Hoop verloren, al verloren, is het gezegde en daar zit veel in. Hoop
is de motor dat een mens of een gemeenschap in leven houdt, en als die
motor uitvalt, valt het leven stil. hoop doet leven, is het gezegde:
hoop zet mensen in beweging.
Hoop is als het hart van de mens, en zoals sommige mensen een sterk
hart hebben en anderen een zwak, zo hebben sommigen een hele sterke
hoop en bij anderen is die zwak en slaat die gemakkelijk om tot
wanhoop. Maar het opvallende is steeds weer dat de hoop meestal enorm
sterk en taai is.
Er wordt nogal eens gezegd: dat of dat is een hopeloze situatie, d.w.z.
een situatie waarin mensen zodanig in de knel komen te zitten dat er
geen uitweg meer is. Er zijn situaties genoeg waarin mensen geneigd
zijn de hoop te verliezen, en toch gebeurt dat in feite weer niet zo
gauw, meestal blijven mensen hopen, zelfs soms tegen beter weten in.
Je ziet het gebeuren bij mensen die getroffen zijn door ernstige
ziekte, kanker bijvoorbeeld: ze blijven hopen op genezing, of in elk
geval op een aantal goede jaren nog. Die hoop houdt ze in beweging. En
zelfs als een dokter dan tegen zo iemand zegt: het spijt me maar er is
geen hoop meer voor u, zelfs dan zie je mensen zich toch vaak
vastklampen aan hun hoop dat die dokter het bij het verkeerde eind
heeft.
Hoop is een ongelooflijk sterke motor in de mens.
Dat is een hopeloze situatie, wordt er vaak gezegd, maar ik denk wel
eens dat we dat veel te gemakkelijk zeggen. Pas achteraf kun je zeggen
of iets echt een hopeloze situatie was. Misschien kun je beter spreken
over schijnbaar hopeloze situaties, en moet je toch de hoop bewaren dat
er iets aan gedaan kan worden, dat er toch uitkomst kan zijn, in welke
vorm ook.
Want, zoals het gezegde gaat:hoop verloren, al verloren. Nu doet zich
iets vreemds voor.
Als een individu zelf in een schijnbaar hopeloze situatie terecht komt,
dan zie je dat die meestal blijft hopen, en blijft vechten om uit die
situatie te komen.
Dan is die hoop een hele sterke motor.
Maar als het gaat om een schijnbaar hopeloze situatie rond problemen op
wereldniveau, problemen binnen een gemeenschap, problemen tussen
bevolkingsgroepen, dan blijkt die motor helemaal niet zo sterk te zijn,
juist het tegendeel: dan wordt er al gauw gezegd: je moet dat maar
aanvaarden, want er is toch niets aan te doen. Maar wie dat zegt
probeert ook niet om er nog iets aan te doen. En dan is het :inderdaad
hoop verloren, al verloren.
Maar gelukkig zie je altijd en overal toch mensen en groepen mensen '
die de hoop niet verliezen, die blijven hopen dat er uitkomst is, die
blijven vechten voor uitkomst, die zeggen: hoe hopeloos het er ook uit
ziet: we geven het niet op, we gaan door. Gelukkig zijn er op allerlei
vlak hoopgevende mensen, die in hun eentje of samen met anderen zich
blijven inzetten voor vrede en gerechtigheid in de wereld, die blijven
proberen om de problemen rond armoede, honger, onderdrukking op te
lossen.
Jezus was ook zo'n hoopgevende mens. Dat was hij heel concreet voor dat
groepje apostelen dat na zijn dood in zak en as zat, bang, moedeloos,
wanhopig. Hij laat zich zien en maakt daarmee duidelijk: het is niet
voorbij, het gaat door, ik leef verder. M.a.w.: wees niet wanhopig,
maar draag mijn boodschap verder.
Te beginnen met Jeruzalem moeten jullie van dit alles getuigen, hoorden
we in het evangelie van vandaag.
Jezus was een hoopgevende mens, ook voor ons nu in deze tijd. Zijn
leven, zijn woorden en daden ademen hoop: hoop voor de zieken, hoop
voor hen die afgeschreven waren, hoop op saamhorigheid in de vorm van
samen delen. En na zijn verrijzenis ook heel uitdrukkelijk de hoop dat
het leven sterker is dan de dood.
Hij daagt ook ons, mensen van vandaag, om hoopgevende mensen te zijn,
en dat kun je alleen als je zelf hoopvol blijft, als je blijft geloven
dat het zin heeft om te hopen en om alles te doen om die hoop te
verwerkelijken. Wij, die geloven in Jezus' boodschap moeten de motor
van de hoop zijn in de wereld van vandaag.
Dit weekend vieren we vier en vijf mei. Van een echt feestelijke
herdenking is op veel plaatsen weinig te merken, behalve dan de
traditionele dodenherdenking op de vooravond.
5 Mei herdenken we dat we onze vrijheid terugkregen,
dat er weer vrede kwam, 58 jaar geleden.
Vrede en vrijheid, ergens gaan ze altijd hand in hand.
Zonder vrijheid kan er geen echte vrede zijn,
zonder vrede geen echte vrijheid.
Maar wat betekenen vrijheid en vrede voor ons, 58 jaar na dato?
Wat zou het voor ons moeten betekenen,
en dat in het kader van onze christelijke geloofstraditie.
Zoals bij meerdere van zijn verschijningen, zo zijn ook in het
evangelie van vandaag Jezus' eerste woorden:
vrede zij u. Sjaloom, nu is dat in het oosten een hele normale groet,
bijna net zoiets als "goeie dag" bij ons. Toch zit er een heel diepe
betekenis is. Het is ook meer dan een wens om vrede in de wereld, dat
oorlog en geweld uitgebannen worden. Het is ook meer dan een wens om
vrede tussen zijn leerlingen, of tussen de mensen in het algemeen:
dat er geen ruzies en onenigheden meer voorkomen. Het gaat om een vrede
die diep in de mens zelf geworteld zit: een geestestoestand van rust en
evenwichtigheid die van binnen zit.
En het is die innerlijke vrede die een mens echt vrij maakt.
Iets van die vrede kom je soms tegen bij oudere mensen: ze stralen soms
een grote innerlijke rust en kracht uit, gerijpt en wijs geworden als
ze zijn door de wisselvalligheden van het leven, en heel vaak ook
gelouterd door wat er in hun leven gebeurd is.
Het opvallende is dat je die innerlijke vrede juist vindt bij mensen
die veel hebben meegemaakt, mensen die verdriet en tegenslag gekend
hebben. Daardoor juist hebben zij geleerd zich niet meer vast te
klampen aan uiterlijkheden of bijkomstigheden maar hun houvast te
zoeken in de diepere waarden van het leven.
Daardoor worden ze ook vrij, van binnen.
Ze zitten niet vast aan bijkomstigheden en uiterlijkheden,
ze laten zich niet binden door wat mén zegt, mén gewoon vindt.
Ze hebben geleerd dingen los te laten,
dingen die ze oorspronkelijk wellicht als heel belangrijk zagen,
misschien zelfs als onmisbaar,
maar achteraf zeggen ze: nee daar ligt niet de waarde van mijn leven.
Die innerlijke vrede en vrijheid en de geestelijke kracht die daaruit
voortkomt,
heeft wezenlijk te maken met geloven. Met geloven dat het leven meer is
dan een goed functionerend lichaam,
dat het leven vraagt om gedeeld te worden met anderen,
om saamhorigheid, verbondenheid, en dus ook dienstbaarheid.
Het heeft ook te maken met geloven in God als het diepste fundament van
alle leven en van alle goedheid,
van zijn opdracht om in vrede te leven met elkaar,
om elkaar leefruimte te geven, ruimte voor vrijheid.
De vrede die Jezus ons toewenst zit vol tegenstellingen. Het is geen
vrede van met rust gelaten worden maar wel een vrede die moet uitmonden
in getuigen. Het is geen vrede van jezelf in een burcht veilig weten,
dat niets je raken kan, maar wel een vrede die van je vraagt dat je je
kwetsbaar durft opstellen door naar buiten te gaan, naar de mensen om
je heen. Het is geen vrede van: tevreden zijn met de wereld waarin je
leeft, maar wel een vrede die je uitdaagt het kwaad dat je ziet minder
erg te maken en het goede een beetje beter, om vrijheid te brengen aan
allen die op de een of andere manier slaven zijn, geknecht, onderdrukt.
De vrede die Jezus ons toewenst heeft niets te maken met gezapigheid,
het rustig op je gemak kunnen doen, je nergens druk om maken. Zijn
vrede moet ons in beweging zetten,
niet toegeven aan oppervlakkigheid in ons leven maar verdieping zoeken.
Pasen is geloven in het leven, maar dan wel in een leven dat meer is
dan eten en drinken, dan werken en slapen. Alleen als je je verdiept in
de zin van het echte leven, zullen we ook de echte vrede kennen en dus
ook echte vrijheid.
We leven in een wereld vol geweld, in een samenleving vol geweld.
Elke dag wel hoor je, lees je berichten over geweld dat mensen
gebruiken tegen elkaar
waardoor ze elkaar veel verdriet en ellende bezorgen.
Op het moment zijn het vooral landen als Irak, Afghanistan, cono
waar veel berichten van geweld en terreur vandaag komen.
Maar ook andere landen in Afrika en Latijns-Amerika worden al jaren
lang geplaagd door allerlei geweldsuitbarstingen,
zinloos geweld dat telkens weer talloze mensenlevens opeist.
Goed beschouwd is er geen land in de wereld
waar echt geen enkele vorm van geweld bestaat.
Ook in onze eigen samenleving hoor je en lees je
steeds weer over allerlei vormen van geweld.
Op veel plaatsen durven mensen 's avonds niet meer op straat te komen,
bang als ze zijn om slachtoffer te worden van geweld,.
Mensen sluiten hun huizen steeds grondiger af
bang dat het geweld bij hen binnendringt.
Het angstige is dat men geweld zo gewoon vindt,
dat sommige vormen ervan een soort sport lijken te zijn,
en dan denk ik bijvoorbeeld aan rellen rond de voetbalvelden.
Het angstige is ook dat bij de machthebbers de mening lijkt te bestaan:
ik wil dat er gebeurt wat ik wil, en als ik daar geweld voor moet
gebruiken dan doe ik dat ook.
Soms is dat, jammer genoeg, inderdaad de enige weg,
als het gaat om de orde te handhaven in een geordende samenleving.
Soms kan bestaand geweld alleen maar bestreden worden met geweld.
Maar geweld met geweld bestrijden is nooit een goed middel,
het is van twee kwaden op dat moment de minst kwade kiezen.
Maar als de president van het machtigste land ter wereld
meent zijn wil te moeten opleggen door het gebruik van grof
oorlogsgeweld
dan zitten we op een heel bedenkelijke weg.
Het is in feite een vorm van machtsmisbruik,
wat voor mooie woorden er ook gebruikt worden,
en machtsmisbruik draagt nooit bij aan vrede in de wereld.
We hebben allemaal wel gehoord van Mahatma Gandhi,
die in verzet kwam tegen de Britse overheersing van zijn land
maar die per se geen geweld wilde gebruiken.
Hij is beroemd geworden om zijn geweldloos verzet,
en ondanks alle geweld tegen hem en de zijnen gebruikt
wist hij toch India te leiden tot een zelfstandige en vrije natie.
Maar mensen als Mahatma Gandhi zijn helaas uitzondering.
Eigenlijk zou elke christen, ieder die gelooft in Jezus boodschap,
een geweldloze mens moeten zijn juist zoals Gandhi,
die overigens juist als Jezus door geweld om het leven kwam.
Jezus was een man die vrede wilde tussen de mensen.
Het is opvallend hoe in veel paasverhalen zijn eerste woorden zijn:
sjaloom, vrede voor jullie.
Nu is sjaloom in het oosten weliswaar een heel gewone groet,
maar het is en blijft wel een wens tot vrede.
En het gaat hier om vrede
die verder gaat dan een situatie zonder geweld en oorlog.
Het gaat om een innerlijke toestand van rust, een innerlijk evenwicht
waarin je echt jezelf kunt zijn.
Maar als er allerlei vormen geweld om je heen bestaan,
dan is het heel moeilijk om echt jezelf te zijn,
om innerlijke rust en vrede te voelen.
Vrede voor jullie, zei Jezus maar hij zei beslist niet:
heb maar vrede met de situatie zoals die is,
leg je er maar bij neer dat er geweld gebruikt wordt,
kijk maar de andere kant op als mensen eronder te lijden hebben.
Laten we eerlijk zijn, in feite is dat wel vaak onze houding.
Toen we zelf gebukt gingen onder het oorlogsgeweld,
nu alweer 61 jaar geleden, hebben we aan den lijve ervaren
wat voor ellende en verdriet dat brengt.
Toen werd er geroepen: nooit meer oorlog.
Een mooie wens, sindsdien zijn er alweer talloze oorlogen gevoerd,
gelukkig voor ons ergens ver van ons vandaan,
en we stonden machteloos, we konden er niets aan doen.
Toch blijft de vraag: hebben we genoeg geprotesteerd?
Hebben we met zijn allen toch niet vaak de andere kant op gekeken?
Er is een verhaaltje over een soepsteen. Daar wil ik vandaag mee
beginnen.
Op een dag komt een reiziger aan in een heel arm dorpje, waar de mensen
nauwelijks te eten hebben. Op het dorpsplein brandt een vuur met een
grote pot erboven
maar die is helemaal leeg. Er is niets te eten.
De reiziger zegt: "ik zal soep voor jullie koken als jullie water in de
pot doen."
"Hoe kun je nou soep koken, je hebt niets bij je."
"Jawel", zegt de man, "ik heb een soepsteen bij me.
Kijk maar, hiermee kun je heel lekkere soep maken."
Nou, dat willen de mensen wel eens meemaken.
Er wordt water in de pot gedaan en de man gooit de soepsteen erin.
Als het water begint te koken, proeft de reiziger eens en zegt:
"Wat meel erbij zou de soep iets steviger maken."
Meteen stond er iemand op om wat meel te halen.
"Een paar tomaten in de soep zou ook heel fijn zijn." Wordt voor
gezorgd.
"En met wat paprika wordt de soep nog lekkerder."
Uiteindelijk weet de man haast iedereen zover te krijgen
om iets uit van eigen karige voorraad te brengen om de soep smakelijker
te maken.
Het resultaat is een grote pot met heerlijke soep
en alle mensen kunnen hun buikje vol eten.
Als ze gegeten hebben, gaat de reiziger weer verder.
"Die soepsteen mogen jullie wel houden,
maar als je weer soep gaat maken moet je het precies zo doen als ik
jullie nu heb voorgegaan." "Ja, dat zullen ze doen."
Als de reiziger langs de rivier loopt, raapt hij een nieuwe steen op en
stopt die in zijn zak.
Die soepsteen is in feite een illusie, er wordt gesuggereerd dat hij
soep maakte, maar in feite deden de mensen het zelf.
Door die steen kwamen ze in beweging om met elkaar te delen.
Mensen van alle tijden hebben heel vaak iemand of iets nodig om ze in
beweging te zetten om samen iets tot stand te brengen.
Jezus van Nazaret was zo iemand die mensen wist te inspireren,
en het evangelie van vandaag onderstreept nog eens
dat hij dit blijft doen ook na zijn dood, hij is en blijft een levende
inspiratie.
Toen ik de evangelietekst van vandaag doorlas
moest ik in eerste instantie denken aan een soort goocheltruc
zoals je die bij illusionisten wel eens ziet.
Ze laten de meest onwaarschijnlijke en onmogelijke dingen gebeuren
duiven uit een lege hoge hoed, een man in een kooi, doek erover en weg
hij, om ergens anders weer opduiken,
of een schone dame in een kist die doormidden gezaagd wordt
en dan toch weer heel blijkt te zijn.
Bij het evangelieverhaal lijkt het ook te gaan om een illusie,
je zou ook haast denken aan een verdwijntruc van goochelaars.
Jezus is dood en begraven, weg dus, niet meer te zien,
en dan duikt hij toch weer op.
Ze denken een geest te zien, staat er in de tekst van vandaag,
een illusie, een droombeeld, je ziet het maar het is niet echt.
Het is wel echt, zegt Jezus dan, ik ben het zelf,
kijk maar goed, kijk naar mijn handen en voeten, kijk hoe ik eet,
een droombeeld, een geest kan dat niet.
Die verrijzenisverhalen zijn maar vreemde verhalen,
zo van: hij is er en hij is er niet, ze zien hem maar ze herkennen hem
niet,
een droombeeld dat toch aan te raken is en dus meer is dan een illusie,
een herinnering aan wie hij was, wat hij deed, zoals het breken van het
brood, en toch een werkelijkheid van hier en nu.
En je blijft juist als bij illusionisten met een vreemd gevoel zitten:
ik zie het maar hier klopt iets niet.
Maar de bedoeling is wel duidelijk.
Juist als de soepsteen in het verhaaltje mensen in beweging zette,
zo wil Jezus mensen in beweging blijven zetten, blijven inspireren
om samen te werken aan een leefbare wereld.
Het gaat niet zozeer om de fysieke Jezus maar om zijn boodschap, zijn
idealen,
niet als mooie gedachten maar als concrete werkelijkheid in mensen
die zijn weg willen gaan, die juist als hij anderen weten te inspireren
om dat grote gebod van de liefde waar te maken.
Hij wil een blijvende inspiratie zijn voor gelovige mensen
om bij te dragen aan een wereld waarin genoeg te eten is voor iedereen,
genoeg welvaart, genoeg levensgeluk, genoeg vrede voor iedereen.
Daarvan, zo luidt de laatste regel van dit evangelie, moeten de
leerlingen getuigen alle tijden door, wij dus ook.