Maria, de nederige dienstmaagd des Heren, de gezegende onder de
vrouwen. Wat betekent zij voor de vrouwen van deze tijd? Ik denk dat de
meeste weinig boodschap hebben aan haar eenvoud en dienstbaarheid. We
leven immers in de tijd van de vrouwenemancipatie.
De vrouw moet meer mans worden, is de leuze. Meer mans, en ook, zo
lijkt het tenminste: meer man. Er wordt tegenwoordig volop reclame
gemaakt om vrouwen in mannen-beroepen te krijgen.
Daar staat tegenover dat de man meer vrouw moet worden, zo lijkt het
althans:
in steeds meer huishoudens doen de mannen toch het werk dat vroeger
haast exclusief de taak van de vrouw was.
Een moeder die alleen maar in haar huishouden werkt, die alleen maar
zorgt voor haar gezin, is eigenlijk ouderwets. Want moeders hebben er
toch ook recht op om buitenshuis een baan te hebben. En kleine kinderen
hebben toch ook het recht om naar de crèche te gaan, en iets oudere
kinderen hebben toch het recht om zelf een huissleutel te hebben, aan
een koordje om hun hals. En de mannen hebben 's avonds toch recht op
een diepvriesmaaltijd.
Dit is natuurlijk flink overdreven, maar soms lijkt het er wel een
beetje op.
Vroeger werd in huwelijksmissen meestal een tekst van Paulus gelezen
waarin stond dat de vrouw onderdanig moest zijn aan de man. Dat mag je
tegenwoordig niet meer zeggen: die onderdanigheid is uit den boze.
Onderdanigheid in de zin van dat de een de mindere is van de andere, in
de zin van een soort slaafse volgzaamheid, is inderdaad uit den boze,
voor de vrouw, maar net zo goed voor de man, want laten we eerlijk
zijn: vroeger werd wel gezegd dat de vrouw onderdanig moest zijn aan de
man, maar in feite was het ook vaak andersom.
Onderdanigheid als gezagsverhouding, waarin de een de baas speelt over
de andere, dat past absoluut niet in een huwelijk of in een gezin,
vroeger niet en ook nu niet.
Maar er is wel iets anders dat we goed in de gaten moeten houden. In
een huwelijk past beslist geen onderdanigheid of ondergeschiktheid die
van buiten af wordt opgelegd, maar wat wel nodig is, is een houding
waarin man en vrouw zichzelf ondergeschikt maken aan elkaar en aan hun
gezin: een houding van dienstbaarheid van binnen uit: een leefwijze
waarin men zichzelf en zijn eigen interesses en verlangens toch op de
tweede plaats kan stellen, ten gunste van de ander, van de anderen.
Zo'n houding van vrouw én man, is van levensbelang voor een gelukkig
huwelijk, een gelukkig gezin.
Als die houding er is dat zijn ze mans genoeg om samen het hoofd te
bieden aan problemen, tegenvallers, of spanningen die er zich kunnen
voor doen.
Als die houding er is dan maakt het niet uit wie van de twee
buitenshuis werkt, wie voor het huishouden zorgt, wie de kinderen
opvangt als ze uit school komen.
Ouders die zich echt dienstbaar willen maken aan hun gezin, zullen hun
kinderen niet zo gauw de hele week aan anderen toe vertrouwen of een
sleutel om de nek hangen, tenzij misschien in uiterste noodzaak, maar
ze zullen ook niet zo gauw denken dat het echt noodzakelijk is.
Maria, de dienstmaagd des Heren, wellicht heeft zij ook moderne ouders
meer te zeggen dan we wel denken.
Vroeger werd er wel gezegd: de man is het hoofd van het huisgezin,
hij is de baas. En dan werd er ondeugend wel eens aan toegevoegd: maar
hij moet wel doen wat zijn vrouw wil. De vrouw mocht dan officieel wel
een beetje op de tweede plaats komen, toch had zij heel vaak, al of
niet achter de schermen, hele grote invloed.
En de kinderen, die iets wilden, wisten meestal feilloos hoe ze dat het
beste eerst bij moeder konden aankaarten,
dan hadden ze goede kans dat vader het uiteindelijk ook goed vond.
Die positie heeft ook Maria de eeuwen door ingenomen
in de geloofsbeleving van grote groepen mensen.
God, onze Vader in de hemel, is natuurlijk de grote baas, maar in
moeder Maria in de hemel hebben wij daar een hele sterke
voorspreekster. Dat ging, en gaat soms nog, zover dat veel mensen
meer vertrouwen hadden en hebben in Maria's voorspraak
dan dat zij vertrouwen hadden en hebben in Gods goedheid en zorg. En
ergens is dat heel begrijpelijk:
Maria staat veel en veel dichter bij ons dan die almachtige grote God,
die zo ongrijpbaar is, zo eindeloos ver weg in zijn glorie Maar deze
houding kan ook te ver gaan,
en dat was in het verleden en ook nu nog wel eens het geval.
Het leek er wel eens op dat voor veel gelovigen Maria nog belangrijker
en zelfs machtiger was dan God zelf. En dat kan natuurlijk niet. Dan
worden zaken scheef getrokken.
Dat was ook de reden waarom de protestanten zich altijd zo heftig tegen
die Maria-verering verzet hebben.
Iets van dat scheve komen we in onze tijd nog wel tegen. Je hebt mensen
die nooit van ze leven naar de kerk gaan, maar elke meimaand gaan ze
wel een keer naar Handel
en minstens eens per jaar naar Kevelaar. Het is natuurlijk best goed
dat zij dat doen, en tegelijk moet je zeggen: hier klopt iets niet.
Je kunt God niet voorbijlopen om naar Maria te gaan.
Maria kan God ook niet vervangen, dat wil ze zelf ook beslist niet.
In het magnificat, we hebben de tekst ervan zojuist in het evangelie
gehoord vestigt zij juist heel duidelijk de aandacht op God: zij zelf
betekende niets, ze was maar de kleine dienstmaagd. Het is God, haar
redder, die alles bewerkt heeft. Niet zij, maar God daar gaat het om.
En misschien moeten alle Maria-vereerders daar wat meer aandenken.
Natuurlijk, Maria mag een hoogverheven plaats innemen in onze verering.
Ze mag als moeder delen in de hoogverheven plaats van haar zoon,
Jezus, de volmaakte mens, waarlijk zoon van God,
en als zodanig mocht hij ook delen in de volheid van Gods glorie.
En Maria mag je in dat licht zien als de gezegende onder de vrouwen,
als het toonbeeld van de volmaakte vrouw en daarom mocht zij ook delen
in de volheid van Gods glorie. Dat is precies de betekenis van het
feest van vandaag.
Maar, en dat blijkt ook uit de woorden van het magnificat: Maria's
grootheid is geen eigen verdienste maar puur genade.
Het is God die haar uitgekozen heeft en verheven.
Haar grootheid ligt in het feit dat zij ja gezegd heeft op die
uitverkiezing. Haar grootheid ligt in haar geloof in Gods werkzaamheid.
In het evangelie hoorden we hoe Elisabeth dat heel juist formuleerde:
zalig zij die geloofd heeft dat tot vervulling zal komen wat haar
vanwege de Heer gezegd is.
Om dat geloof is zij hoogverheven en is het juist dat wij haar vereren,
maar daar mag het niet bij blijven.
Als je grote bewondering voor iemand hebt, als je die persoon ook wilt
eren,
dan doe je dat op de eerste plaats door die persoon na te doen, na te
volgen.
En Maria navolgen in je leven betekent heel concreet: je eigen
kleinheid en geringheid bewust zijn en tegelijk geloven dat je een
instrument kunt en moet zijn in Gods handen. Maria, de dienstmaagd des
Heren, gaf dat gestalte door dienstbaar te zijn aan de mensen, aan
Elisabeth, aan haar eigen gezin. Zo moeten ook wij ons geloof in God
beleven: in dienstbaarheid
en wel dienstbaarheid aan de mensen om ons heen,
in ons gezin, op ons werk, overal waar we samen leven en werken.
Dat is de voornaamste manier waarop we Maria kunnen vereren:
dat we zoveel mogelijk op haar proberen te gelijken, juist ook in die
dienstbaarheid.
Elke vier jaar worden de Olympische spelen gehouden.
Duizenden atleten en sportlui trekken ernaartoe
om mee te doen aan de diverse wedstrijden
en allemaal dromen ze van een ereplaats op het podium,
het liefst op de middelste en hoogste plek.
Ze strijden allemaal voor een gouden plak.
Die Olympische spelen zijn in de sportwereld een heel bijzondere
gebeurtenis,
waar men zich jaren op voorbereid in vaak harde training.
Iedereen wil graag een plaats op het podium
en niemand zoekt het om op de laatste plaats te staan.
Zij die een gouden medaille halen, gaan als helden naar huis.
De meeste anderen verdwijnen weer in de vergetelheid.
Vandaag vieren we dat Maria de hoogste prijs won die men bedenken kon:
het podium waar zij op staat reikt tot in de hemel.
Maria wordt alom geëerd als een grote superster,
zij is a.h.w. behangen met gouden plakken.
Natuurlijk mag zij op bijzondere wijze geëerd worden,
maar we moeten wel bedenken dat haar ereplaats
een totaal andere is dan die van sportsterren en andere kampioenen.
Dat wordt al meteen duidelijk gemaakt in de woorden van Maria zelf:
van vreugde juicht mijn geest om God omdat hij welwillend heeft
neergezien op de kleinheid van zijn dienstmaagd.
Maria heeft een ereplaats in het rijk van God,
en daarin gelden heel andere regels dan bij de Olympische spelen,
heel andere maatstaven dan welke gewoon zijn in onze leefwereld.
Hier gaat het niet om de prestaties die jij levert,
maar om de roeping van God, de plek die hij je geeft.
Hier gaat het niet om competitie en rivaliteit, om de eerste te zijn,
maar of je bereid bent mee te werken aan Gods bedoelingen.
En bij God komen de geringen, de zwakken, de armen, de hongerenden
op het erepodium, als ze tenminste gewoon goed geleefd hebben.
In het rijk van God zijn onze verhoudingen vaak omgekeerd:
wie wij als eersten zien, zijn bij hem dikwijls laatsen
wie bij ons laatsten zijn, zijn bij hem vaak eersten
Bij hem zijn verliezers vaak de winnaars en andersom.
de dienaren komen er voor de bazen, de kleinen voor de groten.
Maria's grootheid lag in haar dienstbaarheid aan Gods plannen,
maar ook aan haar nicht Elisabeth tijdens diens zwangerschap.
Maria maakte heel concreet al de boodschap van haar zoon Jezus
waar in haar leven en dat maakte haar groot in de ogen van God.
De verering die Maria overal te beurt valt, is prima,
maar soms lijkt het wel veel op de eer die we Olympische kampioenen
brengen.
Je zou dat een eerbetoon zonder consequenties kunnen noemen.
We bewonderen hun prestaties maar denken tegelijk:
wat zij presteren, hoef ik gelukkig niet op te brengen, want dat kan ik
niet.
We hebben Maria zo omgeven met allerlei titels,
dat de ware Maria haast onzichtbaar geworden is.
Maar als we Maria vereren als een soort kampioen,
dan doen we de kleinheid van die dienstmaagd tekort,
want daarin ligt, in Gods ogen, juist haar grootheid.
Als we Maria vereren, dan moet dat in feite voor ons betekenen
dat we haar proberen na te volgen op die weg die Jezus gewezen heeft:
die weg van dienstbaarheid.
En die navolging is de voornaamste eer die we Maria kunnen brengen
Natuurlijk mogen we haar zien als onze voorspreekster in de hemel.
Natuurlijk mogen we haar voorspraak in roepen voor onze intenties,
door een gebed of door een kaarsje voor haar op te steken.
Maar we moeten op de eerste plaats proberen haar na te volgen
in het eenvoudige geloof, dat haar kenmerkt,
in de dienstbaarheid die zij inhoud gaf.
Maria navolgen is durven geloven in Gods bedoelingen.
Maria navolgen is jezelf klein durven maken,
dat is niet toegeven aan de bekoring waaraan wij allemaal bloot staan:
om boven anderen te willen uitsteken, om meer te zijn dan anderen.
Maria navolgen is steeds eerst kijken wat je voor anderen kunt doen en
betekenen,
waarmee je anderen van dienst kunt zijn.
Als we Maria alleen maar zien als een superster,
een persoon om te eren of alleen als een redster in de nood,
dan doen we haar grootheid tekort.
Vandaag vieren we dat zij op een heel hoog erepodium staat,
maar ze moet ook midden in ons leven staan
om goed naar haar te kijken, om haar te kunnen navolgen.
Dat is het belangrijkste.
Er is een verhaaltje over Maria en Jozef.
Ze mochten van O. L. Heer nog een keertje terug naar de aarde.
En ze mochten zelf zeggen naar welke plaats.
Nou, zei Jozef, ik zou nog wel eens naar Nazareth willen
om eens te kijken hoe het er nu na al die eeuwen uitziet.
En Maria zei: Ik zou wel eens naar Lourdes willen.
Ik hoor er veel van maar ik ben er nog nooit geweest.
En O. L. Heer willigde beide wensen in.
Eerst gingen ze naar Nazareth om daar eens rond te kijken.
Ze werden er niet vrolijk van. Het was allemaal veel groter en moderner
dan in hun tijd
maar wat betreft de mentaliteit was er weinig of niets veranderd.
Toen was er veel achterdocht jegens de Romeinse bezetters,
maar nu zagen ze veel achterdocht naar de Palestijnen toe.
Toen waren er heel conservatieve priesters en schriftgeleerden
die verkrampt waren in hun heel enge wetjesgeest.
Hun zoon Jezus had genoeg problemen gehad met die lui.
Maar die mensen waren er in deze tijd ook nog volop.
Daarna gingen Maria en Jozef naar Lourdes. Ze keken hun ogen uit.
Maria was helemaal ondersteboven bij alles wat ze daar zag.
Komen al die mensen voor mij, vroeg ze vol ongeloof.
Ze zag ook overal beelden van zichzelf en ze was geschokt
dat zij bij heel veel beelden een kroon op het hoofd had.
Dat is toch absurd, zei ze, ik ben toch geen koningin.
Ze wist eigenlijk niet of ze erom lachen of huilen moest.
Weer terug in de hemel vertelden ze O. L. Heer hun ervaringen.
Maria´s eerste vraag was: Hoe kan dat nu dat ik daar met een kroon op
zijn hoofd wordt afgebeeld
en dat al die duizenden mensen bij mij komen bidden en kaarsen opsteken?
O.L. Heer glimlachte om haar verwarring. Maria, zei Hij,
lang geleden zei je toch: zie de dienstmaagd des Heren.
En jij hebt je dienstbaarheid waar gemaakt in je gezin,
voor je nicht Elisabeth en veel anderen.
Daar gaat het ook om in het Koninkrijk der hemelen dat jouw zoon
preekte.
En misschien weet je nog dat hij zei: wie de eerste wil zijn moet
dienaar van allen zijn.
In het koninkrijk der hemelen ben jij een koningin omdat jij je op
bijzondere manier dienstbaar hebt gemaakt.
En het wonder van Lourdes is dat zoveel mensen zich dienstbaar maken
aan anderen, aan zieken en gebrekkigen, aan mensen die het moeilijk
hebben. Daarom ben jij, Maria, op een bijzondere manier tegenwoordig in
Lourdes,
niet zozeer in de vele beelden die je daar overal ziet,
ook niet zozeer in de talloze kaarsen die er aangestoken worden
maar wel in jouw geest van dienstbaarheid die zovelen weet te
inspireren.
Terwijl O. L. Heer zo aan het praten was bloosde Maria van weelde,
want ze voelde zich helemaal niet zo hoog verheven.
Maar ze vond het wel fijn dat zij voor velen een voorbeeld was
van dienstbaarheid, van zorg en aandacht voor de medemens.
Als wij vandaag op deze feestdag naar Maria kijken
dan moeten vooral het beeld voor ogen hebben van dat eenvoudige meisje
dat de moeder van Jezus werd en dat uitblonk in dienstbaarheid.
We kunnen wel allerlei eretitels verzinnen voor deze vrouw,
dat is in de loop van de geschiedenis ook volop gebeurd,
maar de voornaamste manier om haar te eren is toch
zelf leven in die geest van dienstbaarheid waarin zij zo groot was.
Haar voorspraak inroepen met gebeden en lichtjes,
dat is natuurlijk ook een manier om haar te eren.
We mogen haar aandacht vragen voor onze noden en problemen
of voor die van mensen die ons dierbaar zijn.
Maar alleen door echt hart te hebben voor anderen, zoals zij,
is zij in de geest tegenwoordig in ons midden.
En we mogen haar gerust bezoeken en vereren in Lourdes, Fatima,
Kevelaer
of in een van de vele anderen bedevaartplaatsen
maar veel belangrijker is het haar een plek te geven in ons hart,
juist in die houding van dienstbaarheid aan de medemens.
Een kind eert zijn moeder het meest door wat heilig was voor haar
ook zelf waar te maken in het leven. Dat geldt ook voor ons naar Moeder
Maria toe.