Erbij horen is belangrijk, want niemand staat graag alleen!
...en toen waren ze met z’n achten!
Vera, Marja en Magda zijn op school bevriend geraakt met Eveline.
Eveline woont nog niet ze lang in het dorp. Eerst woonde ze in een
stad, samen met vader, moeder en haar zusje. Maar vader en moeder zijn
gescheiden en toen is moeder met Eveline en haar zusje naar het dorp
verhuisd. Eveline vindt het allemaal maar erg vervelend, want haar
moeder is zo verdrietig en zelf mist ze haar vader vreselijk. Gelukkig
is het op school wel leuk. Maar ze ziet er iedere dag weer tegenop om
naar huis te gaan. In de stad hadden ze een heel groot huis, waar ze
fijn kom spelen en......op zolder op haar bugel mocht oefenen. Nu kan
dat allemaal niet meer, want ze wonen nu in een klein huis en haar
moeder kan de herrie van de bugel niet zo goed verdragen, daarom speelt
Eveline niet meer.
Dit
vertelt ze aan Vera, Marja en Magda. Deze beginnen onmiddellijk na te
denken, want het is al erg genoeg als je ouders scheiden en je moet
daarom verhuizen, maar dat je dan ook moet stoppen met je liefste
hobby, dat is te gek! Daar moet iets aan gedaan worden. Na school gaat
de vriendenclub naar hun boomhut. Ze klimmen gelijk maar naar boven,
want buiten is het best koud en in de hut is het behaaglijk, vooral als
het kacheltje aangedaan wordt, dat op gas brandt. Vera vertelt aan
Peter, Bart, Jan en Sjoerd, wat Eveline hen verteld heeft. "Joh," zegt
Bart, "dat is toch helemaal geen probleem. Die Eveline kan toch mooi
hier oefenen. Hier heeft niemand er last van!" "Dan moet ze gelijk ook
maar lid worden van onze club," vindt Peter, "want nu zijn wij jongens,
in de meerderheid en als Eveline erbij komt is het evenwicht weer
hersteld." "Ja," zegt Jan, "dat is met fietstochten veel gemakkelijker,
dan kunnen we gewoon twee aan twee rijden." Dit overduidelijke voordeel
is voor iedereen zeer helder. Dat ze daar niet eerder aan gedacht
hebben. Er wordt besloten dat de ze volgende dag Eveline in de boomhut
zullen uitnodigen. "Ze moet wel over een touwladder durven klimmen,"
zegt Sjoerd, die dat zelf in het begin maar een griezelig gedoe vond.
"Joh," zegt Bart, "dat leren we haar wel!" "Ja hoor," grinnikt Magda,
"Bart schrijft even een kursus:'touwladderbeklimmen' in vijf lessen.
Kun je nog geld mee verdienen."
De
volgende dag na school is Eveline van de partij, jammer voor Bart, maar
ze klimt alsof ze nooit anders gedaan heeft via de touwladder, de
boomhut in. Daar is ze wel sprakeloos, zoiets moois, heeft ze nog nooit
gezien. Dat de kinderen dat helemaal zelf gemaakt hebben, daar wordt ze
echt eventjes stil van. Peter heet Eveline van harte welkom in de
boomhut. "Hier mag je toeteren zo hard als je wilt, hier heeft niemand
daar last van!", zegt hij. "Hela," zegt Bart, "dit is eigenlijk een
reuze idee: ik speel trompet, en ik moet altijd de demper er in doen
als ik oefen. Ik zou eigenlijk net zo goed ook hier kunnen oefenen."
"Ik speel ook een beetje bugel", zegt Marja, "dan doe ik ook mee."
Het
blijkt dat iedereen wel iets aan muziek doet: Sjoerd heeft ooit les op
een schuiftrombone gehad, Magda speelt keyboard en kan goed noten lezen
en Peter heeft een drumstel. Alleen Vera heeft geen instrument. "Geeft
niks," zegt Bart, "dan kan jij met de bekkens spelen." "Bekkens", zegt
Vera," die heb ik helemaal niet." "Nu ja," zegt Bart, "een paar deksels
zijn net zo goed, die schoppen ook een boel herrie." "Weet je wat,"
zegt Peter, "we beginnen een joekskapel, dan kunnen we met de Carnaval
gaan spelen." Dat lijkt iedereen reuze leuk. "Nu moeten we nog een naam
hebben," vindt Marja, "want alle joekskapellen hebben een naam." "Wat
dacht je van........De Boomkevers," zegt Bart. "We zitten in een boom
en kevers maken ook herrie, dus kunnen wij ons best de boomkevers
noemen." De anderen moeten er eens eventjes over nadenken, maar.... dan
zijn ze het er mee eens, : dit is een mooie naam. "Dan maak ik een
groot bord voor op de hut, dan weet iedereen dat dit de Boomkeverhut
is," zegt Jan. Eveline heeft niet veel gezegd, ze weet niet wat haar
overkomt. Maar ze vindt het wel erg leuk en het lijkt haar heerlijk om
samen met dit groepje muziek te gaan maken. "Wie wordt er nu de leider
van de joekskapel," vraagt Peter. "Dat is toch logisch," zegt Sjoerd,
"Magda is de enige die heel goed noten kan lezen, dus die moet ons maar
leren hoe het moet." "Dan kan zij op haar keyboard voorspelen hoe de
wijs is, en dan spelen wij die na," zegt Jan. Ze spreken af dat
iedereen thuis alle muziek zal gaan opzoeken en die zullen ze morgen
meebrengen. Dan brengen ze ook alle instrumenten mee en kunnen eens
proberen hoe het gaat. Eveline is de koning te rijk, nu kan ze in ieder
geval weer spelen en . . . . . . keihard spelen!!! Het heeft voordelen
om bij een club te horen, daarvan is zij overtuigd.
EVANGELIELEZING:
Jezus kiest 12 apostelen.Evangelie: Marcus 3,13-19
Jezus roept 12 mannen om hem te helpen bij het brengen van het Rijk van
God.
Voorbereiding
Informatie voor de begeleiding.
Doel: Laten zien hoe een groep, een club ontstaat. Hoe hij groeit,
en hoe mensen bij elkaar gaan horen. In feite begon Jezus ook een soort
club!
Voor zijn "club" koos Jezus hele gewone mensen: vissers zonder
veel
opleiding en schoolse kennis. Ze waren niet allemaal vissers, er wordt
wel aangenomen dat Mattheus eerst Levi heette en......een tollenaar
was. Die had dus een beetje meer opleiding, kon schrijven en lezen
en.........heeft het eerst evangelieverhaal geschreven.
Johannes heeft ook een evangelieverhaal geschreven, het vierde, dat
heeft hij pas gedaan toen hij heel oud was. Hij woonde toen op het
eiland Pathmos bij Griekenland.
Deze twaalf waren de "kern" van de club, waar steeds meer mensen bij
kwamen.
Apostel is echt een term, waarmee die leerlingen bedoeld werden die
zeer actief betrokken werden bij het stichten van de katholieke kerk.
Er is een apostel die nooit met Jezus meegetrokken is, dat was
Paulus, die is pas apostel geworden nadat Jezus terug was gegaan naar
de hemel. Paulus heette eerst Saulus en vervolgde de eerste christenen.
Hij was bij de steniging van Stefanus, een christen, die martelaar werd
voor zijn geloof. Toen Saulus zich bekeerde, nam hij een andere naam
aan en werd hij Paulus. Zijn felheid was echter niet verdwenen en veel
moeilijke regels, waar we nu nog problemen mee hebben.
Verwerking
Vragen, opmerkingen en suggesties.
1. De kinderen hebben nu de namen van alle apostelen gehoord. Vraag
eens wat ze opvalt. Herkennen ze de vorm van achternamen, of van de
bij-namen. (Nb. Judas Iskariot, kwam gewoon uit het plaatsje Kariot.
Dit is natuurlijk ook een vorm van achternamen krijgen die wij ook
kennen.)
2. Geef de apostelen eens een gezicht. Hiervoor zijn verschillende
mogelijkheden: Bestaande plaatjes van de apostelen vergroten en los
knippen zodat ze allemaal alleen op een vel komen te staan en dat de
kinderen deze van een naam te laten voorzien, en / of kleuren.
Silhouetten van apostelen maken, daarvoor de kinderen zelf gebruiken,
eventueel met een pruik of een baard.
3. Een poppenkast maken:
I.p.v. Jan Klaassen en Katrijn, de Apostelen maken. Je begint met een
lege fles en een w.c.rolletje. Dit laatste snijdt ja schuin midden
door. Dit zet je op de fles. De schuine kant boven. De hoogste kant is
de achterkant van het hoofd. Een stevige prop papier op het rolletje en
dit vastzetten met repen kranten papier die je plakt met stijfsel. Je
vormt een stevige laag repen papier over de prop en het rolletje , als
het een aardig gevormde kop is, maak je er met w.c.-papier ogen, neus,
kin, wangen en oren op. De boel goed laten drogen en als het droog is
peuter je er via het rolletje de prop krantenpapier weer uit. Dan kun
je de kop verven, er haren en een bard op plakken van uitgeplozen wol
of touw en...... aankleden. De handjes vorm je door een rolletje te
maken van een stukje dun karton, en daar een handje van vilt omheen te
maken.
Als je zo alle apostelen gemaakt hebt, kun je misschien een
evangelieverhaal spelen als een poppenkast.
4. "Wie van de drie"
Geef drie kinderen schriftelijk informatie over een bepaalde apostel,
maar slechts bij een klopt het helemaal.
Door de drie vragen te stellen moeten de anderen er nu achter komen wie
de echter apostel is.
Hierbij wel een stopwatch gebruiken, zodat het vragen stellen eerlijk
verdeeld blijft.
5. Na welke apostel heet Peter? (Petrus) Ze lijken een beetje op
elkaar:
leiderstypes. Praat daar even over met de kinderen. Wat betekent nu
Petrus , dat betekent gewoon rots. Jezus wilde zijn kerk op een rots
bouwen , want dat is de stevigste ondergrond. In Israël bestaat ook een
stad Petra, die is in de rotsen uitgehouden!!
Vaak hebben voornamen ook andere betekenissen, ga eens na wat er voor
betekenissen achter de voornamen van de kinderen van de S.v.S.- groep
zitten. ( Bestaat een boekje over, zoeken bij de bibliotheek).
6. Misschien zijn er in de S.v.S.-groep ook wel kinderen die een
instrument bespelen, probeer eens samen muziek te maken, dat is erg
gezellig, misschien kun je iets instuderen voor een viering. Het hoeven
echt nie allemaal officiele instrumenten te zijn, met een beetje
fantasie kom je een eind.
Denk bv. eens aan een stukje alluminiumfolie over een zakkammetje,
daar met je lippen tegenaan, dit geeft een reuze herrie. Als je dan een
melodie neuriet wordt het echt muziek.
7. Laat ze eens horen dat je ook op een hele andere manier het
evangelie kunt verkondigen, er is een bandje met het evangelieverhaal
van Mattheus, dat begint met het roepen van de apostelen. Dit is een
evangelieverhaal op zigeunermuziek.
Er bestaat ook een Musical waarin bijbelse verhalen verteld worden. "
Glory Halleluja 2000".
Hierin zitten hele mooie liederen. ( hulptroepen)