Lezingen: Handelingen der Apostelen 8, 5-8. 14-17; Johannes 14, 15-21

Zesde zondag van Pasen 1999

Jezus gaat weg van deze wereld, en toch blijft hij leven. Hij laat de zijnen niet verweesd achter: hij blijft zich aan hen openbaren. Want de Vader geeft een andere helper: de geest van de waarheid. De wereld zal er niet ontvankelijk voor zijn, maar wie vol is van Jezus, wel.
De geest van de waarheid? Wat moeten we ons daarbij voorstellen? Als je in het woordenboek kijkt dan staat er achter het woord waarheid het volgende: overeenstemming tussen denkbeeld, verhaal of bericht en de zaak zoals zij is. Het gaat hier duidelijk over de waarheid spreken, of anders geformuleerd: niet liegen, oprecht, waarheidsgetrouw zijn.
Maar het bijbelse woord waarheid gaat veel verder dan waarheid spreken: het betreft een manier van leven die in overeenstemming is met het wezen van je mens-zijn zoals je dat in je geweten ziet. Uiteindelijk dat het om overeenstemming met Gods bedoelingen. Hier gaat het om waarheid, waarachtigheid in je zijn, in je doen en laten en die is minstens even belangrijk dan de waarheid spreken. Maar wat is de waarheid? Vaak is dat duidelijk genoeg. Vaak liegen mensen alsof het gedrukt staat, vaak wordt je beduveld waar je zelf bij staat, leugenachtigheid en bedrog zijn helaas aan de orde van de dag.
Er is een gezegde dat zegt: je hoeft niet altijd de waarheid te zeggen, maar wat je zegt moet wel altijd waar zijn. Daar zit heel veel in. Als iedereen in onze samenleving, van hoog tot laag, politici en gewone burgers, zich daaraan houden zou, dan zag onze samenleving er al heel anders uit.
Maar heel vaak is het niet zo duidelijk wat nu de waarheid is, er is nog zoveel waar we geen helder zicht op hebben, er is nog zoveel wat we niet helemaal begrijpen. De een zal het dan als waarheid aannemen, een ander niet. En wie heeft er dan gelijk? Soms kan alleen de geschiedenis dat leren.
Er zijn in de loop van de jaren heel wat valse waarheden verkocht, juist ook als het gaat om God, om Jezus' boodschap, om alles wat met onze christelijke godsdienst te maken heeft. Oude mensen hoor je wel eens zeggen: ze hebben ons vroeger maar wat wijsgemaakt. Toch dacht men toen dat dat de waarheid was, dat men dat dus moest uitdragen.
En jammer genoeg hebben er in de kerk nogal eens mensen rondgelopen die dachten dat ze de waarheid in pacht hadden, en hier en daar lopen die nog steeds rond. Mensen die zo zeker zijn dat iets zus of zo is, die zo overtuigd zijn van eigen gelijk dat ze niet meer willen zoeken naar de waarheid, de waarde van een theorie of van bepaalde handelingen, dat ze niet meer openstaan voor de werkelijkheid, een werkelijkheid die vaak talloze aspecten heeft die allemaal deel-waarheden zijn, een werkelijkheid die ontwikkeling en groei kan kennen in de manier waarop mensen er tegen aan kijken.
Het probleem is dat mensen die denken dat ze alles precies weten en begrijpen, niet meer luisteren naar anderen, naar wat die te zeggen hebben, dat ze niet meer openstaan voor verdieping en vernieuwing. En dan loop je het risico dat ze heel bekrompen en krampachtige worden en daardoor de waarheid juist veel geweld aandoen.
Wat is de waarheid? Bestaat die wel: dé waarheid? De waarheid zit in elk geval niet in een boek, ook niet in de bijbel, ook niet in de katechismus, hoe nieuw en dik die ook moge zijn. Maar de bijbel en in mindere mate ook de catechismus wijzen wel de weg naar de waarheid, en daarom is de bijbel ook zo'n belangrijk boek.
En de Geest van de waarheid, die God ons schenkt? Ook die geeft ons niet de waarheid als een afgerond geheel, als een pakketje waardoor we alles weten en begrijpen. Maar die Geest van de waarheid laat ons zoeken langs de weg die Jezus ons gewezen heeft. De Geest van de waarheid houdt ons in beweging en behoedt ons voor verstarring. De Geest van de waarheid maakt dat we de moed niet verliezen.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag van pasen 2002

In de eerste lezing trekt de diaken Filippus predikend rond. Hij spreekt blijkbaar de mensen aan, want zo staat er zij luisterden met grote belangstelling en vol ontzag. In de tweede lezing hoorden we evangelieteksten van Johannes. Die spreken ons helemaal niet zo aan, ze klinken zo moeilijk. Hij legt Jezus allemaal van die diepzinnige woorden in de mond, een gezwollen taal waar we geen raad mee weten. Je kunt je haast niet voorstellen dat zijn toehoorders er enthousiast naar geluisterd hebben. Vandaag zijn wij de toehoorders en we vragen ons af: wat moeten wij in deze tijd met die teksten? Ze lijken zo heel ver af te staan van de werkelijkheid van ons leven. En toch, als je je erin verdiept, dan hebben ook die moeilijke teksten van Johannes ons best wat te zeggen. Hij spreekt vaak over de wereld, de wereld die niet ontvankelijk is voor de Geest van de waarheid die Hij zal zenden. Als Johannes het over de wereld heeft dan gaat het hem niet om die aardbol met al zijn landen en naties, en het gaat hem ook niet om de mensheid, nee, bij hem staat de wereld voor onwaarachtigheid, leugen en bedrog, voor alle situaties waarin mensen de waarheid geweld aandoen. Als wij zeggen: het is een rotte boel in de wereld, dan zitten we op dezelfde golflengte als Johannes. De wereld, dat zijn bankdirecteuren die zich schuldig maken aan fraude, politici die, als het hun uitkomt, de werkelijkheid verdraaien, fabrikanten die het milieu ernstig vervuilen, politieagenten die zich laten omkopen, advocaten die het niet zo nauw nemen met de waarheid drughandelaars, koppelbazen, fietsendieven en zo kun je eindeloos doorgaan. De wereld, dat is een mentaliteit die het niet zo nauw neemt met de regels, dat is een vervagend normbesef, waarin oneerlijkheid gewoon wordt, een instelling waarin iedereen moet kunnen doen waar hij zin in heeft. Die wereld is vlak om ons heen, we hebben er elke dag mee te maken: In die wereld leven wij, we zijn er een stukje van. En we zijn christenen, volgelingen van Jezus Christus, d.w.z. mensen die niet de weg van de wereld willen gaan maar de weg van Jezus Christus, die van zichzelf zei dat hij niet van de wereld was. En die ook wil dat wij, zijn volgelingen, niet van de wereld zijn. En dat is juist de grote bekoring waaraan we allemaal bloot staan; toch maar meedoen met de wereld, meegaan met de grote stroom, dat is toch altijd het gemakkelijkst. "Iedereen doet het toch", dus waarom zou ik het niet doen? En toch als je als overtuigde christen wil leven, dan moet je het ook aandurven tegen de stroom in te gaan als de weg van Christus dat van je vraagt, de weg die de Geest van de waarheid ons wijst. En dat is heus niet altijd zo eenvoudig. Er is moed voor nodig om al die levenszaken te bezien en te beoordelen in het licht van Jezus' boodschap. Het is zo gemakkelijk van: iedereen doet het toch, dus waarom zou ik het niet doen. In een wereld die steeds oppervlakkiger lijkt te worden, wordt het ook steeds moeilijker om als overtuigde mens, als trouw christen te leven. Het evangelie van vandaag begint met de woorden: als gij mij liefhebt, zult ge mijn geboden onderhouden, en die zin kun je het beste zo omschrijven: alleen als je een hele hechte band met mij hebt, zul je het klaarspelen om mijn weg te gaan. Alleen als Jezus en zijn boodschap heel veel voor ons betekenen, alleen dan zullen we de moed kunnen opbrengen om niet de weg van de wereld te gaan, de weg van de minste weerstand, en ons laten leiden door de Geest van de waarheid die Jezus ons heeft meegegeven.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag van Pasen 2005

Clara, het is zomaar een naam, heeft haar middelbare school af en ze heeft besloten dat ze verpleegster wil worden. De eerste maanden is het alleen maar leren en dat gaat haar prima af, ze hoort bij de besten van de groep. Daarna gaat ze als leerling-verpleegkundige de praktijk in, in een ziekenhuis. Maar daar wil het niet zo best lukken. De dingen die ze doen moet, doet ze uitstekend, maar ze heeft er geen slag van om met de patiënten om te gaan. Regelmatig krijgt ze op haar kop dat ze te hard en te onvriendelijk is, dat ze geen geduld heeft met de zieken en aan het eind van het eerste jaar krijgt ze te horen dat ze maar beter stoppen kan. Ze is gezakt voor haar praktijk. Clara begrijpt er niets van. Ze heeft toch zo haar best gedaan.
Hetzelfde overkomt ook anderen, met name in de zorgverlenende beroepen. Het is de eeuwige botsing tussen theorie en praktijk. De theorie is nodig om de praktijk goed te doen maar de praktijk is wel een heel andere wereld dan de theorie.
De theorie zit in je hoofd en de praktijk zit voor een deel in je handen maar ook voor een groot deel in je hart en wie zijn hart niet kan laten spreken, kan ook zijn handen niet goed laten werken.
M.b.t. de theorie kun je een heel knappe kop zijn, die precies weet wat er in de handboeken staat, en hoe je in bepaalde situaties moeten handelen. Maar als je de kunst niet verstaat om met mensen om te gaan, dan ga je toch af in de praktijk.
Zeker in de verzorgende beroepen is het van belang dat je een patiënt nooit als een ziekte-geval ziet maar dat je een mens voor je ziet, die ziek is, die hulp nodig heeft.
Als je een medemens alleen met je hoofd benadert, en hem of haar in een vakje stopt die je in je hoofd hebt, dan doe je die mens tekort. Maar als je ook met je hart kijkt, als je je bij hem of haar betrokken voelt dan zullen je handen misschien precies hetzelfde doen maar het komt wel heel anders over: veel warmer, veel menselijker.
Dit geldt niet alleen in de gezondheidszorg, het is van levensbelang overal waar mensen elkaar ontmoeten, met elkaar omgaan, dat ze hun hart laten spreken, dat ze met hun hart kunnen luisteren.
Van harte openstaan voor mensen is niet een stuk theorie dat je uit de boeken leren kunt. Het tegendeel lijkt wel eens het geval: hoe meer iemand gestudeerd heeft: hoe verder hij of zij soms afstaat van mensen. Nu kun je natuurlijk ook zeggen: goed kunnen omgaan met mensen is een natuurlijke aanleg, je hebt het of je hebt het niet. Tot op zekere hoogte kan dat wel waar zijn, toch zijn er ook andere factoren die een rol spelen.
Het gaat heel wezenlijk om een levenshouding van hart hebben voor mensen, van zorg en aandacht voor de mede mens bovenaan staan. Iemand die alleen zichzelf belangrijk vindt, alleen zijn eigen belangen, zijn eigen welzijn, zijn eigen verwachtingen, die valt vroeg of laat door de mand in zijn omgang met anderen.
Het gaat om een houding waarin je begaan bent met anderen, waarin je steeds oog hebt voor de ander als mens, als mens met een eigen identiteit, eigen gevoelens, eigen verwachtingen, zorgen en problemen, een mens met zijn eigen levensomstandigheden.
Zo gauw je mensen etiketten gaat opplakken, en dat doen we zo vaak, zo gauw je gaat generaliseren, en wie bezondigt zich daar niet aan, zo gauw je gaat praten over een ziektegeval, over een asociaal geval, over een vervelend geval, over een hopeloos geval, we doen het vaak zonder het zelf te merken, dan doe je mensen tekort, zelfs als het etiket misschien waar zou zijn.
In het evangelie van vandaag ging het weer eens over liefde. Bij het woord liefde kun je allerlei mooie beschouwingen houden, maar in feite gaat het heel concreet om een praktijk van leven waarin je het goede wil voor iedereen, waarin je hart hebt voor mensen, je hart laat spreken naar mensen toe wie of wat zij ook zijn.
Jezus sprak over de Geest van de waarheid die hij zou zenden. Die Geest van waarheid is er niet een van de theorie, van de wetenschap, maar Hij zit vooral in je hart, Hij beweegt je tot een praktijk van leven waarin je medemensen benadert met waarachtige welwillendheid.

Gebeden en teksten bij deze zondag

Zesde zondag van Pasen 2008

Misschien hebt u ook wel eens gekeken naar die tv-serie The Nanny. Nanny is het Engelse woord voor kindermeisje maar in de tv-serie ging het om professionele hulpverleners die ouders komen helpen die grote moeite hebben bij het opvoeden van hun kinderen. Ze komen in gezinnen waarin kinderen vreselijk lastig zijn en zij moeten helpen die onhandelbare kinderen weer in het gareel te krijgen. Het is een vorm van hulpverlening voor de kinderen, maar meestal nog veel meer voor de ouders.
De ouders zijn altijd de eerst aangewezen personen om hun kinderen op te voeden tot gezonde volwassenen. Maar er zijn wel eens probleemkinderen en dan is hulp hard nodig. En soms zijn er probleemouders die om de een of andere reden niet in staat zijn hun opvoedkundige taken goed in te vullen en dan kunnen die nannies, die hulpverleners, veel goeds doen.
Dat er hulpverleners zijn is heel belangrijk, maar even belangrijk is het om hun hulp in te roepen als dat nodig is, om in bepaalde omstandigheden die hulp te accepteren.
Naast het tv-programma over the Nanny is er een andere soortgelijke serie die de titel "opvoedpolitie" heeft meegekregen. Ik vind dat maar een heel ongelukkig benaming.
De politie heeft natuurlijk ook een hulpverlenende taak, maar de nadruk ligt toch op het handhaven van de orde. En de opvoedpolitie moet in een gezin de goede orde herstellen. Orde en discipline zijn in een gezin natuurlijk belangrijk, maar echte hulpverlening is heel wat meer dan even de orde herstellen, maar het vraagt dat de hulpverlener echt hart voor de mensen heeft, en dat hij of zij de gezinsleden leert hart te hebben voor elkaar.
Een spreuk die vorige week ook op de kabelkrant stond, luidt: Opvoeden is een kwestie van liefde, geduld en wijsheid. De laatste twee groeien waar de eerste heerst. En daar zit een heel grote waarheid in.
In het evangelie van vandaag horen we dat Jezus een helper zal zenden. Hij voorziet dat in die grote familie van gelovigen waarschijnlijk de nodige groeistuipen zullen voorkomen, dat er zich allerlei problematische situaties zullen voordoen. Dan is het goed dat er een hulpverlener is, iemand die kan bijsturen, die kan helpen antwoorden op vragen te vinden. Dat geldt ook voor de kerk van Jezus.
Het probleem is echter dat die helper onzichtbaar is en ongrijpbaar. Het gaat immers om zijn Geest, de Geest van de waarheid, die Hij gelovige mensen meegeeft om de juiste weg door het leven te vinden.
Het instituut kerk heeft zich deze Geest een beetje toegeëigend: de leiding weet precies hoe het moet en zij zeggen hoe wij het moeten doen. Ze doet me vaak denken aan die opvoedpolitie, soms ligt er wel erg veel nadruk op kerkelijke orde en discipline.
Je hebt wel eens bisschoppen en priesters die zichzelf zien als een soort supernanny, die denken dat ze de heilige Geest in hun broekzak hebben, en dus precies menen te weten hoe het allemaal moet in die kerk van Jezus.
Maar ook hier geldt die spreuk die ik zojuist vernoemd heb: ook opvoeden in geloven vraagt liefde, geduld en wijsheid. En de laatste twee groeien waar de eerste heerst. En de eerste taak van die helper die Jezus zendt, die heilige Geest, is de verbondenheid tussen gelovige mensen bevorderen, is mensen in beweging zetten naar elkaar toe, om samen de idealen van Jezus levend te houden en waar te maken.
Die heilige Geest, die helper in zijn kerkgemeenschap, kun je niet in regels en waarheden verpakken, en niemand kan hem echt claimen.
Hij is onzichtbaar en toch zie je hem in de vele enthousiaste mensen die, geïnspireerd door de boodschap van het evangelie, anderen een helpende hand bieden, een luisterend oor, een warm hart.
Hij is ongrijpbaar maar je voelt hem zoals je de wind voelt in gewone mensen die iets uitstralen van liefde, zorgzaamheid, vriendschap, zoals Jezus die in zijn tijd uitstraalde naar zijn tijdgenoten toe. En soms herken je iets van hem in sommige officiële kerkelijke hulpverleners.
Maar ook hier geldt hetzelfde als bij de gewone hulpverlening: je moet je wel open stellen voor de hulp van de Geest van Jezus. Hij moet wel de kans krijgen om te helpen. Of zoals een andere spreuk luidt: Als de leerling bereid is, komt de leermeester vanzelf.

Gebeden en teksten bij deze zondag