Kinderzegen 2012
Zwally: Hé, pssst, oehoe, hallo, hé, jullie daar! Ik ben hier! Ik ben Zwally en ik ben een echte boerenzwaluw! Ik zit met mijn broertje Zwolly, lek-ker in dit nest uit te rusten.

Zwolly: Wij zijn hartstikke moe, want we hebben me toch een eind gevlogen. Helemaal vanuit Nederland naar hier!

Zwally: Ja hoor, mama was weer eens eigenwijs en vond het nog veel te lekker weer in Nederland om al weg te gaan. Er waren nog zoveel lekkere sappige vliegen.

Zwolly: Dat was waar die vliegen waren lekker, maar de muggen waren al enorm taai. Bah, niks aan! Eigenlijk vind ik muggen veel lekkerder dan vliegen, dus ik wilde weg, naar Zuid Afrika, want daar zijn wél lekkere muggen in de winter.

Zwally: Maar ook jonge zwaluwen moeten doen wat mama zegt, dus we vertrokken véél te laat. Het ging goed tot we boven Italië vlogen, daar was het me toch een snert weer.

Zwolly: Het waaide, meer dan erg gewoon. Die wind blies ons de verkeerde kant op en nu zitten we hier; in deze stal. Gelukkig was er nog een oud nest waar we in konden kruipen. Mamma is nu een beetje ziek.

Zwally: Ze heeft veel te hard moeten nadenken. Van denken krijgt zij altijd pijn in haar kopje. Daarom slaapt ze tot haar koppijn over is. Zwolly: Wij hebben nergens last van, want wij vinden het hier geweldig! Hier gebeuren hele leuke dingen.

Zwally: Hier is het helemaal niet saai. Willen jullie weten wat er is gebeurd? Dan gaan we dat aan jullie vertellen!

Zwolly: Nee, joh! Die kinderen willen het vast veel liever zien; alleen vertellen is juist weer vreselijk saai.

Zwally: Dat is een goed idee. Dan moeten we de tijd gewoon even terugzetten. Waar is ons mobieltje?

Zwolly: Hebbes!

Zwally: Nu gaan we naar instellingen, en dan naar tijd en datum.

Zwolly: Dan zet je daar: 24 december van het jaar nul!

Zwally: Op die dag begint een heel bijzonder verhaal! Maar eerst even in stemming komen en ik lust wel een paar vliegen, van dat kletsen krijg ik honger.

Zwally: Zo, ik ben weer bij! Precies op tijd, want daar komen die man en vrouw aan!

Zwolly: Die moesten ook op reis en konden niet zo hard opschieten omdat die vrouw een kindje moet krijgen.

Zwally: Een kindje krijgen is een boel gedoe, je kunt veel beter een ei leggen; daar heb je helemaal geen last van.

Zwolly: Houdt je snavel even, ik ben aan het vertellen. Die man en die vrouw kwamen dus een beetje te laat in dit dorpje, dat trouwens Bethlehem heet, aan.

Zwally: Ze woonden eigenlijk in Nazareth en dat dorp, ligt in het noorden van Israël, dus ze moesten 200 kilometer lopen.

Zwolly: Die man, Jozef kwam eigenlijk uit Bethlehem dus moest hij hier naar toe om te vertellen dat hij in Israël woonde.

Zwally: De keizer, Augustus, wilde precies weten hoeveel mensen er in het land woonden. In plaats van in ieder dorp de mensen te tellen, moest nu iedereen aan de wandel.

Zwolly: Ja, waarom zou je het gemakkelijk doen, wanneer het moeilijk kan.

Zwally: Rare jongens, die Romeinen!

Zwolly: Maria en Jozef konden geen kamer vinden en zó zijn ze in deze stal terecht gekomen.

Zwally: Hier stond toch maar één os, dus daar konden er best nog een paar bij.

Zwolly: Voor een ezel en een man en een vrouw is er plek zat!

Zwally: Die Maria, zat niet echt lekker en ze voelde zich ook niet helemaal jofel.

Zwolly: Geen wonder, want midden in de nacht werd dat kind geboren.

Zwally: Toen werd het pas echt leuk! Buiten, boven de stal vlogen ineens een heleboel mooie mensen. Ze hadden prachtige vleugels en het leek of ze doorschijnend waren.

Zwolly: En zingen dat ze konden!!!

Zwally: Mooi hé! Dat is echt zingen. Wij kunnen alleen maar fluiten.

Zwolly: Maar dat kunnen we ook héél goed.

Zwally: Ineens vertrokken die mooie figuren. Zomaar, foetsie!

Zwolly: En toe waren ze weer terug en ze brachten een heleboel herders en schapen mee.

Zwally: Die waren ze natuurlijk gaan halen.
Zwolly: Het werd heel druk in de stal. Mamma kreeg er nog meer koppijn van en daarom heeft zij een andere stal gezocht. Maar wij niet hoor! Wij vinden dit reuze spannend. Want het is nog niet afgelopen.

Zwally: Boven de stal stond ineens een heel mooie ster.

Zwolly: Die ster kwam niet alleen, want een paar koningen vonden die ster zó mooi, dat zij al maanden achter hem aan liepen!
Zwally: Dat waren dus fans van de ster.
Zwolly: Welnee, ze wilden die ster bestuderen! Ze hadden al veel over deze ster gelezen en… ze dachten dat die ster hen aan zou wijzen waar die nieuwe koning geboren was.

Zwally: Kijk nu toch, daar komen die koningen aan en ze lopen naar de stal.
Zwolly: Dit is toch gewoon de baby van Jozef en Maria? Dat is toch geen koning!
Zwally: Die koningen denken dat Jezus, want zó noemen Maria en Jozef de baby, dat wél is.

Zwolly: Oh, die koningen hebben ook cadeautjes bij zich.

Zwally: Rare cadeautjes: goud, wierook en mirre. Wat heeft een baby daar nu aan?

Zwolly: Met goud kun je natuurlijk een heleboel dingen kopen.

Zwally: Wierook stinkt, maar het stinkt niet zo erg als poepluiers, dus misschien wordt het gebruikt om te zorgen dat het een beetje beter ruikt in de stal.

Zwolly: En de mirre smeert Maria op de billetjes van Jezus, dan worden die niet schraal door de natte luiers.

Zwally: Pfffft, dat was denkwerk. Daar krijg ik honger van. Is er nog ergens een lekkere vlieg?

Zwolly: Ja, even pauze, anders krijgen wij ook pijn in onze kopjes en dat is niet leuk.

Zwally: Daar gaan we weer. Iedereen zit nu gezellig op een babyfeestje. Niet zomaar een babyfeestje, want Jezus is echt een héél bijzondere baby.

Zwolly: Wij waren natuurlijk een beetje nieuwsgierig en met ons mobieltje zijn we wat verder in de tijd gaan kijken.

Zwally: Mamma zag het toch niet, want eigenlijk mogen we niet zo nieuwsgierig zijn.

Zwolly: Enfin, we zijn er achter gekomen, dat Jezus echt een heel bijzonder iemand is. Hij kon wonderen doen; mensen genezen en over het water lopen.

Zwally: Het liep eerst niet goed met hem af en hij ging op een heel akelige manier dood. Brrrr!

Zwolly: Dat was héél griezelig, dus daarover vertellen wij nu niet. Wanneer je dat verhaal wil horen, moet je met Pasen naar de kerk gaan, dan hoor je hoe het met deze lieve baby afliep.

Zwally: Oh, maar kwam ook weer goed, Jezus was maar even dood en daarna leefde hij weer vrolijk verder.

Zwolly: Jezus hield en houdt nog steeds, want hij is nooit meer dood gegaan, héél veel van kinderen.

Zwally: Daarom vindt hij het beslist heel leuk dat er hier zoveel kinderen zijn. Hij wil dat al die kinderen heel gelukkig worden en een fijn leven hebben. Dat wenst hij jullie toe.

Zwolly: Hij kan jullie niet zelf een kruisje op je voorhoofd geven. Ja, dat doet hij natuurlijk wél, maar dat voel jij niet. Daarom mogen alle pappa's en mamma's, opa's en oma's met wijwater een kruisje aan de kinderen geven.

Zwally: De engeltjes mogen de bakjes wijwater pakken die op het altaar staan en dan houden jullie goed in de gaten dat alle kinderen gezegend worden. Natuurlijk mogen ook de grote mensen elkaar zegenen, want die hebben net zo hard de zegen van het Kerstkind nodig.

Zwolly: Wanneer jullie klaar zijn krijgen jullie van Maria en Jozef iets lekkers, want bij een feestje hoort wél een traktatie.

Zwally: Kom, wij gaan eens kijken of de koppijn van mamma al over is, anders smeren wij ook een beetje wijwater op haar kopje, dat helpt vast.