Tweeëndertigste zondag door het jaar.
Een dove pastoor!
Bas weet het zeker: als hij groot is, gaat hij met Hanneke trouwen.
"Dan moet Hanneke ook met jou willen trouwen," merkt Eddy op, die samen
met Bas en Boris op een kistje in de hut huiswerk zit te maken.
"Ik trouw met Fatima," zegt Boris, "want ik vind zwarte kindjes zo
schattig!"
"Die worden dan niet echt zwart," weet Bas, "dat wordt een raar
kleurtje."
"Geeft niet," zegt Boris, "als ze maar een beetje gekleurd zijn; dat
staat ook heel leuk."
"Ik wil geen kinderen hebben," zegt Edwin, die ook bij de jongens is
komen zitten, "Want de dokter heeft gezegd dat ik misschien dove
kinderen krijg en dat vind ik veel te erg."
"Dan trouw jij toch gewoon niet," vindt Bas, "er zijn heel veel mensen
die niet trouwen."
"Die kunnen lekker doen wat zij willen," vindt Boris, "eten wat ze
lekker vinden; heel laat naar bed gaan; nooit hun bed opmaken en als ze
niet hoeven te werken gaan die mensen gewoon vissen."
"Je hoeft toch niet te trouwen om kinderen te krijgen," zegt Eddy,
"kijk maar naar opa Matje, die heeft nu ook een dochter."
"De pastoor is ook niet getrouwd," zegt Bas ineens, "die heeft ook een
fijn leven."
"Misschien kun jij wel pastoor worden, Edwin," bedenkt Boris.
"Dan moet je wel heel netjes leren lopen," zegt Eddy, "want een pastoor
loopt altijd heel langzaam door de kerk."
Bas en Boris bieden Edwin aan om hem netjes te
leren lopen; ze besluiten dit gelijk maar te gaan oefenen en het
huiswerk is vergeten.
Bas en Boris nemen Edwin tussen zich in; nu proberen de jongens zo
langzaam mogelijk naar de andere kant van hut te lopen.
Intussen doet geen van de kinderen nog iets aan het huiswerk, want het
is een prachtige vertoning: Edwin neemt volgens de tweeling veel te
grote stappen en moet leren voetje voor voetje neer te zetten.
"Wat zijn jullie eigenlijk aan het doen," vraagt Monique.
"Edwin wordt pastoor," antwoordt Boris, "nu moet hij eerst netjes leren
lopen."
"Dan moet Edwin nog veel meer leren," zegt Hanneke, "want een pastoor
moet heel veel weten."
"O, dat komt later wel," zegt Bas, "netjes lopen is het
allerbelangrijkst!"
"Edwin kan toch geen pastoor worden," zegt Hanneke, "de mensen kunnen
beslist dan niet verstaan wat hij zegt als hij preekt."
Edwin praat nog steeds erg onduidelijk, maar omdat de kinderen helemaal
aan hem gewend zijn, valt dit Bas en Boris niet meer op; ze zijn het
gewoon vergeten.
Bas gaat op de grond zitten en denkt eens na; ineens weet hij de
oplossing: "Edwin kan wél pastoor worden; hij kan zo'n kletspartij toch
opschrijven en die dan door iemand anders laten voorlezen!"
Ja," zegt Boris, "dat gaat best; dan kan Maaike het huishouden voor
Edwin doen, want die zal ook wel niet willen trouwen."
"Mij niet gezien," zegt Maaike,
"ik ga later fijn op een kantoor werken; dat lijkt me veel leuker dan
de hele dag de rommel van Edwin opruimen; daar zoekt hij maar iemand
anders voor."
"Mijn moeder zegt dat als je met een boek op je hoofd loopt, je heel
netjes leert lopen," merkt Suzan op, "misschien kan Edwin dat eens
proberen."
Bas zoekt het sprookjesboek op en legt dat op het hoofd van Edwin.
Boris houdt zijn handen in de buurt van het boek, zodat het niet kan
vallen.
Nu loopt Edwin heel voorzichtig en hij neemt heel kleine stapjes.
Nadat Edwin drie keer de hut op en neer is geweest, zijn Bas en Boris
tevreden.
Nu proberen ook de andere kinderen of zij met een boek op hun hoofd
kunnen lopen; de enige die het boek keurig op haar hoofd kan houden en
toch gewoon kan lopen, is Fatima.
"Dat komt door jouw kroeshaar," zegt Bert, "daardoor kan dat boek niet
schuiven."
Fatima vindt dat dat niet waar is, het komt gewoon omdat zij netjes
rechtop loopt; anders moest het Eddy toch ook gelijk lukken.
Eddy probeert ook of hij met een boek op zijn hoofd kan lopen, maar dat
valt niet mee.
Hij krijgt het zelfs niet voor elkaar om het boek op zijn hoofd te
houden, want hij beweegt altijd en zijn hoofd stilhouden is voor hem
veel te moeilijk.
"Nu moet je nog oefenen om met
zo'n jurk aan
te lopen, Edwin," zegt Bas.
Boris duikt in de kast en haalt daar een gordijn uit; met behulp van
een paar veiligheidsspelden wordt er een fraaie rok van gemaakt, die
Edwin aankrijgt.
Het gordijn lijkt wel niet erg op zo'n jurk als de pastoor draagt, maar
Bas en Boris vinden dat hiermee prima geoefend kan worden.
Wanneer Edwin in de rok ook heel netjes kan lopen, vinden Bas en Boris
het wel genoeg.
"Zo Edwin, jij wordt straks gewoon pastoor," zegt Bas, "je moet wel
opschieten want dan kun jij mij en Hanneke trouwen."
"Wat," roept Hanneke, "ik met jou trouwen, Bas, dat doe ik nooit."
"Je mag ook wel met Boris trouwen," biedt Bas aan, "dan trouw ik wel
met Fatima, want gekleurde kindertjes lijkt mij ook wel leuk."
"Dan kan Edwin onze baby's dopen," merkt Boris op, "dat kan hij ook
alvast oefenen, want de honden zijn nog niet gedoopt!"
Nu nemen alle kinderen het voor hun viervoetige vriendjes op, want ze
zijn bang dat Bas en Boris weer iets heel geks van plan zijn.
"Snoepie hoeft niet gedoopt te worden," zegt Maaike, "want die heeft
een goede naam en daar luistert hij echt naar."
"Die konijnenjonkies liepen ook weg toen jullie ze gedoopt hadden,"
zegt Hanneke, "dus we dopen heus geen honden; dat is veel te raar."
Bas en Boris overleggen eens, wat ze nu moeten doen en bieden aan dat
Edwin hun witte muizen mag dopen; die zitten toch in een grote glazen
bak en die kunnen niet weglopen.
Edwin gaat met Bas en Boris naar huis.
De tweeling is intussen verhuisd naar de zolder en heeft een heleboel
ruimte; zoveel ruimte, dat er een bak muizen staat; een aquarium, een
bak met salamanders en een kooi met twee cavia's.
"Wat stinkt het hier," zegt Edwin als hij op
de zolder komt.
"O, we moeten de kooien nog schoonmaken," legt Boris uit, "dat zijn we
vergeten."
"Laten we dat eerst maar doen," vindt Bas, "anders moeten de dieren
naar de schuur van mama."
De drie jongen zijn de hele middag bezig met het verzorgen van alle
dieren en wanneer ze ook nog de honden uit moeten laten, zijn Bas en
Boris helemaal vergeten dat de muizen zo nodig gedoopt moesten worden.
's Avonds tijdens het avondeten vertelt Bas dat Edwin pastoor wordt.
Boris legt even uit dat Edwin toch geen kinderen mag krijgen en dat hij
dus maar beter pastoor kan worden.
"Maar dat is toch heel erg voor Edwin," zegt Stella.
"Welnee," vindt Bas, "een pastoor moet toch alle baby's dopen en er
komen vaak genoeg kinderen in de kerk, dus die mist echt geen eigen
kinderen."
"Een pastoor moet zoveel met kinderen omgaan, dat hij blij is dat hij
ze zelf niet heeft," voegt Boris er aan toe.
"De pastoor vindt het altijd heel fijn als hij ons ziet," legt Bas nog
eens uit, "maar hij is nog veel blijer als wij weer weggaan."
"Dat is niet zo vreemd," zegt Dennis, die ook gezellig aan tafel zit en
volop geniet van een bord boerenkoolstamppot, "als jullie weggaan,
kunnen jullie ook niets geks uithalen."
"Dat doen wij nooit," zegt Boris verontwaardigd, "we hebben de laatste
tijd echt niets meer uitgehaald in de kerk."
"Als we gekke dingen doen," legt Bas uit, "mogen we geen misdienaar
meer zijn en dat vinden we nu nét zo leuk."
"Als jullie dat zo leuk vinden," zegt Patrick, "waarom worden jullie
dan geen pastoor."
"Wij worden piloot en we gaan trouwen," zegt Boris, "mag ik nu nog een
beetje stamp?"
Eten blijkt voor de tweeling toch belangrijker te zijn dan alle
toekomstplannen en totdat de laatste kruimel stamp uit de pan verdwenen
is, houden de broertjes zowaar hun mond.