Kinderzegen 2010

Sam: Hallo allemaal! Ik ben Sam en ik ben een herder. Ik zorg voor een heleboel schapen, maar die slapen nu allemaal en mijn hond, Trixy, past op hen. Ik wil jullie een spannend verhaal vertellen. Nee… niet zomaar een verhaaltje, maar een verhaal dat echt gebeurd is. Ja, heus, ik heb het zelf gezien, met deze ogen. (Wijst naar zijn ogen.) Nee, ik droomde niet, want ik helemaal wakker. Ik zag, gisterenavond, in het pikkedonker een paar mensen naar de stal lopen.

Sam: Ik dacht: daar moet ik even naar gaan kijken, want misschien zijn het wel dieven die de os, die in die stal staat, willen stelen. Ik ben dus heel voorzichtig gaan kijken. Ik keek door een raampje en zag een man en een vrouw in het hooi zitten.Die mensen waren beslist heel moe, want de vrouw zat te knikkebollen. De ezel stond naast de os en at van het hooi in de voederbak.
Ineens hoorde ik muziek; het leek wel of er gezongen werd. Ik keek naar links, daar was niet te zien. Ook rechts zag ik niemand n achter mijn rug was er ook niets te zien. Toen keek ik naar boven en in de lucht, oh… daar zag ik een heleboel engeltjes die prachtig zongen. Luister maar eens naar dat engelenkoor.

Sam: Toen waren er ook engeltjes in de grond; die liepen naar de stal. Ze hadden heel veel lichtjes bij zich en ineens was het in de stal niet meer donker. Je kon zelfs zien dat er spinnen in een hoekje zaten, die hadden graag hun verhaal verteld, maar… dat mocht niet, dus nu hebben ze plakband over hun monden om te voorkomen dat ze iets gek zouden zeggen.

Die lichtjes zetten ze overal neer en toen kon ik ineens veel meer zien. Ik zal een grote engel aankomen, met een baby in zijn armen. Die engel heette Rafaël, dat kon niet anders. Rafaël betekent: God geneest, dus Rafaël is een soort verpleegster - engel.

Sam: Die engel gaf de baby aan de vrouw en die was ineens helemaal niet moe meer. Ze knuffelde het kindje en deed er mooie schone doeken omheen. Een baby de hele tijd vasthouden is niet goed, dan krijgt het kindje veel te weinig rust. Jammer genoeg had de vrouw geen reiswiegje bij zich. Maar de man kreeg een goed idee: hij pakte de voerbak van de os, deed er schoon hooi in en legde een grote doek over dat hooi. Nu was de voerbak, die ook wel eens een kribbe wordt genoemd, een prachtig wiegje. De engeltjes stonden bij de kribbe en zorgden er voor dat de vader en moeder het kindje goed konden zien. De verpleegsterengel bleef er natuurlijk ook bij om er voor te zorgen dat de kleine engeltjes geen kattenkwaad zouden gaan uithalen.
Omdat het in de stal erg koud was, gingen de os en de ezel er voor zorgen dat het kindje lekker warm bleef. Ze knielden vlak bij de kribbe en bliezen zachtjes, hun warme adem over het kindje. De baby viel in slaap en het was heerlijk rustig in de stal. De man en de vrouw vielen in slaap want ze waren echt reuze moe.
Buiten gebeurde nog steeds van alles. Er stond een grote ster aan de hemel en het leek net of de andere sterren ook veel meer licht gaven dan in andere nachten.

Sam: Het engelenkoor bleef maar zingen. Ik was echt een beetje bang dat ze het kindje wakker zouden maken. Maar met engelengezang slapen baby's juist véél beter. Kijk maar!

Sam: Ja, baby's slapen lekker door wanneer engeltjes zingen, maar mijn collega's waren juist wakker geworden. Mijn collega's zijn herders die ook op hun schapen aan het passen waren. Die herders en herderinnetjes schrokken zich een ongeluk. Dit hadden ze nog nooit meegemaakt: engeltjes in de lucht en zoveel licht. Het was toch midden in de nacht en nu konden ze elkaar net zo goed zien als midden op de dag. Dit was echt gek! Toen kwam er een engel naar hen toen en die zei dat ze niet bang moesten zijn. Nu, niet bang? Ze zaten te bibberen van angst en deden het bijna in hun broek. Per slot van rekening kom je niet iedere dag een engel tegen. Die engel zei ook dat ze naar deze stal moesten gaan omdat daar een kindje was geboren. Dat kindje was héél belangrijk: het zou de Zoon van God zijn. Nu, dat wilde de herder wel zien. Ze zochten hun spullen bij elkaar en namen de schapen mee, want schapen kun je nu eenmaal niet alleen laten. Dat zijn heel domme beesten en wanneer ze in een greppeltjes vallen en op hun rug terecht komen, kunnen ze niet meer opstaan. Dan gaan ze zelfs dood. De herders namen ook cadeautjes voor het kindje mee: een flesje melk, een lekkere warme schapenvacht, wat brood en speelgoed. Nog een beetje wiebelig op hun benen van de schrik, gingen ze naar de stal en dat engelenkoor bleef maar zingen, die kregen er geen genoeg van.

Sam: Het werd een drukte van belang in die stal. Iedereen wilde het kindje zien. De man en de vrouw hadden zich intussen voorgesteld aan de herders; zij heetten Jozef en Maria en ze waren vanuit Nazareth naar Bethlehem komen lopen. Dat begrepen de herders want in Israël was iedereen aan de wandel. Alle mensen moesten naar de plaats waar hun familie vandaan kwam. Daar moesten zijn hun naam op laten schrijven. Dit was weer zo'n dom idee van de Romeinse keizer. Die man wilde precies weten hoeveel onderdanen hij had. Waarom dat zo ingewikkeld moest, begrijp ik ook niet, maar ja, Romeinen zijn en blijven rare jongens. Maria en Jozef vertelden ook dat hun kindje Jezus heette. Een engel, die aan Maria verschenen was, had gezegd dat ze het kindje zó moesten noemen.
Na een poosje gingen de herders weer weg; zij begrepen heel goed dat een baby rust nodig heeft. Toen zij uit de stal kwamen zagen ze nog iets geks: de grootste ster, met een schitterende staart, stond nu precies boven de stal en hij wiebelde een beetje. Het leek net of hij iemand vertelde dat hij deze kant op moest komen.
Omdat ik altijd héél nieuwsgierig ben, bleef ik nog een poosje wachten. Je weet maar nooit of er nog iets spannends gaat gebeuren. Wat een geluk dat ik dat heb gedaan, want nu zag ik dat er in de verte een groep mensen aan kwam. Dat waren beslist geen herders! Er waren mannen met mooie kleren aan en… met kronen op hun hoofden. Het leken net koningen.

Sam: Dat engelenkoor werd er helemaal vrolijk van en begon weer een nieuw liedje te zingen.

Sam: Die koningen hadden ook van alles bij zich. Ze gaven goud, wierook en mirre aan het kindje. Wat zo'n wurm daar mee moet, weet ik ook niet. Misschien kunnen zijn vader en moeder die spullen verkopen en er eten en luiers voor kopen. De koningen knielden voor het kindje. Zomaar, in die stoffige stal, op die vieze grond, met hun mooie kleren. Die Jezus is dus echt een héél bijzonder kindje. Hij is echt de Zoon van God en hij komt ons allemaal zijn zegen geven.
Omdat Jezus nog veel te klein is om zelf te zegenen, een baby kan echt geen grote wijwaterkwast vasthouden, gaat de pastoor jullie nu, namens het kindje de zegen geen. Maria wil jullie natuurlijk trakteren voordat jullie naar huis gaan. Want het is feest, we vieren dat Jezus is geboren en daar hoort wat lekkers bij.