Kinderzegening 2015
Herderin Debora ligt heerlijk te slapen tussen haar schaapjes. (Luchtbed met een heleboel lappen en de wollen schaapjes.)
Verteller: Het is midden in de
winter en dan zijn de nachten koud. Debora heeft de hele dag, met haar
schapen door de velden rond Bethlehem gelopen. Het was erg moeilijk om
gras te vinden, maar… Debora is een goede herderin en zij weet altijd
nog wel een plekje te vinden waar genoeg eten groeit voor haar dieren.
De beesten hebben hun buikje vol en kunnen nu fijn slapen. In het open
veld slapen is niet veilig, want er zijn wolven en soms rovers, die
best een schaapje lusten. Gelukkig houdt een andere herder, samen met
zijn hond de wacht, dus kan Debora rustig slapen. Wanneer er onraad is
hoort ze het vlug genoeg. Het was vandaag wel een rare dag, want er
liepen veel mensen in het veld en op de paadjes. Sommigen waren
verdwaald en vroegen aan Debora hoe zij in Bethlehem moesten komen. Dom
hoor, ergens naar toe gaan zonder een goede landkaart. Wanneer de
navigatie op jouw mobieltje het dan laat afweten, ja, dan sta je daar
en je weet echt niet meer waar je naar toe moet. Debora en de andere
herders, hebben al die mensen de goede kant op gestuurd. Nu is het weer
lekker rustig in het veld. Debora heeft nog wel een poosje aan dat
jonge stel gedacht. Hemeltje lief; die vrouw had me toch een dikke
buik, die moest beslist héél gauw een kindje krijgen. Nu maar hopen dat
er voor haar een goede kamer te vinden is in Bethlehem. Debora heeft
gehoord dat in de stad alle herbergen, hotel en motel vol zitten. Nu
ja, misschien is er in een pensionnetje of in een bed en breakfast nog
wel een kamer vrij. Debora hoopt er het beste van en is stiekem heel
blij dat zij gewoon in Bethlehem kan blijven om zich te laten tellen.
Die stomme keizer toch! Waarom moet die man nu precies weten hoeveel
mensen in Israël wonen? Het zijn echt rare jongens, die Romeinen, daar
zijn alle herders het over eens. Terwijl Debora lekker pit, kunnen wij
samen een liedje zingen; daar heeft zij echt geen last van.
Eén couplet van “De herdertjes lagen bij nachte.)
Verteller: Die slaapt echt
vast! Dat is raar, want er gebeurt van alles. Zien jullie dat ook?
Overal komen engeltjes vandaan en die gaan bij Debora staan.
(De kinderen uit de kerk komen naar voren o.l.v. een grote engel.)
Engeltjes zijn wit en zij geven licht, moet je nu eens kijken hoe licht
het is; het lijkt wel ’s middags twaalf uur in plaats van ’s nacht
twaalf uur. Dat is gek. Hela, door dat licht wordt Debora wakker.
Debora: Wat is dat? Heb
ik mij verslapen. Ik ben beslist vergeten om de wekker te zetten. Oh,
oh, gauw opstaan en mijn tandjes poetsen. Waar is mijn tandenborstel?
Oh, hier onder dat schaap. Fijn, Wolletje, dat jij zo goed op mijn
tandenborstel hebt gepast. Nu nog een teiltje en een bekertje water. (
Haalt alle spullen tevoorschijn, dit zit allemaal onder de lappen verstopt en ze dreigt echt haar tanden te gaan poetsen.)
Grote engel zet in: ’t Is geboren het goddelíjk kind (het hele lied samen zingen)
Debora: Huh, huh, ik schrik me naar! Wie zijn jullie?
Engel: Wij zijn engelen en wij komen jou iets héél fijns vertellen!
Debora: Iets fijns? Krijg ik een cadeautje? Of mag ik op vakantie?
Engel: Nee, veel fijner: ik heb
een blijde boodschap voor jou en voor de andere herders en eigenlijk,
voor alle mensen die op de aarde leven.
Debora: Een blijde boodschap….
Je bedoelt een grote boodschap! Dat is niks bijzonders, die heb ik een
paar uur geleden nog gedaan en… pfft, dat luchtte op!
Engel: Ik heb het niet
over een grote boodschap, maar over een blijde boodschap. Een bericht,
waarvan de helemaal blij en vrolijk wordt.
Debora: Kom maar op dan, met die boodschap; ik houd wel van een beetje vrolijkheid.
Engel: Er is een kindje geboren.
Debora: Dat kindje van dat jonge stel, dat aan mij de weg vroeg? Bedoel je die soms?
Engel: Ja, die bedoel ik. De moeder heet Maria en de vader heet Jozef.
Debora: Is alles goed gegaan? En waar zijn ze?
Engel: Alles is in orde, met
het kindje en ook met de moeder. Ze zitten in die stal bij de bergen,
want er was nergens plaats voor hen.
Debora: Maar daar staat die os toch?
Engel: Dat geeft niets. Die os
doet niemand kwaad. Dat beest is al zo oud, die vindt het juist erg
fijn dat hij een beetje aandacht krijgt. Daarom doet hij zijn best om
het kindje warm te blazen met zijn adem. Trouwens, de ezel, die Maria
en Jozef bij zich hadden, helpt ook mee. Het kindje heeft echt geen
last van de kou. Misschien is het goed dat het in de stal geboren is;
daar is het veel rustiger dan in zo’n drukke herberg.
Debora: Hebben ze alle spulletjes om dat kind te verzorgen?
Engel: Maria had wat doeken bij
zich en daar heeft ze het kind in gedraaid. Een wieg hadden ze niet bij
zich, dat was veel te veel gesleep, want zij zijn helemaal uit Nazareth
gekomen. Daarom ligt de baby nu in de voerbak van de os. Och, dat gaat
ook wel, want met een doekje over het hooi, ligt dat ook lekker zacht.
Debora: Dat is me een eind, dat
dorp ligt helemaal in het noorden van ons land. Hebben ze dat gelopen?
Die tweehonderd kilometer? Pff, ik moet er niet aan denken. Misschien
hebben wij wel wat spulletjes voor die mensen. Hé, jongens en meisjes,
kom eens! Moet je horen: er is een kindje geboren in de stal van de os.
Gaan jullie mee, dan gaan we naar het kindje kijken.
(Herdertjes komen naar voren.)
Debora: We moeten wel heel
rustig zijn, anders wordt het kindje wakker en misschien schrikt het
dan van ons. We doen het gewoon héél stil.
Lied: Stille nacht
(Tijdens dit lied gaan de os, de
ezel, Maria en Jozef op de bovenste tree van het altaar zitten. Dit
zijn dit jaar ook kinderen en het kindje is een beeldje. Kindje in een
kribbe.)
Engel: Kijk, daar is de stal.
Debora: Dat zijn echt die mensen, die ik de weg heb gewezen. Oh, wat een schatje!
(Gaat lekker overdreven tegen het kindje geluidjes maken.) Bah, volgens mij heeft hij in zijn luier gepoept. Heeft iemand een schone luier bij de hand?
(Een
van de kinderen geeft een pak Pampers. Nu volgt weer een heel gedoe
want het kind wordt verschoond en een van de kinderen krijgt een vieze
luier in zijn handen gestopt. Bruin van de ontbijtkoek!) Zie
zo, die is weer schoon; goed dat ik hier even op bezoek kwam. Maria,
heb jij gezien hoe dat moet? Het is jouw eerste kindje zeker, dan ben
je nog niet zo handig in luiers verschonen.
Engel:
Jullie kunnen hier gerust een poosje blijven, wij engelen zorgen wel
voor jullie schapen. Omdat het een bijzondere nacht is, laten de wolven
en zelfs de rovers jullie schapen met rust. Alles is echt helemaal
veilig.
Debora: Dat is leuk, dan kunnen
we samen Oud en Nieuwjaar vieren, dat is wél zo gezellig voor dit stel.
Die zitten anders ook maar in hun uppie in de stal. Ik ga buiten, bij
het kampvuur, dan oliebollen voor hen bakken. Die lusten jullie toch
wel?
Verteller: Buiten is er nog
iets bijzonders aan de hand: ineens staat er een heel grote ster aan de
hemel. Het lijkt wel of die ster precies boven de stal staat. Wat zou
dat nu weer te betekenen hebben?
(De kerstster komt naar voren.) Oh,
wacht even, nu weet ik het weer. In het oosten, héél ver weg dus,
hebben drie koningen een leuke hobby: zij bestuderen de sterren. Nu zag
een van hen, ik geloof dat het Caspar was, een bijzondere ster. Hij
heeft toe snel Melchior en Balthasar op getrommeld en met z’n drieën
zijn ze achter die ster aan gegaan. Voor hen was dat niet zo moeilijk,
want koningen zijn meestal rijk en hebben kamelen genoeg. Dus op de rug
van een kameel zijn ze op reis gegaan. Ze hadden in verschrikkelijk
oude boeken gelezen dat deze ster zou vertellen, waar een koningszoon
geboren was. Wanneer een koningskind geboren wordt komen andere
koningen en koninginnen altijd kijken; dat doen ze tegenwoordig nog
steeds, dus dat was heel gewoon. Alleen horen ze het nu via de
telefoon. Die was er nog niet, daarom werd er een ster gebruikt om te
laten weten dat er een koningskindje was geboren. Eerst gingen ze in
Jeruzalem kijken, bij koning Herodes, maar daar was geen kind geboren,
dus zaten ze helemaal fout. Niet goed naar de ster gekeken dus. Die
ster stond niet boven Jeruzalem, maar boven Bethlehem en dan nog niet
eens boven het stadje, maar een eind buiten de stad, niet boven een
paleis maar… boven een stal. Ik geloof dat ze er aan komen.
(Drie koningen naar voren.)
Liedje: Drie koningen zagen een sterre
Verteller: Wanneer koningen op
bezoek komen, brengen ze natuurlijk cadeautjes mee. Dat hoort zó! Deze
koningen hebben héél speciale cadeautjes: goud, wierook en mirre. Goud
is kostbaar en daar kan je spullen mee kopen die je echt nodig hebt.
Dit is meer dan genoeg voor alle Pampers die het kindje nodig heeft en
voor nog veel meer spulletjes. De wierook is ook een praktisch
cadeautje want in de stal stinkt het intussen behoorlijk en wierook is
een prima deodorant en luchtverfrisser. De mirre is een lekkere zalf om
schrale babybilletjes mee in te smeren. Best handige cadeautjes dus, ik
denk dat de vrouwen van de koningen gezegd hebben dat ze deze dingen
mee moesten nemen. Nu is de hele kerststal compleet en het kerstverhaal
is verteld. Dit verhaal is nog lang niet afgelopen want dat kindje, dat
Jezus heet, gaat heel bijzondere dingen doen en hij gaat ons leren hoe
wij met elkaar moeten omgaan. Maar op de eerste plaats leert hij ons
dat God van ons houdt en dat dit heel fijn is. Het eerste wondertje dat
Jezus doet is dat hij alle kinderen en ook alle andere mensen die hier
in de kerk zijn, zijn zegen geeft. Hij wenst ons veel geluk en veel
goeds in ons leven. Omdat het kindje zó klein is heeft het wat hulp
nodig en daarom mogen alle papa’s en mama’s hun kinderen een kruisje
met wijwater op hun voorhoofd geven. Daarna krijgen jullie natuurlijk
wat lekkers, want jullie zijn op kraambezoek geweest en daar hoort iets
lekkers bij. Een zalig kerstfeest allemaal en… tot het volgende jaar.