Jan en Peter hebben een fraai plan uitgedacht: in juli willen ze mee
gaan lopen met de vierdaagse in Nijmegen. Ze proberen de meisjes ook
voor hun plan te krijgen. "Ach, wij hoeven maar 30 kilometer te lopen,"
zegt Peter. "Maar dat wel 4 dagen lang," antwoordt Marja, die niet zo
dol is op lang lopen. "Misschien is het toch wel leuk," vindt Vera,
"het is altijd heel vrolijk bij de intocht in Nijmegen en het lijkt me
fijn om eens een keertje toegejuicht te worden." "Dan moeten we wel
gaan oefenen," vindt Magda, "want zonder te oefenen lukt het zeker
niet." "Kunnen we eerst niet eens een keertje proberen of we wel dertig
kilometer op een dag kunnen lopen," stelt Marja voor. "Als we het nu
een dag kunnen, kunnen we het straks, als we geoefend hebben, misschien
wel vier dagen lang," zegt Peter, die er echt zin in heeft.
Uiteindelijk is iedereen het er mee eens, dat ze zondag zullen proberen
dertig kilometer te lopen. Van tevoren, moeten ze dan op de kaart
bekijken, hoe ze dertig kilometer kunnen lopen. Jan zegt: "Op mijn
fiets zit een kilometerteller, als we die meenemen, weten we het
precies. Dan kunnen daar ook onze spullen op." Dat is een goed idee.
De volgende dag wordt op een wandelkaart een route uitgetekend en ze
rekenen met een liniaal precies uit, hoe ver ze moeten om de dertig
kilometer te halen. Zondagsmorgens, om zeven uur vertrekken ze. De
avond tevoren hebben ze brood klaar gemaakt en in hun rugzakken
gestopt. Jan heeft zijn fiets bij zich met twee grote fietstassen,
daarin zit het drinken voor onderweg. Dat is zwaar en zo hoeven ze niet
te hard te zeulen. Vrolijk gaan ze op pad.
De eerst vijf kilometer herkennen ze goed op de kaart. Dan wordt het
een beetje moeilijker, want ze moeten over een bospad en dat staat niet
zo duidelijk op de kaart. Vol goede moed gaan ze het bos in. Het is er
prachtig, jammer dat ze niet allemaal fietsen bij zich hebben, want ze
zouden o, zo graag wat van die mooie takken meenemen. Ineens zien ze
een hertje over de weg rennen, daar zijn de kinderen helemaal door
verrast en ze vergeten dat ze eigenlijk al een beetje moe zijn. Het is
intussen al half elf geworden en op de kilometerteller van Jan staat
dat ze al twintig kilometer gelopen hebben.
Het is echt tijd om eens flink te rusten. Ze gaan aan de kant van de
weg zitten. Dat is heerlijk . . .even hebben ze geen zin meer om iets
te doen. Dan gilt Bart verschrikkelijk. Hij is door iets gebeten en
staat midden op het pad te dansen. De kinderen kijken eens wat er aan
de hand is. Het blijkt dat Bart midden in een mierenhoop is gaan
zitten. Iedereen lacht, behalve Bart, die nog steeds staat te springen.
"Joh," zegt Jan, "dat helpt echt niet. Je moet tussen de bosjes even je
broek uittrekken en hem goed uitschudden, dan ben je ze zo kwijt." Bart
volgt dit advies op, duikt tussen de bosjes. Er klinkt een boel
gerommel en dan . . . komt Bart in zijn onderbroek de bosjes uitrennen.
"Als je nog eens iets weet," zegt hij kwaad, "daar pikt het nog harder,
daar staan bramen." Midden op het pad schudt Bart zijn kleren uit en
kleedt zich weer aan. Hij zoekt nu een veilig plekje om te gaan zitten.
Nu worden de boterhammen en het drinken voor de dag gehaald en even
vergeten de kinderen dat ze nog tien kilometer moeten lopen. Na een
half uur gaan ze weer verder.
Nog maar twee uur lopen, dan zijn ze weer thuis. Er wordt nog eens goed
op de kaart gekeken. Ja, ze zijn al op de terugweg. Dit pad moet vlak
bij hun dorp uitkomen. Twee uur later, staat de kilometerteller, wel op
dertig kilometer, maar ze zien nog geen dorp. Hoe kan dat nu? Wel zien
ze een boerderij, waar mensen heerlijk buiten zitten. "Die genieten van
de zondag," zegt Magda, die eigenlijk niet meer kan. "Ik ga wel even
vragen waar we zijn," zegt Peter en hij loopt naar de boerderij toe.
Een grote hond komt hem blaffend tegemoet en
zijn baas komt er achteraan. Als Peter vertelt waar ze naar toe moeten,
schiet de boer in de lach. Dat kaartlezen blijkt toch iets moeilijker
te zijn als ze dachten. Om in hun eigen dorp te komen, zullen ze zeker
nog twintig kilometer moeten lopen. De moed zakt de kinderen in de
schoenen. Heel wat minder vrolijk lopen ze nu in de richting die de
boer hen gewezen heeft. Ineens stopt er een busje naast hem. Daarin zit
de boer achter het stuur. "Ik moet vandaag toevallig toch die kant op,"
zegt hij, "als jullie soms mee willen rijden, die fiets kan ook wel
achterin." O, o, wat zijn ze blij en ze kruipen achter in het busje. De
boer zet hen af bij de straat, waar het huis van Jan is. Dat laatste
stukje kunnen ze wel lopen. Het stukje lijkt wel veel langer dan
gewoonlijk, maar ze komen er en . . . .ploffen in de keuken op de
grond. De vader en moeder van Jan hebben het stel al aan zien komen. Ze
laten de kinderen eerst hun belevenissen vertellen en dan, haalt moeder
zes teiltjes. "Jongens, allemaal schoenen en sokken uit Jullie gaan
eerst maar eens lekker in het water zitten, dan zal ik daarna jullie
voeten even verzorgen." Dat is nodig: Vera heeft drie grote blaren en
Magda heeft er eentje die helemaal kapot is. Geen wonder dat ze bijna
niet meer lopen kon. Jan’s moeder gaat op de grond zitten en neemt een
voor een de kinderen onder handen. Hè, hè, dat lucht op.
De vader van Jan zit intussen de kaart waarop ze de route uitgetekend
hadden te bekijken. Hij zegt: "Zo wordt het niks, dit is geen trainen.
Ineens dertig kilometer lopen, dat is veel te veel. Jullie hebben een
trainer nodig! Vroeger, in het leger, heb ik ook de vierdaagse gelopen
en als jullie dit nog steeds van plan zijn, zal ik jullie wel trainen,
dan heeft mijn vrouw in het vervolg wat minder werk." "Dat zou fijn
zijn. Voeten verzorgen is geen leuk karweitje, lijkt mij," zegt Vera.
"Och ", antwoordt moeder," dat is helemaal niet zo'n ramp. Ik vind het
eigenlijk wel leuk om jullie een beetje te helpen. Ik ging vroeger vaak
bij de vierdaagse helpen in de tenten van het Rode Kruis. Dan moest ik
soms veel viezere voeten verzorgen. Dit was niet zo erg dus."
Ze belooft ook voor hun pootjes te zullen zorgen als ze gaan trainen
en...de vierdaagse gaan lopen. Jan's vader brengt de kinderen naar huis
met zijn busje en de rest van de zondag hebben ze hard nodig om een
beetje uit te rusten.
De apostel Judas verraadt zijn Meester ( Marcus 14, 1-2; 10-13.)
Twee dagen voor het Paasfeest kwamen de opperpriesters en schriftgeleerden bij elkaar. Zij zochten een manier om Jezus bij verrassing gevangen te nemen en ter dood te brengen.Het laatste avondmaal. (Lucas 22, 7-20.)
De dag waarop de joden het paaslam slachtten, zei Jezus tegen Petrus
en Johannes: "Ga naar de stad en daar zullen jullie een man treffen die
een waterkruik draagt. Volg hem tot hij een huis binnen gaat. Vraag de
bewoner van dat huis namens mij: "Waar is de zaal waar ik met mijn
leerlingen het paasmaal kan houden? En hij zal jullie een vertrek laten
zien." De twee gingen op weg. Zij vonden alles zoals Jezus hen gezegd
had. En zo maakten zij het paasmaal klaar.
Toen het avond geworden was, ging Jezus met zijn apostelen aan tafel en
zei: "Ik heb er vurig naar verlangd om dit paasmaal met jullie te eten
vóór mijn lijden. Ik verzeker jullie: ik zal niet meer eten voordat het
koninkrijk van God gekomen is." En hij nam brood, sprak de dankzegging
uit, brak het en gaf het aan zijn leerlingen met deze woorden: "Neemt
en eet hiervan, jullie allemaal, want dit is mijn lichaam, dat voor
jullie gegeven wordt."
Zo nam hij na de maaltijd ook de kelk, sprak opnieuw de dankzegging uit
en gaf hem aan zijn leerlingen met deze woorden: "Neemt deze beker en
drinkt hier allen uit, want dit is de beker van het nieuwe,
altijddurende verbond, dit is mijn bloed, dat voor jullie en alle
mensen wordt vergoten tot vergeving van de zonden. Blijft dit doen, om
mij te gedenken.
Het kenmerk van de leerling van Jezus (Johannes, 13 - 15.)
Na de maaltijd toonde Jezus zijn leerlingen hoe hij hen liefhad en
hoe zij elkaar moesten liefhebben. Hij stond van tafel op en bond zich
een linnen schort voor. Toen goot hij water in een waskom en begon de
voeten zan zijn leerlingen te wassen. Simon Petrus wilde dat niet
hebben; hij protesteerde: "U, Heer, wilt mij de voeten wassen?" Jezus
antwoordde hem: " Pas later zul je begrijpen wat ik nu voor je
doe".Petrus hield vol: "Nooit zult u mij de voeten wassen ". Maar Jezus
zei: "Als ik je deze dienst niet bewijs, hoor je niet bij mij."Toen zei
Petrus:" Heer, was dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en
mijn hoofd." Toen Jezus daarna weer aan tafel zat, zei hij: "Begrijpen
jullie wat ik gedaan heb? Jullie zeggen tegen mij "Heer" en "leraar" en
dat doen jullie terecht. Ik ben jullie heer en leraar. Zoals ik jullie
voeten gewassen heb, zo moeten jullie elkaars voeten wassen. Ik heb
jullie een voorbeeld gegeven. Heb elkaar lief. Zoals ik jullie liefheb,
zo moeten jullie elkaar liefhebben. Dat moet jullie herkenningsteken
zijn. Als jullie elkaar zo liefhebben, zal iedereen kunnen zien dat
jullie mijn leerlingen zijn. De grootste liefde die je kunt betonen
bestaat hierin, dat je je leven geeft voor je vrienden. Jullie zijn
mijn vrienden. Doe wat ik jullie opdraag."
Verder zei Jezus: "Ik ben niet lang meer bij jullie. Maar wees niet
bang. Geloof in God en geloof in mij. Ik ga naar de Vader. Bij hem zal
ik een plaats voor jullie voorbereiden. Dan zal ik terugkomen om jullie
te halen. Jullie zullen dan voor altijd bij mij zijn. Ik zal de vader
vragen dat hij jullie een machtige helper stuurt, de heilige Geest. Hij
is de Geest van de Waarheid. Hij zal jullie alles laten herinneren wat
ik jullie gezegd heb."
Jezus bidt op de Olijfberg( Lucas 22, 39 - 53.)
Na het avondmaal ging Jezus naar een tuin op de olijfberg. Zijn
leerlingen gingen met hem mee. Toen zij daar aan kwamen, zei Jezus:
"Bid dat je niet bezwijkt in de beproeving." Daarna ging hij alleen de
tuin binnen. Daar knielde hij neer en bad: "Vader, als U wilt, kunt U
mij lijden en dood besparen. Maar laat niet mijn wil gebeuren, maar die
van U." In zijn doodsangst bad Jezus zo dringend, dat zijn zweet als
bloed op de grond droop. Ten slotte stond hij op en ging hij terug naar
zijn leerlingen. Maar die sliepen, uitgeput door angst en verdriet.
Jezus zei tegen hen: "Hoe kunnen jullie slapen? Waak en bidt dat je
niet bezwijkt in de beproeving."
Terwijl Jezus nog met zijn leerlingen in gesprek was, kwamen mannen de
tuin binnen. Judas Iskariot liep voorop. Hij kwam op Jezus toe en wilde
hem een begroetingskus geven. Jezus vroeg hem: "Judas, wil je mij met
deze kus verraden?" Toen de leerlingen begrepen dat de mannen gekomen
waren om Jezus gevangen te nemen en mee te voeren, vroegen zij: "Heer
zullen wij u verdedigen?" En een van hen trok zijn zwaard en hakte bij
een dienaar van de hogepriester het rechter oor af. Maar Jezus maakte
er een eind aan en zei: " Hou daarmee op". Hij raakte het oor van de
gewonde aan en genas hem. Toen wendde hij zich tot de gerechtsdienaars
en zei: "Jullie hebben zwaarden en knuppels meegenomen om mij gevangen
te nemen. Was ik niet dag in dag uit bij jullie in de tempel? Waarom
hebben jullie het niet gewaagd daar iets tegen mij te ondernemen? Maar,
dit is jullie uur, het uur van de duistere machten."
Het evangelieverhaal bestaat deze keer uit vier stukjes. Ze zijn afkomstig uit de evangeliën van verschillende evangelisten. Zó is het een logisch - lopend - verhaal geworden. Het spiegelverhaal slaat op het derde verhaaltje: het kenteken van de leerling van Jezus; het bekende verhaal van de voetwassing.
Het derde verhaal is waarschijnlijk bij de kinderen prima bekend van het projekt rond de Eerst Communie. Daarom gaan we hier niet dieper op in. Fris het hoogstens even op.
Jezus ging met zijn leerlingen het Paasfeest vieren. Dit was dus het joodse paasfeest, de "Pesach". Er staat twee dagen vóór het paasfeest. Dit klopt dus, donderdag is twee dagen voor de zaterdag. De zaterdag, de Sabbath, is de feestdag voor de joden. Om alles een beetje te begrijpen volgt nu het verhaal over het Joodse Paasfeest.
HET PAASFEEST.
Jaren geleden waren de kinderen van Israël de slaven van de Farao in Egypte. De opzichters waren wreed en dwongen het steeds harder te werken. Zij bouwden aan de voorraadschuren van de piramiden van Pitom en Ramses. Als zij aan het werk waren in de hete zon, dachten zij aan betere tijden, aan de tijd voordat zij slaven waren.
De kinderen van Israël kwamen in Egypte wonen toen Jozef, hun broer, daar eerste minister was. Zij waren gekomen, zeventig mensen in totaal en ze hadden zich gevestigd in de stad Gosen. Daar woonden en werkten zij als vrije mensen. Zij hadden veel kinderen en zij werden een groot volk.
Toen kwam er in Egypte een nieuwe farao aan het bewind. Hij was bevreesd voor de kinderen van Israël. Hij dacht dat ze misschien wel oorlog zouden kunnen gaan voeren tegen Egypte. Hij vaardigde een wrede verordening uit. Al hun pasgeboren zonen moesten worden gedood en alle Hebreeërs ( = ander woord voor joden) moesten slaven worden.
In deze tijd bracht een Hebreeuwse vrouw, Jochewed genaamd, een zoon ter wereld. Zij doodde haar zoon niet. Ze legde hem in een mandje. Haar dochter Mirjam moest het mandje laten drijven op de rivier de Nijl. Dan moest zij de wacht houden en zich er van overtuigen dat het mandje in veiligheid was. Het mandje werd gevonden door de dochter van de Farao. Ze nam het kind mee naar huis en nam het aan als haar eigen zoon. Ze noemde het kind Mozes.
Toen Mozes opgroeide zag hij het lijden van de Hebreeërs. Dat maakte hem boos. Eens zag hij hoe een Egyptenaar een Hebreeuwse slaaf sloeg. Hij doodde de Egyptenaar en ging er van door.
Mozes werd schaapherder in het land van Midjan. Terwijl hij daar zijn schapen aan het hoeden was, kwam hij in een gebied met doornstruiken. Een doornstruik stond in brand maar verbrandde niet. Vanuit die doornstruik hoorde Mozes de stem van God, die hem zei naar de farao te gaan en hem mee te delen dat de God van de Hebreeërs opdracht had gegeven zijn volk vrij te laten uit de slavernij.
Tien keer ging Mozes naar de Farao. Iedere keer vond de farao het goed dat de kinderen van Israël zouden vertrekken. Iedere keer kwam hij terug op zijn woord. Veel plagen kwamen over de Egyptenaren: water dat in bloed veranderde, wilde dieren, hagelstenen. Bij iedere plaag zei de koning dat de Hebreeërs mochten gaan. En als de plaag dan voorbij was, bedacht hij zich weer.
Ten lange leste zei Mozes tegen de farao dat als hij de Hebreeërs niet liet gaan, er een tiende plaag over de Egyptenaren zou komen. Alle eerstgeboren zonen zouden worden gedood. De farao schrok. Hij was de oudste in zijn familie. Hij zei tegen Mozes:" Neem het volk mee en verlaat het land van Egypte."
Mozes beval de kinderen van Israël zich gereed te maken. Zij moesten een lam slachten en wat van zijn bloed uitstrijken over de deurposten van hun huizen. De engel van de dood zou komen en alle eerstgeborenen van Egypte doden. Maar de huizen waarvan de deurposten met bloed waren bestreken zou hij voorbij gaan.
Zij deden zoals Mozes het hun had gezegd. Snel maakten zij brood voor de dag gereed. Maar eer het deeg gerezen was waren ze reeds op weg. Toen hij hun zag vertrekken, veranderdede de farao weer eens van gedachten en liet de slaven achtervolgen. Het grote volk van de slaven volgde Mozes.
Zij liepen totdat zij bij een grote watermassa kwamen, bekend als de Rode Zee. Daar nam Mozes zijn staf en strekte hem uit over het water. Toen gebeurde er een groot wonder. De wateren spleten van een, zodat de kinderen van Israël over de droge bodem verder konden trekken. Toen de Egyptenaren bij de Rode Zee kwamen, raakte Mozes opnieuw het water aan met zijn staf. De wateren stroomden terug en de Egyptenaren verdronken met hun wagens in de zee. De kinderen van Israël zongen vreugdeliederen. Zij waren weer vrije mensen.
Om deze vrijheid te vieren, vieren de Joden elk jaar Pesach, dat in het Nederlands Paasfeest heet.
Het Paasfeest begint op de veertiende dag van de Hebreeuwse maand Adar, die soms in april, soms in mei valt. Sommigen vieren dit feest zeven dagen lang, en anderen acht dagen.
Op Pasen eten de Joden geen brood. Velen maken hun huis schoon zodat er geen kruimel brood meer te vinden is. Op de eerste avond van het Paasfeest is het huis gewoonlijk smetteloos schoon. De tafel staat gedekt voor de seder, het opnieuw vertellen van het Paasverhaal.
De familie verzamelt zich rondom de tafel. De seder staat op het punt om te beginnen. Bij iedere plaats ligt een klein boekje, de haggada, en er staat een drinkbeker. Het jongste kind opent de seder met vier vragen.
"Waarom," zo begint hij, "is deze avond zo heel anders dan alle andere avonden?"
"Waarom eten wij op alle andere avonden alle soorten brood en op deze avond alleen matse?"
Als hij al zijn vragen heeft gesteld, leest het hoofd van het gezin de antwoorden voor uit de haggada.
"Omdat wij slaven waren in Egypte," zo begint hij," en nu zijn we vrije mensen." Het vertellen van het verhaal is begonnen.
Tijdens de seder drinkt ieder vier bekers wijn. Hij eet bittere kruiden om hem te herinneren aan de bitterheid van de slavernij. Hij eet een speciale appel- notenpasta, charoset genaamd, om hem te herinneren aan de stenen die gebruikt werden bij het bouwen van de piramiden. Hij doopt groenten in zout water om hem te herinneren aan de tranen, door de Hebreeuwse slaven gestort. Veel van deze spijzen liggen tesamen op een bord, ernaast ligt een gebraden beentje, dat de mensen herinnert aan het lam dat in Egypte werd geslacht.
Op de tafel liggen ook drie matses, ongedesemde broden, gebakken door de kinderen van Israël toen zij hastig wegtrokken uit Egypte.
Tijdens het voorlezen van de haggada worden veel liederen gezongen en interessante verhalen verteld. Een speciale beker wijn staat ingeschonken voor de profeet Elia, die, zo denken zij, op deze avond elk Joods huis komt bezoeken.
Als de seder ten einde loopt, eten de mensen het laatste stuk van de matse, afikoman geheten, en bedanken God voor zijn heel bijzondere gave van de vrijheid.
Dit was dus de maaltijd die Jezus samen met zijn leerlingen ging vieren. Ook bij hen stond een schaal bittere kruiden op tafel. Het brood wat Jezus brak was dus ook een matse. Daarom is het dus niet vreemd dat ook de hostie bij de Eucharistieviering, feitelijk een stukje matse is. (niet gegist, en niet gerezen brood).
Het verhaal van de "Uittocht" wordt bij ons voorgelezen in de "paaswake".
Een beker en een kelk is in feite hetzelfde gebruiksvoorwerp. In de loop der eeuwen is de kelk die in de Eucharistieviering gebruikt wordt, steeds kostbaarder geworden en bijna niet meer als een praktisch stukje serviesgoed te herkennen, maar feitelijk is hij dat, niet meer, niet minder.
De Joden kunnen trouwens de wijn vervangen door druivensap, dat krijgen de kinderen!
Omdat de vrijdagmiddag nog niet oficieel tot het paasfeest hoorde, moest Jezus op deze donderdagavond gevangen genomen worden.
In oosterse en zuidelijke landen is het heel normaal dat mannen elkaar met een kus begroeten. In de noordelijke landen (waar wij toe behoren), is iedere vorm van lichamelijk kontakt lang afgewezen. Dit vindt zijn oorsprong in het protestantisme, wat op dit gebied, vrij stijf is en zoiets snel als zondig ziet.
1. In de oosterse landen was het gebruikelijk dat, wanneer je ergens binnen ging een slaaf jou de voeten waste.
Dat was geen luxe met die hitte en al dat stof op de wegen. Praat er eens over met de kinderen hoe zij dit vinden. Kijk eventueel even bij het hoofdstuk "Op visite " voor meer suggestie omtrent voeten wassen.
2. Vraag eens aan de koster wat hij moet doen als de viering op Witte Donderdag afgelopen is. Dan heeft hij veel werk, want eigenlijk moet alles van het altaar af. Alles wat er op staat, maar ook alle kleden moeten er afgehaald worden.
Op Witte Donderdag worden er altijd meer hosties geconsacreerd (bij de consecratie op het altaar gezet, zodat zij ook het lichaam van Jezus worden), dan normaal. Op Goede Vrijdag worden dan alle hosties van Witte Donderdag opgemaakt. Zo wordt ook bij ons op Pasen alles nieuw.
In kloosters kent met het gebruik, dat de hosties op Witte Donderdag naar een ander altaartje worden gebracht, daar blijft dan de hele nacht iemand bidden. (Net zoals de apostelen in de Hof van Olijven bij Jezus waren). Dat "waken" doet men wel om de beurt.
3. Wil je meer weten over het Joodse Paasfeest, dat kan, eventueel is er en bezoek aan de Joodse Liberale Synagoge in Rotterdam te regelen. Of iemand komt er iets over vertellen (zie hulptroepen).
4. Waarschijnlijk wordt deze bijeenkomst een " verhalen"- bijeenkomst. Zorg dat de kinderen gemakkelijk zitten, niet op stijve bankjes, dan gaan ze beslist vervelen, maar op kussens op de vloer, dat luistert veel beter. Zorg wel dat er deze keer, behoorlijk wat te eten en drinken is, dat past helemaal bij het verhaal. Matsen zijn overal te koop, en belegd als toastje smaken ze heerlijk! Zoet, hartig alles is mogelijk. Dit kan eventueel een avondmaaltijd vervangen, laat dit de ouders van tevoren wel weten!
5. De olijfolie van de olijfbomen komt, is al eerder verteld, dat de olijven zelf
gegeten worden nog niet, misschien de kinderen eens laten proeven. Geef ze geen hele olijf, maar een heel klein stukje om te beginnen, waarschijnlijk vinden ze het erg vies!!!!!!
6. Het is wellicht goed om bij dit onderwerp het geheugen van de kinderen op te frissen en hen nog eens te vertellen wie de hogepriesters en schriftgeleerden waren. Het was een clan, een soort maffia-achtige organisatie, die de macht in Israël in handen wilde hebben, die erg machtig was en in staat was om de mensen op te hitsen!!!!!
Hier zag je dus ook het verschijnsel dat een klein aantal mensen een hele grote groep op het verkeerde pad kon brengen. Dit verschijnsel hebben we door de eeuwen heen, overal gezien. Steeds weer proberen mensen anderen in hun macht te krijgen. Hoe???????? Kijk eens naar de advertenties, kijk eens naar de "Ster", kijk eens naar informatie over politieke partijen.
Bekijk met de kinderen eens wat advertentie teksten en haal er de meest dwingenden uit. Zoek ook naar die advertenties, waar je gauw in zou trappen.
7. Je kunt natuurlijk hierbij ook een stukje uit "Jesus Christ Superstar" draaien, dat over het laatste avondmaal gaat.
Pesachmaaltijd.
Deze maaltijd hoort eigenlijk 's avonds gebruikt te worden. Het is een vast omschreven onderdeel van het Joodse Paasfeest. Waarschijnlijk was het "Laatste avondmaal" zo’n maaltijd.
Deze avond ligt men aan tafel, d.w.z. steunend op de linkerarm.
Wanneer iedereen binnenkomt, worden de kaarsen aangestoken en krijgt
iedereen een beker wijn (druivensap) te drinken.
De tafel is feestelijk gedekt, er staan minstens twee kaarsen op, meer
mag.....
Op de tafel staat een schotel met daarop:bittere kruiden. (meestal is dit mierikswortel, maar het mag ook ander bitter kruid zijn witlof?????) een geroosterd lamsbotje. (alleen het bot, geen vlees er aan. Dit kan vervangen worden door een kippenbotje.)een ei. (dit is eerst gekookt en daarna in een vlam geblakerd.) lente groenten (sla, radijsje, peterselie etc.)charostet (dit is een mengsel van geraspte wortel, rozijnen, kaneel, veel suiker en zoete rode wijn [druivensap], dit moet echt mierzoet zijn.) 3 matzes, die door een servet van elkaar gescheiden worden. schaaltje zout water.
Er is ook een kant en klaar mengsel van bitter kruid te koop, dit heet mahor. Dit kun je eten met de matzes.
Deze avond wordt ookwel de Seder-avond genoemd, Seder betekent
volgorde.
Op Pesach mag er niets ouds meer wat gerezen is in huis zijn. Vaak
wordt het hele huis schoon gemaakt en echt iedere broodkruimel wordt
verwijderd,.
Matzes, is ongerezen brood, er zit geen gist in. Het is het brood van de ellende. De Joden aten dit toen zijn vertrokken uit de slavernij van Egypte. Toen was er geen tijd om brood eerst te laten rijzen.
Tijdens deze maaltijd wordt het Joodse Paasverhaal verteld. Dit
verklaart ook de gebruiken.
Het jongste kind vraagt waarom ze vanavond mogen leunen en niet rechtop
zitten?
Deze houding herinnert aan de tijd dat dit gebruik ontstond, dit was de tijd van de Romeinse overheersing, dus ook de tijd dat Jezus leefde.
De Joden voelden zich rijk omdat ze nu vrij waren, uit de handen van de Farao.
De rijken waren in die tijd gewend om aan tafel te liggen i.p.v. te zitten.
VERKLARING VAN DE DINGEN IN DE SCHOTEL:
Als de kaarsen aangestoken zijn wordt er eerst een zegenbede uitgesproken: God wordt bedankt en geloofd voor alle goede dingen die Hij gegeven heeft.
Over de matzes wordt gezegd: "Dit is het brood van de ellende, laat ieder tot ons komen die honger heeft."
De matzes, kruiden en groenten eet je door ze eerst in het kommetje zoute water te dopen, er mag dus niets op gedaan worden. Het zoute water moet het lekker maken.
Op een stukje matze doe je een beetje bitter kruid en wat van het zoete spul, want.......als je niet weet hoe zoet smaakt, weet je ook niet hoe bitter smaakt en andersom ook niet.
Tijdens het eerste deel van de maaltijd wordt het verhaal van de uittocht verteld en ook het verhaal over de zeven plagen n Egypte. Bij iedere plaag die genoemd wordt, moet iedereen zijn vinger in het glas wijn (druivensap) dopen en er een druppel uithaen, deze moet op een servet gegooid worden en mag niet af gelikt worden, anders lik je de plaag op.
Volgorde van eten:
stukje matze bitter kruid, [schijfje mierikswortel]N.B.!!!!!!!!!!! Deze beschrijving is niet volledig! Er bestaan nog veel meer regels en gebruiken omtrent de Pesach-maaltijd. Wil je meer weten hierover, vraag dit dan na aan een Joodse vriend of vriendin. Die zullen jou graag vertellen over hun gewoontes en deze uit willen leggen.