Jong geleerd, is oud gedaan.

Peter "helpt " een handje.

De vader en moeder van Peter snappen er niets van: de school is al lang uit, het is al bijna donker en Peter is nog steeds niet thuis. Ze hebben al naar Jan en Bart gebeld, maar daar is hij ook niet. Ook de meisjes: Vera, Marja en Magda, weten niet waar Peter zou kunnen zijn. Vader is bij de school wezen kijken, maar daar was alleen nog iemand van de schoonmaakploeg aanwezig en die had geen een kind meer gezien. Peters moeder wordt steeds ongeruster; ze is wel gewend dat Peter af en toe laat thuis komt, maar hij is toch wel altijd ruim voor het eten binnen, want hij heeft een zeer gezonde eetlust. Ten einde raad bellen ze Vera nog maar eens een keertje, die is intussen klaar met eten en belooft naar hen toe te zullen komen.
Een kwartier later staat Vera op de stoep, maar ze is niet alleen: alle andere leden van hun vriendengroepje zijn bij haar. Ze worden binnen genodigd en beginnen natuurlijk gelijk door elkaar te praten. Dan zegt Vera: "Jongens, wees eens stil, ik geloof dat ik een idee heb!"
Vol verwachting kijkt iedereen Vera aan. Peters vader moedigt het meisje aan om met haar idee te komen. "Nu, ik dacht," zegt Vera, "er zit sinds twee weken een Turkse jongen bij ons in   de klas. Hij heet Ali , hij woont sinds een poosje bij ons in het dorp, want hij mag in Nederland blijven. Ali spreekt niet zo best Nederlands, maar Peter begrijpt hem, van alle kinderen van onze klas, het beste. Dus, ik dacht, misschien zit Peter wel bij Ali thuis." "Weet jij waar die Ali woont", vraagt de moeder van Peter? "Ja, hoor, ik kan daar zo naar toe fietsen" zegt Vera. "Dan ga jij nu even met mij mee, naar Ali, om te kijken of Peter daar misschien is," zegt de vader van Peter.
Samen gaan ze weg, gewoon eventjes vlug met de auto, het is wel niet ver, maar anders duurt het wachten voor de anderen zo lang. Bij "Ali" wacht hun een vervelende verrassing, want de ouders van Ali zijn net zo ongerust als die van Peter: ook hun zoon is niet thuis gekomen, daar zijn zij ook niet aan gewend. Omdat de vader van Peter nu vermoedt dat de twee jongens samen op pad zijn, nodigt hij de ouders van Ali uit om met hen mee te gaan.
De rest van de club heeft intussen niet stil gezeten en ijverig nagedacht waar Peter nog meer zou kunnen zijn. Het meest voor de hand liggende: de boomhut, komt eigenlijk niet zo in aanmerking, want daar gaat Peter niet alleen naar toe. Nu blijkt dat Ali ook kwijt is, moeten ze toch eerst maar eens een kijkje gaan nemen in de hut. De zes kinderen pakken hun fietsen en rijden binnendoor naar de boomhut.
De vader en moeder van Peter en die van Ali komen met de auto, maar de kinderen zijn er toch veel eerder en . . . . hebben het van een afstand al gezien: er brandt licht in de boomhut, want iemand heeft vergeten om de gordijnen dicht te doen. Dat kan niemand anders als Peter zijn. Vlug klimmen de jongens naar boven, Vera wacht op de ouders en...dan blijkt dat Peter er inderdaad zit met....Ali.
"Hé joh," zegt Bart," wat ben jij hier nu aan het doen? Iedereen is hartstikke ongerust!" "Ik ben Ali aan het helpen met zijn Nederlands", antwoordt Peter, "want hij vindt het op school vreselijk moeilijk." "Aan het helpen met zijn Nederland," zegt Jan, "volgens mij zitten jullie gewoon stripverhalen te lezen!" "Dat is toch ook Nederlands", zegt Peter, een beetje verontwaardigd, "dat is reuze handig, want aan de plaatjes kan hij zien waar het over gaat en zo leer hij vanzelf Nederlands. Dat is toch reuze simpel!" "Allemaal mooi en aardig," zegt Marja, "maar ik geloof dat jullie nu eerst maar eens mee naar beneden moeten komen, want jullie ouders staan daar wel te wachten" "Even wachten," zegt Peter, "want we moeten alleen de laatste bladzijde van deze strip nog lezen en die was reuze spannend!" Hiervoor hebben de kinderen best begrip, want ze weten hoe vervelend het is als ze zelf moeten ophouden met lezen net op een moment dat het reuze spannend is. "O.k.," zegt Jan, "maar dan gaan wij alvast naar beneden", en hij voegt de daad bij het woord. Als ook Marja weer met haar voeten op de grond staat, komen de benen van Peter door het luikje, Ali klimt er voorzichtig achteraan, hij is nog niet aan een touwladder gewend.
De moeders zijn reuze blij dat ze hun zonen zien, maar de vaders, zouden het liefst even zorgen dat de broekjes van de jongens - plaatselijk- flink verwarmd werden. De vijf kinderen nemen het echter voor hun vriendjes op. Marja zegt: "Het is toch erg lief van Peter dat hij Ali wil helpen, daar moeten jullie niet kwaad om zijn." Daar is eigenlijk iedereen het wel mee eens. De moeder van Peter zucht eens. "Wat is er," vraagt Marja. "Ik geloof", zegt Peters moeder, "dat ik vanavond weer een hele berg pannekoeken moet bakken, want ik denk dat iedereen weer flink trek heeft." "Maar wij hebben wel gegeten," zegt Magda. "Maar pannekoeken lusten we altijd", zegt Bart die het opgevangen heeft en . . . . zo gauw het over eten gaat is hij er altijd als de kippen bij. Ze gaan met z’n allen naar het huis waar Peter woont.
De twee moeders duiken de keuken in en ook de meisjes helpen een handje, maar niet nadat ze afgesproken hebben dat de jongens straks mogen afwassen. Zo is het weer eerlijk verdeeld. Alle taalproblemen worden opzij gezet, want met handen en voeten kun je ook een boel aan elkaar duidelijk maken. Om pannekoeken te eten is het echt niet nodig om goed Nederlands te spreken, die smaken in het Turks precies even lekker.
Peter en Ali beloven in het vervolg even te zullen vertellen dat ze naar de boomhut zijn om aan het taalprobleem te werken. Daar kunnen de voorlopig mee vooruit, want Peters vader heeft nog een enorme stapel stripboeken die ze mogen gebruiken. "O, maar dan kom ik ook helpen met de les", zegt Bart, die gek is op stripboeken. "Mooi niet," zegt Peter," want als jij erbij zit kan niemand meer rustig lezen, jij zit altijd hardop te lachen en commentaar te leveren, dat is niks.Ik geef Ali les, en dat doe ik mooi alleen! Zo gauw Ali beter onze taal kent, zijn jullie er van harte welkom bij en die stripboeken kopen echt niet weg. " "Misschien kunnen we een mooie boekenplank maken in de hut," zegt Bart. "Lijkt met niet zo handig," zegt Jan, "een boekenkist, met een hangslot is veel beter, dan kan nooit iemand onze boeken stelen." "Die kist kunnen we dan gelijk als tafel gebruiken, zo raakt de hut wel leuk aangekleed," vindt Marja. Intussen is al het beslag op en zijn ook alle pannekoeken verdwenen. De buikjes zijn een stukje ronder als in het begin van de avond, de heren mogen nu de keuken in en de dames gaan er lekker bij zitten. Veel te gauw is het tijd om naar huis te gaan.

EVANGELIEVERHAAL:

Jezus in de tempel Lucas 2, 41- 52
Jezus was leergierig. Zo bleef Hij in Jerusalem achter om naar de schriftgeleerden te luisteren.

Voorbereiding

De stad Jeruzalem lag op dezelfde plaats waar nu de "oude stad" van Jeruzalem ligt. Om de stad heen waren muren gebouwd.

Je kunt nu zeggen dat het historische Jeruzalem 7 meter onder de huidige oude stad ligt, want door oorlogen en verwoestingen zijn er steeds steden bovenop de puinhopen van de vorige stad gebouwd.

Het oude Jeruzalem was niet zo groot, maar wel geweldig druk . Vooral in de buurt van de tempel. Daar waren ook gastenverblijven gebouwd ( een voorloper van onze "Motels") een huisje van 4 bij 5 meter , waarin stenen bedbanken aanwezig waren. De gasten maakten gebruik van het water dat in de verzamelbekkens (cisternen) aanwezig was. Deze gastenverblijven bevonden zich vlak bij de trappen van de tempel.

De tempel in de tijd van Jezus was al de tweede tempel , want de eerste was van hout en is afgebrand. Deze tempel is gebouwd door koning Salomon, die de zoon was van de eerste koning van de Joden: David.

De tempel was een enorm complex, het "Heilige der Heiligen" het belangrijkste deel, daar werden de stenen tafelen bewaard en daar mochten alleen de hogepriesters om de beurt binnen. Hier om heen was een kolossaal plein. Hierop bevonden zich de offeraltaren, waar dieren geofferd werden: koeien, schapen en voor wie weinig geld had: duiven. Die dieren werden van handelaren op het plein gekocht en geslacht voordat ze verbrand werden.

Rondom de tempel waren veel winkeltjes , maar de negotie ( = handel) was ook op het tempelplein doorgedrongen.

Voordat de mannen de tempel binnengingen moesten zij zich reinigen. Hiervoor waren er bij de trappen voor de tempel baden. De bedoeling was dat ze al schoon waren voordat ze het water ingingen.

Van dit gebruik stamt ook de vingerwassing af, die door sommige pastoors nog gedaan wordt bij de offerande in de H.Mis.

Bij de tempel hoorde ook een school, want de joden hechten veel waarde aan het bestuderen van de H.Schrift (ook nu nog , nu heet het "naar de sjoel gaan") . Hier waren meestal de leraren (rabbi’s rabbijnen) en de schriftgeleerden te vinden.

In dit gezelschap vonden Maria en Jozef, Jezus terug.

Pasen in van oorsprong een Joods feest ( heet Pesach) . De maanstand bepaald wanneer dit feest gevierd wordt . Op dit feest wordt de uittocht uit Egypte herdacht, waar de Joden als slaven behandeld werden.

Mozes heeft uiteindelijk met hulp van God, die zeven plagen over de Egyptenaren liet komen, de Farao zo ver gekregen dat hij de joden liet gaan.

Toen ze weg waren kreeg hij spijt, ging achter ze aan en had ze bij de Rode Zee bijna te pakken, toen spleet de Rode Zee open, zodat er een droog stuk ontstond waar de joden overheen konden trekken, toen de Farao en zijn soldaten dat ook probeerden , hief Mozes zijn staf weer op en viel het water weer op zijn plaats. Zo verdronk de Farao en zijn leger. De joden zwierven toen 40 jaar door de woestijn.

Met Pasen eten de joden staande in alle haast om zo te herdenken dat de avond dat ze weggingen er ook geen tijd was om rustig te eten.

Bij de jaarlijkse gang naar de tempel hoorde altijd een offer, dat kon dus een dier zijn, maar soms gaf men ook geld.

Verwerking
Vragen en suggesties.

1. Het is natuurlijk een ideaal verhaal om met de kinderen een gesprekje te houden over het al of niet normaal vinden dat je even zegt waar je bent, of wat je van plan bent te gaan doen.

Zo’n gesprek is eenvoudig op gang te brengen door de kinderen te vragen of ze al eens ervaren hebben dat hun vader of moeder heel erg bezorgd was (waren) . Dit kan een overweldigende hoeveelheid verhalen worden en het risico bestaat dat ze tegen elkaar op gaan bieden, probeer dit dus goed in de hand te houden en niet al te lang te maken.

2. Om ze een beetje een idee te geven hoe Jeruzalem eruit ziet kun je plaatjes, maar ook dia’s gebruiken.

Gewoon projecteren op een witte muur is vaak duidelijk genoeg. Het voordeel van dia’s is, dat ze gelijkertijd het zelfde zien en het wordt in de groep de minder rommelig. Zorg er wel voor dat je zelf weet, wat je ze laat zien . Schakel anders gewoon hulptroepen in.

3. Met een landkaart van Israël kun je de kinderen ook op reis sturen.
Maak daar een spel van: soort speurtocht, waarbij de opdrachten de reisroute bepalen.

Houdt er wel rekening mee dat de joden om Samaria heen trokken, want dat was vijandig gebied en als ze het konden vermijden, deden ze het. Op zo een reis kun je tegenkomen: een ezel, een kameel, een woestijn, een waterput, de Jordaan, bergen en heuvels, palmbomen en oases. Ossen liepen er natuurlijk ook rond, evenals schapen.

Voorbeeld van een opdracht: steek de Jordaan over. Deze rivier leg je op de grond met een rol aluminiumfolie, leg een stapeltje stenen in de buurt en laat de kinderen uitdenken hoe ze met droge voeten overkomen.

Voorbeeld 2.: SCHAPEN. Dat zijn van die leuke, domme beesten en als je de pech hebt midden in een kudde te belanden moet je veel geduld hebben. Laat ze dan schaapjes tellen.

Bij een PALMBOOM kun je ze dadels laten eten, of ......schapen en palmboom combineren en ze dadels laten vullen met zachte (schapen) kaas.

Bij een put kun je ze bekertjes water naar een emmer laten brengen, dus wie het eerst zijn emmer vol heeft!

Ezel= ezeltje prik. ( staart van de ezel geblinddoekt op zijn plaats zetten).

Bergen en heuvels = over een klimrek klimmen.

Kameel: hoeveel bulten heeft een kameel. Loopt hij het zelfde als een koe. ( dus niet hij zet zijn beide rechtse poten tegelijk vooruit en ook zijn linkse. Je wiebelt dus altijd als je erop zit.)

Ossen ( werden als trekdieren gebruikt) laat ze met twee tegelijk een karretje of iets dergelijk trekken.

Oase, dit is het eindpunt, waar ze iets lekkers krijgen als beloning.

Woestijn, drie rondjes door een zandbak.

4. Je kunt ook met de kinderen een Israelische volksdans instuderen (best leuk voor de viering in de kerk). De "Koldodi", is een dans in een slinger, zonder partners. Cantiloon heeft een lied in de klapper: "Altijd op reis" en dit is de melodie van deze dans. Als je die dans niet kent, gewoon hulptroepen inschakelen.

5. Het is natuurlijk ook een goede gelegenheid om met de kinderen eens te kijken naar wat er daar in die tempel bestudeerd werd. Neem een bijbel mee, waar het Oude Testament in staat. Zoek dan het verhaal van de uittocht eens op. Of......kijk naar de psalmen, want we hebben al een paar keer de naam Koning David genoemd en die heeft psalmen ( = liederen) gezongen. Hij danste er zelfs op en zijn vrouw schaamde zich voor hem, die vond dat niet netjes voor een koning. Laat de kinderen zelf op zoek gaan naar het beroep van koning David. (hij was herder).