In Overloon is de kinderzegen op de Tweede Kerstdag een traditie.
Op een ludieke manier wordt er verteld over het kerstgebeuren in de
vorm van een toneelstukje. Aan het einde daarvan worden de kinderen
gezegend, vroeger door de pastoor met de kwast, nu in de vorm van een
kruisje met wijwater.
Zuster Christa zorgt al vele jaren voor de tekst van deze
toneelstukjes.
Kinderzegen 2013
Muziek
Vertelster (gekleed in Goldi outfit met een schort voor) komt
op met een bak kattenbrokjes (pepernoten of kerstsnoep) en een pak
melk. Op de bak staat met koeienletters: "POES".
Vertelster: Rooooooooooooie, kom nou en Zwartje, waar ben je? Ik
heb lekkere brokjes en melk voor jullie. Poes, poes, poes, kom nou! Hè,
waar zitten die beesten toch? Het ene moment lopen ze mij de hele dag
kopjes te geven en te bedelen om melk en wanneer je het ze dan komt
brengen zijn ze in geen velden of wegen te zien. Enfin, ik zet het hier
maar neer, dan vinden ze het wel wanneer ze honger hebben. Ik heb geen
tijd om langer hier rond te hangen want het is reuze druk in de herberg
en ik moet nog tien kilo aardappels schillen voor de stamp van
vanavond. Het is gewoon een gekkenhuis, al die mensen die ineens, zo
nodig, naar Bethlehem moeten komen; alles zit vol, er is echt geen bed
meer vrij. Iedereen is op reis omdat die rare keizer iedereen wil
tellen. In plaats dat hij dat gewoon doet waar iedereen woont, moeten
alle mensen naar de stad of het dorp gaan waar hun familie
oorspronkelijk vandaan komt. Zoiets doms verzint alleen een Romein;
rare jongens die Romeinen!
Ze zullen Rooien en Zwartje toch niet gestolen hebben? Misschien eten
die Romeinen kattenvlees; brrrr, ik moet er niet aan denken. Die twee
lieve diertjes van mij, in de maag van een Romein. Ik kom gewoon straks
nog even kijken of ze gegeten hebben van hun brokjes, dan weet ik dat
ze nog leven. Ja, dat lijkt mij de beste oplossing, nu moet ik echt aan
het werk.
Vertelster mopperend en mompelend af. Vanuit de
doopkapel komen twee katten de kerk binnen. Ze maken
veel miauw geluiden en gedragen zich echt als katten. Ze sjezen recht
op de bak brokjes en de melk af.
Rooie: Miauw! Mjammiejammie, lekkere brokjes!
Zwarte: Miauw, miauw! Die melk is ook lekker. Hmmmm, vers, zó
van de koe. Dat smaakt!
Rooie: Miauw, ik knap er gewoon weer van op. Miauw, was dat even
hard werken vannacht!
Zwarte: Miauw en dat in onze stal! We waren net op muizen jacht.
Rooie: En we hadden die ene, dikke vette muis bijna te pakken…
Zwarte: toen begon het!
Rooie: Een stelletje rare figuren begonnen daarbuiten te zingen.
Zwarte: Het klonk wel aardig, maar… wij katten kunnen natuurlijk
véél beter zingen!
Rooie: Wij kunnen zelfs een duet zingen. Dat betekent in gewone
kattentaal dat je met z'n tweeën zingt. Soms netjes gelijk en af en toe
door elkaar.
Stukje Kattenduet van Rossini
Zwarte: Zie je wel dat is toch veel mooier dan dat gegloria van
die figuren in de lucht.
Rooie: Door die herrie waren de muizen natuurlijk allemaal
verdwenen.
Zwarte: Logisch die schrokken zich ook een hoedje! Wanneer een
muis zich een hoedje schrikt, kruipt die in zijn holletje en… dan
kunnen wij hem niet meer vangen.
Rooie: Wij kuierden toe even naar buiten om een luchtje te
scheppen en te kijken wat die luchtfiguren nu eigenlijk wilden.
Zwarte: Toen kwamen er ineen twee mensen aan: een man en een
vrouw. Ze hadden ook een ezel bij zich voor hun bagage.
Rooie: Al die tassen en troep konden ze echt zelf niet dragen,
want die man had zijn handen vol aan zijn vrouw.
Zwarte: Dat mens liep een beetje moeilijk met die dikke buik van
haar.
Jozef, Maria en ezel komen er aan
Rooie: Het waren mensen die voor de volkstelling naar ons
dorp, Bethelehem, moesten komen.
Zwarte: Ze waren vergeten om te reserveren in een herberg.
Rooie: Wanneer je vergeet te reserveren, heb je pech… dan is er
geen plaats meer voor jou.
Zwarte: Ze hadden ook geen tent bij zich, dom hoor! Wanneer je
een tent meeneemt kan je op de camping gaan staan.
Rooie: We vonden het toch wel een beetje zielig, vooral omdat
die vrouw er echt niet best aan toe was.
Zwarte: We hebben onze kattenplicht gedaan en zijn die mensen
kopjes gaan geven.
Rooie: Maar even hoor! Toen zijn we vlug weer naar de stal
gerend.
Katten rennen naar Maria en Jozef, geven kopjes en rennen weer
terug.
Zwarte: Die mensen vonden ons wel aardig en kwamen achter ons
aan.
Rooie: Zó vonden zij onze stal.
Zwarte: De os vond een beetje gezelschap ook wel gezellig. Hij
schoof een beetje op, zodat de ezel erbij kon.
Rooie: De mensen, die volgens mij Jozef en Maria heetten, gingen
in het stro zitten.
Zwarte: Toen begon het pas echt: die luchtmuzikanten gingen me
toch te keer…
Rooie: Geen wonder dat ze zo te keer gingen, want er kwam er
eentje naar beneden; die bracht de baby mee.
Zwarte: Maria haalde een heleboel lappen en todden uit haar tas
en draaide het kind daarin.
Rooie: Toen had ze wél een probleempje: ze was haar Maxi Cosi
vergeten.
Zwarte: Ja, stom, hoe kun je nu op reis gaan wanneer je in
verwachting bent, zonder een fatsoenlijke kinderwagen of een reiswieg.
Rooie: Enfin, ze loste dit probleem handig op. Jozef schoof de
voerbak van de os een beetje dichterbij. Maria deed er nog wat doek in
en… daar werd de baby, zonder pardon, in gestopt.
Zwarte: Koude toestand! In plaats dat die moeder dat kind lekker
tegen zich aan hield, moest het in een kribbe.
Rooie: Dat pakken wij poezen toch véél slimmer aan: onze jonkies
liggen altijd lekker warm tegen hun moeder aan, dan blijven ze vanzelf
warm.
Zwarte: Mensen zijn nu eenmaal een beetje dom; ze kunnen niet
eens fatsoenlijk muizen vangen!
Rooie: Gelukkig zagen de os en de ezel ook dat dit nooit goed
kon gaan. Zo'n wurm in de kou; dat is vragen om moeilijkheden.
Zwarte: De os en de ezel ging het kindje warm blazen. Dat werkte
prima. De adem van de dieren is net een straalkacheltje, maar niet zo
gevaarlijk. Met een straalkacheltje kan alles in de fik vliegen, dus is
ossen en ezeladem véél beter!
Rooie: Hè. Hè, dachten wij; nu is alles geregeld. Nu kan
iedereen gaan pitten en dan kunnen wij weer fijn op muizen jacht.
Zwarte: Had je gedacht! De luchtmuzikanten hadden nog meer
mensen wakker gemaakt: een stelletje herders.
Rooie: Die hadden de hele dag met hun schapen rond gelopen en
lagen net, heerlijk, bij hun kampvuren te slapen.
Zwarte: Ze sliepen niet allemaal natuurlijk; een paar herders
moesten de wacht houden want schapen zijn domme beesten. Wanneer die
gaan slaapwandelen, lopen ze in zeven sloten tegelijk.
Lied: De herdertjes lagen bij nachte
Tijdens het zingen van dit lied (gewoon door iedereen in de kerk, {van
te voren de tekst uitdelen!},) komen alle herdertjes en schapen naar
voren.
Rooie: Ja, zó ging dat, ineens zat de hele stal
bommetjesvol!
Zwarte: Miauw, wij werden bijna onder de voet gelopen.
Rooie: Toen zijn we maar bij het kindje in de kribbe gekropen.
Zwarte: Dat was niet verkeerd, want wij zijn ook lekker warm en
die baby had nog steeds ijspootjes.
Rooie: Gelukkig brachten die herders van alles mee: eten
drinken en heerlijke schapenvachten. Nu hadden die Maria en Jozef het
echt een stuk beter.
Zwarte: Lekker warm hoor, een schapenvacht. Het ziet er niet uit
natuurlijk, maar wat geeft dat; het is binnenkort toch weer Carnaval!
Rooie: Toen dachten we echt dat we eindelijk rust zouden
krijgen, niks hoor!
Zwarte: De lamp ging aan; midden in de nacht. Brrr, ik zag echt
even niets.
Rooie: Het was een joekel van een ster die recht boven de stal
stond en schijnen dat dit ding deed!
Zwarte: Iedereen moest zijn zonnebril opzetten, zó fel was dat
licht!
Rooie: Zoals de vlam van een kaars muggen aantrekt, trok dit
licht vreemde figuren aan.
De ster, en de driekoningen komen op
Zwarte: Koningen met cadeautjes, miauw, wat leuk! De baby
kreeg cadeautjes en dat terwijl Sinterklaas allang weer terug is naar
Spanje.
Rooie: Het leek net pakjesavond.
Zwarte: Het waren wél rare cadeautjes: goud, wierook en mirre;
wat moet een kind daar nu mee?
Rooie: Cadeautjes van koningen zijn altijd een beetje raar,
want die zijn gewoon vel te deftig om praktische cadeautjes: een
bijtring of een rammelaar te geven.
Zwarte: Wanneer je goud in een doosje doet, kun je er ook leuk
mee rammelen.
Rooie: Wierook werkt als luchtverfrisser, misschien handig
wanneer de baby in zijn luier gepoept heeft.
Zwarte: Die mirre is misschien lekker om zijn billetjes mee in te
smeren. Miauw!
Rooie: Dat was het verhaal, nu heb ik dorst en ik ga fijn melk drinken.
Zwarte: Ik heb honger. Heb jij nog wat brokjes voor mij over gelaten?
Rooie: Ja hoor, schrokop, er is meer dan genoeg en ik zie ons vrouwtje
aan komen, die heeft vast nog meer lekkers bij zich.
Poezen naar hun bakjes. Vertelster op.
Vertelster: Oh, gelukkig, jullie zijn er nog, Rooie en Zwarte!
Maar… wat is het hier een drukte! Zoiets heb ik nog nooit gezien.
Zoveel mensen in mijn stal, wat komen die hier doen? Hebben zij
allemaal geen slaapplaats kunnen vinden? Ik zal de knecht vragen of hij
straks nog wat balen stro brengt, dan kunnen ze daar vannacht in
slapen. Gelukkig heb ik nog een paar kilo's aardappelen extra geschild.
Nu kunnen jullie straks allemaal een bordje andijviestamp met
boterhammenworst krijgen. Nee, je kunt mensen toch niet met een lege
maag naar bed sturen.
(Tot de kinderen)
Zijn jullie allemaal familie van koning David en moesten jullie daarom
ook naar Bethlehem om je te laten tellen?
(Hopelijk wordt en nu nee geroepen!)
Jullie zijn voor iets héél anders hier begrijp ik. Jullie willen
gezegend worden door het kerstkindje. Weten jullie hoe het kindje heet?
(Hopelijk wordt en nu Jezus geroepen!)
Ja dat kindje heet Jezus, maar het nog veel te klein om jullie te
zegenen. Wanneer een kindje klein is helpen papa's en mama's altijd
heel goed en dat gaan ze nu ook doen. Omdat het kindje te klein is om
jullie een kruisje met wijwater op jullie voorhoofd te geven, doen de
papa's en mama's dat. Zij wensen jullie, namens het Kerstkindje, veel
goeds en veel geluk in het komende jaar. Dat noem je een zegen. Papa's,
mama's, opa's en oma's mogen elkaar natuurlijk ook een kruisje geven
want ook zij hebben de zegen van het kerstkind nodig. Een zalig
kerstfeest allemaal en heel veel geluk!