Gebeden op de vijfentwintigste zondag door het jaar

Inleiding:

Iemand ging met pensioen en zei: Ik heb genoeg gewerkt in mijn leven, Vanaf nu doe ik helemaal niets meer. Hij ging in zijn luie stoel zitten en kwam er niet meer uit. En hij verveelde zich een ongeluk en werd ziek van het stil zitten. Je hebt ook mensen die na hun pensionering nog allerlei activiteiten ontplooien, die altijd wel met iets bezig zijn, en dat zijn gelukkige mensen. Waarvoor werken we? Alleen voor het geld of toch voor een stuk levensgeluk. Werken is geen straf, het is eerder een zegen. Voor mensen die werkeloos zijn geraak of arbeidsongeschikt, voor hen is niet kunnen werken een straf. In het evangelie van vandaag gaat het over werken in de wijngaard des Heren. En daar gelden toch andere verhoudingen en andere regels dan in ons gewone werkzame leven. We willen daar even over nadenken.

Openingsgebed:

Heer van tijd en eeuwigheid, wij worden dikwijls geleefd door de dingen om ons heen: de tijd die geld kost, het vele werk dat gedaan moet worden, de haast waarmee we dingen moeten doen. Geef ons in dit samenzijn een moment van rust, dat we stil worden van binnen en ons open stellen voor uw bedoelingen. Zet ons op uw weg met Jezus, uw Zoon, die met U en de heilige Geest leeft tot in de eeuwen der eeuwen. Amen

Gebed over de gaven:

Heer van tijd en eeuwigheid, in een jachtig bestaan van werken en presteren zoeken we een moment van rust aan uw tafel van breken en delen, de tafel van het rijk der hemelen. Moge de verbondenheid en dienstbaarheid die deze tafel symboliseren, meer en meer ons actieve leven beïnvloeden en inhoud geven, opdat in en door ons uw vrede en uw vreugde werkelijkheid worden, voor heel onze mensengemeenschap. Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen

Slotgebed:

Heer van tijd en eeuwigheid, schenk ons toekomst, de toekomst van uw rijk op aarde schenk ons de kracht om te werken aan vrede, vrede die mogelijkheid gemaakt wordt door sociale rechtvaardigheid en een eerlijke verdeling van de rijkdommen van deze aarde; schenk ons de wijsheid om de ware vreugde te vinden, vreugde die werkelijkheid wordt in belangeloze dienstbaarheid aan kerk en samenleving. Moge deze wereld, mede door onze inzet, een thuis worden voor al uw mensen. Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen

Voorbede:
    God, voor alle werkenden bidden wij:
    dat zij niet uitgebuit of overvraagd worden,
    dat zij plezier en waardering mogen vinden in wat zij doen.
    Voor alle werklozen en arbeidsongeschikten bidden wij:
    dat zij toch een zinvolle invulling aan hun leven kunnen geven,
    dat zij erkenning zullen vinden in hun mens-zijn.
    Laat ons zingend bidden.

    Voor alle vrijwilligers bidden wij,
    voor allen die zich belangeloos dienstbaar maken
    in de parochies en in de samenleving,
    dat zij vreugde vinden in hun activiteiten,
    maar zich niet verheven voelen boven anderen
    die daarvoor geen tijd en animo hebben.
    Laat ons zingend bidden.

    Voor alle vredesactivisten bidden wij,
    voor allen die ijveren voor duurzame vrede tussen de volken,
    dat zij zich niet laten ontmoedigen door dreigende taal
    van regeringsleiders en politici,
    maar blijven zoeken naar wegen om te komen
    tot een wederzijds begrip en duurzame vrede,
    tussen moslims en christenen, tussen joden en Palestijnen.
    Laat ons zingend bidden.

    Godschenk ons uw Geest van wijsheid en kracht
    opdat wij goede werkers zijn in uw wijngaard
    tot welzijn van heel onze gemeenschap.
    Dat vragen wij U in Jezus' naam. Amen
Teksten, gebeden, gedichten bij de vijfentwintigste zondag door het jaar.
Loon naar werken
    Er was eens een koning die veel arbeiders in dienst had. Eén van hen toonde meer ijver voor zijn werk dan de anderen. Wat deed de koning, toen hij dat zag?
    Hij nam deze arbeider apart en wandelde op en neer met hem.
    Die avond kwamen de arbeiders om betaald te worden en de koning betaalde het hele dagloon uit aan degene met wie hij gewandeld had.
    Toen ze dit zagen, klaagden de andere arbeiders en zeiden:
    'Wij zijn vermoeid omdat we de hele dag hebben gewerkt, en die man die maar twee uur heeft gewerkt krijgt het zelfde loon als wij?'.
    'Maar', antwoordde de koning, 'hij heeft meer gedaan in twee uur dan u de hele dag'.
Gebed
    God, voor alle werkenden bidden wij:
    dat zij plezier en waardering mogen vinden in wat zij doen.
    Heer, ontferm u.

    Voor alle werklozen bidden wij:
    dat zij erkenning zullen vinden in hun mens-zijn.
    Heer, ontferm u.

    Voor alle scholieren en studenten bidden wij:
    dat zij de baan mogen vinden die past bij hun mogelijkheden en verwachtingen.
    Heer, ontferm u.

    Voor allen in de gemeente/parochie bidden wij:
    dat zij in hun activiteiten en taken zullen bouwen aan het koninkrijk.
    Heer, ontferm u.

    Voor allen die actief zijn in verenigingen, clubs en organisaties, bidden wij:
    dat zij de maatschappij tot nut zijn.
    Heer, ontferm u.

    Voor ons allen bidden wij:
    dat wij van ophouden weten en tijd nemen voor onszelf, elkaar en U.
    Zo bidden wij, omdat Jezus dat wil.
Openingsgebed
    God, wij worden dikwijls geleefd
    door de dingen om ons heen:
    de tijd die geld kost,
    het werk dat gedaan moet worden,
    de leiding die alle beslissingen neemt.
    Soms zouden wij eruit willen breken
    op zoek naar nieuwe mogelijkheden.
    Zet ons op uw weg met Jezus, uw Zoon,
    die met U en de heilige Geest
    leeft tot in de eeuwen der eeuwen.
Werken, waarvoor
    Er slaapt een zwarte man onder een reusachtige mangoboom. Een blanke man ziet hem liggen, maakt hem wakker en zegt:
    "Sta op, slaapkop, je verluiert je hele leven. Pluk liever wat mango's."
    "Waarom zou ik dat doen, blanke man? Er vallen er dagelijks genoeg van naar beneden. Ik verzamel die voor mijn gezin. De rest zou toch maar bederven in mijn schuur."
    "Je moet ze ook niet bewaren in je schuur. Je moet ze verkopen op de markt."
    "Ik begrijp het, blanke man: het geld kan ik wel bewaren, dat bederft niet."
    "Nee, domoor, je moet het niet bewaren. Geld moet rollen."
    En de zwarte man wilde een feest aanrichten voor heel het dorp. Ook de blanke man mocht komen.
    Maar die vond feesten weggegooid geld.
    "Je moet het nuttig besteden."
    "Hoe dan?" vroeg de zwarte man.
    "Je moet van het geld dat je verdient op de markt eerst één, dan twee en tenslotte alle mangobomen hier op het dorpsplein opkopen."
    "Maar die mangobomen zijn van niemand. Iedereen mag de vruchten ervan eten," zei de zwarte man.
    "Dat is het hem juist. Nu zijn ze van iedereen. Dan zullen ze alleen van jou zijn. Wie nog een mango wil eten, moet hem bij jou kopen. Ik zie het al voor me... Je wordt rijk. En dan ...'
    "Ja blanke man, en dan?"
    "Dan koop je langzamerhand alle mangobomen in je omgeving..."
    "Wat moet ik er mee doen? De vruchten zullen als een grote rottende berg ons hele dorp bedekken...", riep de zwarte.
    "Stil, luister. Natuurlijk laat je al die mango's niet opeten door je dorpsgenoten. Je begint een conservenfabriekje. Je blikt de mango's in en stuurt ze naar rijke landen, waar de mango een nauwelijks bekende lekkernij is. Je fabriek wordt een enorm bedrijf. Een groot aantal van je landgenoten zal er dan werken. Maar jij, jij werkt niet meer."
    "Wat doe ik dan, blanke man?" "Jij zult hier op deze plek een villa hebben gebouwd met een tuin vol mangobomen. Je zult in hun schaduw lekker kunnen slapen."
    "Maar ik rust nu al in hun schaduw, blanke man ..."
Het viooltje
    Er was eens een mooi en geurig viooltje dat gelukkig leefde tussen haar vrienden, en in een verlaten tuin tevreden heen en weer wiegde temidden van de andere bloemen.
    Op een morgen toen haar kroon versierd was met dauwdruppels, hief ze haar hoofdje op en keek om zich heen; ze zag een lange en mooie roos, trots rechtopstaand en hoogreikend in de ruimte, als een brandende toorts op een voet van smaragd.
    Het viooltje opende haar blauwe lippen en zei, 'Wat ben ik vergeleken bij deze bloemen en hoe nederig is mijn positie die ik in hun nabijheid inneem! De natuur heeft mij klein en arm gemaakt... ik leef heel dicht bij de aarde en ik kan mijn hoofd niet opheffen naar de blauwe hemel en mijn gezicht niet naar de zon wenden, zoals de rozen.'
    De roos hoorde de woorden van haar buurvrouw; ze lachte en antwoordde, 'Wat zeg je toch vreemde dingen! Je hebt geluk gehad. De natuur heeft je gezegend met een welriekendheid en schoonheid, die ze geen ander heeft geschonken... Zet die gedachten van je af en wees tevreden, en bedenk dat hij die zich vernedert, zal worden verhoogd en wie zich verhoogt, zal worden vernederd'

      Kahlil Gibran
terug naar de overweging