De Carnavalswagen.

Bart is helemaal opgewonden, geen wonder, Carnaval nadert. Dat is een feest, waarbij de fantasie van Bart helemaal op hol slaat. Ook nu is dat het geval: hij heeft vannacht gedroomd, dat ze met z'n zessen mee zouden doen aan de optocht en...de eerste prijs zouden winnen.
Dat is een droom, waar hij nog wel een beetje over na wil denken. Hoe meer hij denkt, des te opgewondener wordt hij. Hij houdt het bijna niet meer uit tot het pauze is. Zo gauw ze buiten zijn, begint hij er over: "Zullen wij eens meedoen met de optocht." "Waar heb je het over," vraagt Peter. "Nou, het is bijna Carnaval, en ik wil zo graag meedoen, maar dat kan alleen als jullie ook meedoen," zegt Bart.
"Meedoen," valt Vera nu bij, "gaan we dan als een groep?"
"Lopend of op de fiets," vraagt Marja." "Nee, luister nu eerst eens," zegt Bart ongeduldig. "Ik wil zo graag een wagen maken."
Daar worden de kinderen even stil van. Een wagen maken, dat is een enorm karwei, maar . . . . . hoe meer ze er over nadenken . . . . . . des te meer zin ze krijgen.
"Wij hebben thuis in de schuur een platte kar, daar zou het wel opkunnen," zegt Jan.
"Dan maken we hem bij jou in de schuur," zegt Bart, "want niemand mag hem zien." "Als ik mijn vader eens vraag, of die hem wil trekken, misschien kan dat wel met het busje," fantaseert ook Jan verder.
"Wat moeten we voorstellen," vraagt Magda. "Ik weet het," zegt Vera," we doen net als in die mop over Sinterklaas. Jullie weten toch dat Sinterklaas onder een lantaarnpaal een schijnheilige is? We gaan allemaal als schijnheiligen." "Moeten we dus een boel lantaarnpalen maken," zegt Peter. "Ja," zegt Marja, "en daar hangen wij als heiligen onder." "En we schijnen met zaklantaarns," zegt Vera. "En we gooien met confetti," doet ook Jan een duit in het zakje. Een maand lang zitten de kinderen ieder vrij ogenblik in de schuur bij Jan, er wordt getimmerd, gezaagd, geplakt, geverfd, dat het een lieve lust is. De moeders hebben mantels in allerlei kleuren gemaakt en Vera heeft van ijzerdraad en goud karton, heilige kransjes gefabriceerd. Nu kan het Carnaval worden.
De vader van Jan heeft een tractor voor de kar gezet, want met de bus, dat ging niet best. Ook hij is aangekleed als een heilige, kompleet met aureooltje.
De wagen wordt de schuur uitgereden en met een trapje klimmen de kinderen er op. Op de wagen staan fraaie teksten zoals: "zo (schijn)heilig zijn we nog nooit geweest", en: "Zorg dat je er bij komt . . . . in de hemel moet je zijn." Ieder kind gaat bij een lantaarn staan, want er moet eerst een foto gemaakt worden. Als die klaar is, kruipen ze in het huisje dat ook op de kar staat: hierop staat: "Heilig huisje", want als de wagen rijdt is het best koud. In het huisje zitten ze lekker beschut. Ze rijden naar het startpunt van de optocht. Daar moeten ze op hun plaatsen gaan staan, de vader van Jan zet een bandje met muziek aan en daarop gaan de kinderen dansen en hossen, ze schijnen met de zaklantaarns en gooien handenvol confetti in het publiek.
Bart duikelt van plezier, bijna van de kar af en wordt nog net op tijd, door Peter in zijn nekvel gegrepen. Veel te gauw zijn ze het hele dorp door gereden en . . . . worden de prijzen bekend gemaakt. Wat Bart gedroomd heeft, wordt waar: ze winnen een eerste prijs. Helemaal door het dolle heen rijden ze met de wagen terug naar de schuur. Dit was de eerste optocht, maar omdat er in de buurt in meer plaatsen optochten gehouden worden, kunnen ze nog twee keer met eentje meerijden.
Ook aan de Carnaval komt een eind. De vader van Jan, die drie dagen met het stel kinderen opgetrokken heeft, vindt dat ze het dit eens goed moeten afsluiten. "Hoe dan," vraagt Peter, "Moeten we dan haring eten?" Hij griezelt, want daar houdt hij niet van. "Nee," zegt Jan's vader, "woensdag is het Aswoensdag en dan begint de Vasten. We moeten dan naar de kerk gaan om een askruisje te halen. Dat hoort zo als je Carnaval gevierd hebt." "Dat is ook wel leuk," vindt Bart, "worden we eens door de pastoor geschminkt." "Dan doen we daarna wedstrijd, wie het langst dat kruisje op zijn voorhoofd kan laten zitten," stelt Marja voor.
De volgende dag gaan ze samen naar de kerk en krijgen hun askruisje. De vader van Jan denkt dat er van die wedstrijd wel niet veel terecht zal komen, want het is al avond als ze het krijgen. Na een nachtje slapen, zal het wel verdwenen zijn. Hij heeft er niet op gerekend dat de kinderen zéér vindingrijk zijn: de zes kinderen verschijnen die morgen op school, met keurige askruisjes op hun voorhoofd met daar overheen een . . . . . plakbandje!
Peter en Bart houden het het langste vol, ze komen drie dagen op school met askruis, dan houdt Peter het niet meer uit van de jeuk en . . . .is Bart de winnaar van deze wedstrijd.

Evangelieverhaal.

(Matteüs 6, 1-6, 16-18).

Voorbereiding
Informatie voor de begeleiding.

Vasten ging in de tijd van Jezus met veel misbaar gepaard: men trok soms zijn kleren stuk of kleedde zich in jute zakken en.....ze strooiden as op hun hoofd. Hier komt dus de uitdrukking vandaan: "In zak en as zitten!" Het was een soort wedstrijd, wie er het smerigst uitzag, die vastte het best!

Hier tegen komt Jezus dus in opstand; hij vindt het maar schijnheilig gedoe.

In de bijbel staat dat je God moet dienen met je hart en met je hele lichaam, dit werd (wordt) door de Joden letterlijk genomen. Vandaar dat als zij bidden, ze dit ook met hun hele lichaam doen, ze wiebelen van voor naar achteren terwijl ze bidden! Ook wij kennen "gebedshoudingen", hierover meer bij de vragen en suggesties.

Met de schijnheiligen bedoelt Jezus de Farizeeër en de schriftgeleerden, die zich geweldig uitsloofden, om zo maar aan iedereen te laten zien hoe hard ze vastten en baden. Verder waren ze nogal corrupt!!!

Bidden moet je volgens Jezus dus beslist niet doen om indruk op mensen te maken, dat is kwezelachtig, echt bidden doe je gewoon overal, zonder dat het iemand opvalt. Je kunt er dus nooit over oordelen of iemand wel bidt. Of hij/zij goed bidt. Dit is iets wat alleen God aangaat!

Op het gebied van bidden mag niet geoordeeld worden en zeker niet veroordeeld, iets wat in de tijd van Jezus, dus wél gebeurde. Iets wat ook nu, nogal eens gebeurd. Jezus beschermt de persoonlijke vrijheid van ieder mens, die wil bidden, maar dan moeten wij die ook van elkaar eerbiedigen!

Verwerking.
Opdrachten, vragen en suggesties.

1. Het askruisje is dus een overblijfsel van het in "zak en as gaan".

    De as wordt gemaakt van verbrandde "palmtakjes" van het afgelopen jaar. (geen palm, dit is Buxus!).
    Wanneer je het askruisje krijgt, wordt er gezegd:" Denk er aan, dat je van stof bent gemaakt en weer stof zult worden!" Dit slaat op het scheppingsverhaal, waarin vertelt wordt dat God een beetje klei ( = stof) nam en daarvan de mens vormde. Wanneer je dood bent, blijft er uiteindelijk stof en botjes over! (Hier komt ook het gezegde vandaan dat, wanneer er een heleboel stof onder je bed ligt bijvoorbeeld, er wel gezegd wordt: "Daar ligt een hele mens!")
    Vraag eens aan de koster of de kinderen er bij mogen zijn als hij "as" maakt, en of hij uit wil leggen waarom hij wat doet. Demonstreer een askruisje. Dat kan best, want de as is nog niet gewijd!

2. Carnaval is heel erg oud, waarschijnlijk is het een vruchtbaarheidsfeest geweest.

    Nu wordt het gebruikt als een uitbundige voorbereiding op de Vasten (ook wel veertigdagentijd genoemd), vroeger mocht je de hele vasten geen vlees eten (alleen op zondag wél), je mocht door de week maar één volle maaltijd eten, de andere twee maaltijden, moest je veel minder eten als dat je gewend was.

    Kinderen hoefden niet te vasten, (het is niet gezond voor een kind, dat nog in de groei is!), maar die mochten niet snoepen. De meeste kinderen verzamelden de snoep wat ze kregen in een zo genaamd "vastentrommeltje" .

    Op Paaszaterdag ‘s middags om twaalf uur precies was de eigenlijke vasten afgelopen, er werd gezegd: "Dan kwamen de klokken weer terug uit Rome", dat was het moment om je vastentrommeltje leeg te gaan eten. In die tijd waren er veel kinderen met Pasen behoorlijk beroerd!!!! Het was bovendien ook een soort wedstrijd, wie het meeste in zijn Vastentrommeltje had.

    Dit soort regels zijn drastisch gewijzigd nà het tweede Vaticaans Concilie ( = vergadering van de Paus met alle kardinalen en bisschoppen van de hele wereld, waarbij wetten van de Kerk veranderd kunnen worden).

    Nu zijn er nog maar twee dagen waarop we geen vlees mogen eten: Aswoensdag en Goede Vrijdag!

    In plaats van vlees, mag je dus wel vis eten, daarom wordt er op Aswoensdag haring gegeten. Dit is niet alleen maar een middel tegen de kater van de Carnaval!

    Ga met de kinderen eens na, wat er in de plaats is gekomen van het "vasten-trommeltje" en hoe ze dat vinden.

    (Vastenzakje met een duidelijk doel, vaak ontwikkelingswerk; een bepaald project met "Hongerdoek", dus veel zinvoller dan alleen maar snoepjes verzamelen, om je daar op paaszaterdag misselijk aan te eten!).

3. Het Hongerdoek.

    Met de kinderen kun je nu eens nadenken waaraan ze geld zouden willen geven, wat ze in de Vasten uitsparen, door iets niet te doen. Maak eens een eigen "Hongerdoek", dat wil zeggen: teken voor wie je iets wilt sparen en teken ook waarom. Het waarom moet verband houden met het leven van Jezus en met wat hij gezegd heeft.

    Je kunt het natuurlijk gewoon op papier tekenen. Een andere mogelijkheid is het schilderen op een lap stof, met textielverf gaat dit heel goed, maar ook de "Decorfin". Wel van tevoren de stof spannen, bijvoorbeeld over een plaat zacht board, met kopspelden. Dit gaat heel gemakkelijk.

4. De "prinsenwagen" is ontstaan uit een boot op wielen, de z.g." Blauwe schuit."

    Het was een volksvermaak om hierin mensen die echt gek waren, of vreselijke dronkelappen, door de stad te voeren, zodat iedereen ze uit kon lachen. Het was dus helemaal niet leuk om op een wagen te zitten, want dan stond je echt voor gek!!!!

    Praat eens met de kinderen erover of zij zich wel eens voor gek hebben voelen staan en...wat ze daar van vonden.

    Wat is nu feitelijk "gek"? Leg ze eens uit dat gek-zijn, maar heel betrekkelijk is en dat mensen soms ook geestelijk een beetje ziek kunnen zijn. Daarom wordt een instelling waar deze mensen geholpen worden ook een psychiatrisch ziekenhuis genoemd. Mensen kunnen daar ook genezen en zijn dan weer net zo gewoon als wij allemaal ( of.....net zo gek!!!!!)

    Weten de kinderen zo'n instelling vlak in de buurt? Misschien zijn ze er wel eens op bezoek geweest. (Dit moeten ze dan wel uit zichzelf vertellen, want vaak mag er niet over gepraat worden! Maak het de kinderen dus niet moeilijk en "vis" niet.)

5. Misschien hebben de kinderen wel zin om samen mee te doen met de optocht.

    (wagen, loopgroep etc.) als het enigszins mogelijk is, doe het. Dit werkt reuze stimulerend en is goed voor de onderlinge samenwerking. (Schakel wat hulptroepen in!)

6. Bij Carnaval horen clowns en narren. Deze figuren mogen de waarheid vertellen.

    Vroeger was een nar aan een hof, de enige die tegen de koning (of andere hotemetoot) kon zeggen wat hij er echt van vond, zonder dat hij daar straf voor kreeg. De nar en de clown verpakken de waarheid in een heleboel gein, dan komt het niet zo hard aan, maar de boodschap komt wel over.

    Bedenk met de kinderen eens wat "waarheden en boodschappen", die door clowns en narren tegen de mensen in de kerk gezegd zouden kunnen worden. Maak eventueel een (of meer) clown of een nar . Dit is te gebruiken als je een viering verzorgt bij Carnaval.

7. Bij Carnaval hoort ook veel bier drinken of anderen vormen van alcohol gebruiken.

    Praat hier eens over met de kinderen wat zij hier van vinden. Informatie over alcohol e.d. kun je krijgen bij het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs (CAD) . Misschien vind je de kinderen erg jong voor dit onderwerp, maar bedenkt dan wel dat jongeren op zeer jeugdige leeftijd al beginnen met alcohol en... helaas ook met drugs. Het is echt niet gauw te vroeg!

8. Dansen, springen en hossen hoort ook beslist bij Carnaval.

    Dansen in de kerk is nu niet bepaald gebruikelijk. Toch zijn er nogal wat vormen van bewegen rond b.v. de Eucharistieviering. Er worden nogal wat karakteristieke bewegingen gemaakt.

    Laat de kinderen zelf hier eens over na denken en vertellen of nadoen wat ze in de kerk aan "rare" bewegingen en houdingen gezien hebben.

    Knielen = teken van onderwerping, zich volkomen afhankelijk maken, want vanuit een geknielde houding kun je niet zomaar wegrennen.

    Staan = teken van eerbied en oplettendheid. Staande kun je moeilijk in slaap vallen.

    Kruisteken maken: In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Dit is een hele korte geloofsbelijdenis. Je zegt dat je God in drie personen aanroept en vraagt de zegen over wat je gaat doen.

    Armen en handen zijwaarts omhoog heffen = een houding om iets te vragen wat van boven moet komen.

    Buigen = eerbied tonen.

    Even knielen = nog meer eerbied tonen.

    Staande hoofd buigen richting het altaar = last van je knieën hebben, eigenlijk willen knielen, maar dat lukt dus niet.

    Zo zijn er nog veel meer gebedshoudingen, die worden behandeld bij het hoofdstuk over "Dominicus" .