mogelijk, dan
alleen is ons
zoeken echt, dan alleen vinden we al doende zijn licht.
Ik heb ooit een boek gelezen over een missionaris in Afrika
die op smakelijke wijze vertelde over zijn ontmoetingen met mensen.
Onder zijn vrienden was een echte heiden
die hij enorm bewonderde om zijn wijsheid.
Gelukkig dat er nog heidenen zijn, zei hij ergens.
Dat zou ook heel goed de titel van vandaag kunnen zijn.
Het evangelie is een van die prachtige bijbelverhalen
waar veel meer in zit dan wij gewoonlijk in de gaten hebben.
Matteüs, de schrijver van dit verhaal, vertelt van het licht,
het licht dat van God komt, een ster aan de hemel,
het licht van een pasgeboren kind, een koningszoon.
Dat beeld vindt je veelvuldig in het oude Testament
waar gesproken en gedroomd wordt over de komende Messias.
En in zijn verhaal maakt Matteüs een scherp contrast
tussen de heidense magiërs en koning Herodes en zijn geleerden.
De heidense magiërs, ze komen van ver, buitenlanders, buitenstaanders,
maar ze gingen op zoek naar het licht,
ze lieten hun zekerheden achter zich en gingen op tocht.
Herodes en de hogepriesters en schriftgeleerden, het eigen volk,
die waren wel goed in het nakijken van de boeken,
maar kwamen zelf niet in beweging om op zoek te gaan.
Vasthouden aan de boeken is natuurlijk veel gemakkelijker
dan op weg durven gaan, een onzekere toekomst tegemoet,
met het risico dat je helemaal verdwaald.
Dat overkwam die zoekende heidense magiërs ook.
Ze maakte de vergissing om de pasgeboren koningszoon
te gaan zoeken in een koninklijk paleis.
Ergens was dat een heel begrijpelijke vergissing..
Maar ze vragen de weg, en krijgen de richting op: ze moeten naar
Betlehem.
Jerusalem blijft thuis zitten. Ze weten wel in de boeken te zoeken,
maar niet in de werkelijkheid erbuiten.
De magiërs echter die wel weer op pad gingen, zij vonden wat ze zochten.
Dat is het prachtige verhaal van Matteüs en je voelt hem denken:
wat een geluk dat er die heidenen waren die naar het kind Jezus
zochten.
En daarmee onderstreept hij de tragiek van het joodse volk,
dat in hun boeken al eeuwenlang voorbereid was op de komende messias,
maar toen die kwam herkenden zij hem niet:
in hun boeken was het toch net even anders dan in de werkelijkheid van
het echte leven.
Als ik met dit verhaal in gedachten kijk naar de werkelijkheid van nu,
waarin we toch allemaal op zoek zijn naar licht, naar vrede, naar
geluk.
En dan kun je drie groepen gelovigen, christenen, onderscheiden.
Ik zie christenen die met hun neus in de boeken zitten,
in de bijbel met als zijn teksten, en ook in het wetboek van de kerk,
dat precies voorschrijft wat er allemaal mag en niet mag.
Ze weten het allemaal precies en gaan dus niet op zoek naar een nieuwe
invulling van hun gelovig zijn. Ze houden krampachtig vast aan hun
tradities
en veroordelen iedereen die zijn boekje te buiten gaat.
In feite zitten ze in dezelfde hoek als Koning Herodes en zijn
geleerden.
Ik zie een tweede groep van mensen die wat lopen te dwalen,
ze hebben geen boodschap meer aan de boeken, aan de traditie,
vaak zeggen ze: ze hebben ons vroeger maar wat wijsgemaakt.
Maar ze hebben niet de moed om echt op zoek te gaan
naar een nieuwe invulling van hun oude geloof.
Die onzekere tocht durven ze niet aan.
Een derde groep gelovige mensen is wel op zoek gegaan, ze stellen
vragen, vaak heel kritische vragen,
soms krijgen ze iets van een antwoord, soms niet, maar ze zoeken
verder.
Vaak vinden ze verrassende antwoorden in dat oude bijbelboek,
dat met zijn prachtige verhalen veel dichter bij de werkelijkheid van
nu staat
dan we meestal denken.
Ze hebben de moed om nieuwe wegen in te slaan,
wegen die vaak afwijken van het officiële boekje.
En ze verdwalen wel eens, ze slaan soms wat erg ver door,
ze maken juist als die heidense magiërs uit het evangelie van Matteüs
wel eens flinke vergissingen, maar ja, geloven is ene blijft mensenwerk
en niets is zo menselijke als vergissingen maken.
Vaak krijgen ze, met name van de eerste groep
het etiket opgeplakt van "halve heidenen".
Maar ook hier mag je zeggen: gelukkig dat er van die heidenen zijn.
En bij die heidenen wil ik best horen.
Ik kwam laatst het volgende kerstverhaaltje tegen: Bij een degelijk
katholiek echtpaar kwamen met de kerstdagen kennissen op bezoek die
helemaal niet kerkelijk waren. Hun zoontje van 8 was helemaal weg van
de kerststal die een ereplaats had in de huiskamer. Hij was er niet bij
weg te slaan.
"Wie is dat?" "Dat is Maria." "Is dat haar baby?" "Ja, dat is het
kindje Jezus." "En wie is dat?" "Dat is st. Jozef." En dat zijn herders
en dat zijn de koningen en dat is een engel.
Even was het stil. "En waar is God?" vroeg het kind opeens. "Is God er
niet bij?" En de volwassenen die alles weten, tenminste in de ogen van
een kind, wilden juist zeggen: "Het kindje Jezus, dat is God." toen het
kind zelf zei: "Die herder met dat schaap op zijn schouders, is dat
God?" "Ja, misschien wel." was het wat aarzelende antwoord van de
volwassenen.
Waar is God? Dat is een heel reële vraag, dat vragen wel meer mensen
zich af. God schijnt er zo vaak niet bij te zijn, niet alleen omdat
mensen geen plaats voor hem hebben, maar ook omdat hij zelf de grote
afwezige lijkt te zijn.
Met kerstmis vieren we altijd dat God mens geworden is,
maar er zijn talloze mensen die uitgebreid kerstmis vieren
maar geen seconde aan God denken.
God is uit de mode, uit de gratie, uit het zicht.
Er zijn nogal wat mensen die teleurgesteld zijn in God, want er wordt
veel over God gesproken, maar als je hem nodig hebt, dan is hij in geen
velden of wegen te bekennen.
Er wordt vaak gepreekt over Gods goedheid en liefde, dat alle mensen in
zijn hand zijn, maar waar is God als er mensen dood gaan van de honger?
als mensen elkaar doden? elkaar van huis en haard verjagen?
Waar is God als mensen elkaar het leven zuur maken in plaats van zich
te bekommeren om elkaar. Dan lijkt God de grote afwezige.
"Die herder met dat schaapje op zijn schouders, is dat God? zei het
kind, en hij had het nog niet zo slecht bekeken, ook al had zijn
antwoord niets te maken met de theologie en de leer van de kerk. Een
herder is iemand die hoedt, die zorgt, die omziet naar anderen.
God wordt in de bijbel ook herder genoemd, en Jezus noemt zich de goede
herder.
Maar God hoedt en zorgt door menselijke herders, door vaders en
moeders, door kinderen, door artsen en pastores, door iedereen die
zorgzaam omziet naar zijn medemensen.
Waar is God? In het kind van Bethlehem, zeggen de theologen en de
predikanten. En ze hebben natuurlijk gelijk. In dat kind is God in de
wereld verschenen. In die herder met dat schaap op zijn schouders, zei
het kind, en ook hij had gelijk, ook al was hij niet theologisch
geschoold.
God is in alle mensen die herders zijn, ook in ons, als we tenminste
echte zorg geven aan alle zwakke schapen en goed zijn voor alle zwarte
schapen.
God is in ons, als we hem tenminste toelaten in ons leven en hem niet
opsluiten in zijn hoge hemel, als we Jezus en zijn blijde boodschap
steeds weer opnieuw geboren laten worden in onszelf, als anderen in
onze manier van leven iets van God kunnen ontdekken.
En als velen in onze tijd het gevoel hebben dat God de grote afwezige
is, dan is het de vraag: ligt dat aan God, of ligt dat aan ons?
Wil je iets van God zien, kijk dan naar de natuur, naar het zaad dat
in de aarde ontkiemt en prachtige bloemen voortbrengt,
naar alles dat er groeit en bloeit op de akkers, op de velden, naar de
grote majestueuze bomen en de piepkleine plantjes,
met die wonderbare variatie in kleuren en vormen;
naar grote dieren als een olifant of een walvis en die hele kleine
insecten als een onze-lieve-heer-beestje of een spinnetje;
naar de bergen met hun vergezichten en de zeeën die altijd in beweging
zijn.
Wie dat bewonderen kan, wie zich daarover verwonderen kan,
die ontdekt iets van God de schepper in al wat er bestaat.
Wil je iets van God zien, kijk dan naar de mensen die wonden verbinden,
die pleisters plakken op mensen die beschadigd zijn,
die een helpende hand bieden aan hen die op eigen kracht niet verder
kunnen,
die hun ogen lenen aan de blinden, hun oren aan de doven,
hun stem aan hen die monddood zijn gemaakt.
In al die mensen die hun hart laten spreken,
kun je iets ontdekken van God, die we onze vader in de hemel noemen,
een vader die zorg en liefde geeft, maar wel in en door mensen.
Wil je iets van God zien, kijk dan eens in een spiegel naar jezelf,
en bedenk dat je leeft, dat je een levend wonder bent,
dat je denken kunt, keuzes kunt maken,
dat je dromen en verwachtingen kunt hebben,
dat je een wezen bent die enorm veel mogelijkheden in zich meedraagt,
die blijheid kan ervaren, maar ook verdriet.
We zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, zegt het boek van de
bijbel.
Bij een pasgeboren kindje ervaren we het heel sterk:
dat wonder van het leven, zo klein en toch alles erop en eraan,
kwetsbaar maar met enorme groeimogelijkheden.
Maar hetzelfde geldt ook voor elke volwassen mens, jong en oud.
Wie oog heeft voor het wonder van het leven, die ziet iets van God.
Wil je iets van God zien? Ja natuurlijk willen we graag iets van God
zien.
Als we echt iets van God zouden kunnen zien, wat zouden we dan grote
gelovigen zijn, dan zou heel ons leven veranderen.
Alleen denken we dan wel in de verkeerde volgorde.
Het is niet: eerst iets van God zien en dan geloven,
maar het is eerst geloven en dan gelovig iets van God zien.
Het probleem is dat we zo vaak de verkeerde kant op kijken.
We maken vaak dezelfde fout als de drie wijzen uit het oosten
waar Matteüs over vertelde in het evangelie van vandaag.
Ze hadden de ster van een koningskind gezien,
en dus zochten ze dat in het paleis van een koning.
Op zich heel logisch gedacht, maar ze waren daar wel op het verkeerde
adres,
Dat koningskind moesten ze niet zoeken in een paleis maar in een
schaapstal,
niet bij koninklijke ouders maar bij een eenvoudige timmerman en zijn
vrouw.
Als we als gelovige mensen iets van God willen zien, iets van Hem
willen ervaren, iets van Hem begrijpen,
dan moeten we Hem niet zoeken in het grote en machtige.
We noemen Hem wel de almachtige, die hoog in de hemel zetelt.
Maar daar in de hoge laat God zich niet vinden.
Iets van Hem is te vinden het kleine en onaanzienlijke, dat heel
dichtbij is,
in het wonder van de natuur, in het wonder van menselijk leven,
in het wonder van menselijke goedheid en zorgende liefde.
In het boek Genesis wordt vertelt dat Mozes God ontmoette
in de brandende doornstruik en hij vroeg Hem naar zijn naam.
God antwoordde toen: mijn naam is: Ik zal er voor je zijn.
Dat is een heel treffende naam voor God.
Hij is er voor de mensen, zoals mensen er voor elkaar zijn. Hij is er
voor de mensen, niet als een soort supersinterklaas,
die alle gebeden wel even verhoren kan,
maar als een onzichtbare kracht die alle leven laat groeien,
die mensen inspireert meer mens te worden, menslievender,
menswaardiger.
Hij is er voor de mensen niet als een soort superdokter die alle wonden
kan helen, die alle zieken eventjes beter maken kan,
maar als een onzichtbare kracht die gewonden verder helpt in hun leven.
En geloven in die God wil ook altijd zeggen: zijn naam waar maken:
er willen zijn voor elkaar, niet alleen voor hen van wie je veel houdt,
maar ook voor ieder ander, dichtbij of ver weg.
We kennen de term "het openbaar vervoer", d.w.z. vervoer waarvan
iedereen gebruik kan maken,
maar in feite doet lang niet iedereen dat.
Mensen hebben soms allerlei excuses om toch in de auto te stappen
en mopperen dan op de files die zij zelf mede veroorzaken.
Toch is het openbaar vervoer toegankelijk voor iedereen.
De openbaring des Heren, is de liturgische naam voor het feest van
vandaag.
De Heer, God dus, openbaart zich in een mens.
Hij maakt zich openbaar in een mensenkind. Je kunt ook zeggen: Hij
maakt zich daarin toegankelijk voor iedereen,
maar niet iedereen staat er open voor. De term openbaring gaat hier
veel verder dan een soort algemene bekendmaking, bestemd voor alle
mensen.
Het gaat vooral om iets dat in onszelf gebeurt.
Als we die openbaring in ons toelaten dan ervaren we dat als iets
bijzonders dat zich in onszelf voltrekt.
Een paar voorbeelden:
Iemand ging naar het concert van André Rieu in het Gelredome, hij kwam
dolenthousiast ervandaan, hij was er echt door geraakt. Het was echt
een openbaring voor hem geweest,
hij kon haast geen woorden geven aan zijn gevoelens van die diepe
bewondering die hij bij dat concert ervaren had.
Iemand ging naar Zuid Afrika om daar een tijd te gaan helpen in een
weeshuis. Wat ze daar aantrof was voor haar een hele openbaring,
je kunt wel zeggen: een schokkende ervaring die haar hart diep raakte
en waar ze niet over uitgepraat raakte.
Iemand ging voor vakantie naar Egypte en natuurlijk naar de piramiden.
Hij had vaak foto's ervan gezien maar de werkelijkheid zien met eigen
ogen
was een hele openbaring, een diepe ervaring van verwondering
hoe men drie duizend jaar geleden zulke bouwwerken kon bouwen.
Deze voorbeelden maken ons duidelijk dat een openbaring
veel meer is dan een soort mededeling voor iedereen.
Een openbaring is veel meer iets in onszelf,
iets dat echt ons hart raakt, dat ons van binnen ontroert.
Over dit soort openbaring gaat het vandaag.
God openbaart zich, Hij laat zich zien, wordt er vaak gezegd en dat
klopt wel,
maar die openbaring zit niet zozeer in God maar veeleer in onszelf,
in de ervaring van nabijheid, van bewondering en verwondering die wij
van binnen voelen.
God laat zich op allerlei manieren zien maar velen zien Hem niet, ook
al omdat Hij zich meestal openbaart in kleine dingen.
Daarin wordt iets van Hem zichtbaar, wordt iets van Hem weerspiegeld.
Misschien hebt u het ook wel eens meegemaakt
dat u een zonsondergang op het strand meemaakte.
Dat u die rode bol zag wegzakken achter veelkleurige wolken
met vlak voor u die eindeloos deinende zee.
Dat is een heel indrukwekkend gezicht, waar je stil van wordt.
Het is een openbaring van God die zich laat zien in de schoonheid van
de natuur.
En wie er oog voor heeft, ervaart een diepe verwondering en
bewondering.
Zo kan de natuur ons op talloze plaatsen en op talloze manieren
van binnen zodanig raken dat we even boven het alledaagse uitgetild
worden
en iets voelen van de eeuwige en onnoembare dat we God noemen.
Op dit feest van de openbaring des Heren wordt ons gewezen
naar het kind van Bethlehem. Hierin openbaart God zich, wordt gezegd,
maar nogmaals, het gaat veel meer over de openbaring zoals wij,
gelovige mensen, die in ons hart beleven.
Bij elk pasgeboren kind voelen we iets van het wonder van het leven,
het wonder dat ook verwijst naar de schepper van alle leven.
Maar het kind van Bethlehem is niet zomaar een kleine baby,
hij staat voor de droom van een goede toekomst, een betere wereld,
een droom van alle mensen van goede wil.
Dit kind staat voor de hoop dat wij mensen elkaar de hand kunnen geven
om samen hand in hand te werken aan een goede toekomst,
om samen te gaan op de weg die hij ons in zijn leven gegeven heeft.
Als we dat zien en gelovig ervaren in het kind van Bethlehem, dan is
het echt een openbaring die ons van binnen iets doet.,
Dan is kerstmis niet alleen een feest met mooie woorden en liederen
maar iets dat ons hart raakt.
En als het je van binnen raakt, dan draag je het met je mee,
dan wordt het een levenshouding die richting geeft aan je leven.
Moge we zo dit feest van de Openbaring des Heren en alles waar het voor
staat
beleven in het nieuwe jaar dat voor ons ligt.