Eenendertigste zondag door het jaar

Bij Dennis spelen

Dennis is het vervelendste jongen in de klas van Bas en Boris. In de pauze staat Dennis meestal alleen in een hoekje van de speelplaats en eet daar zakken vol met snoepjes leeg; hij geeft nooit iemand iets; de kinderen van het 14 Oktoberplein bemoeien zich niet met Dennis. De enige van de club die Dennis toch wel een beetje kan begrijpen, is Ron; hij vindt het ook altijd heel moeilijk dat hij moet delen, maar intussen heeft hij dat wel geleerd. Ron vindt het niet aardig dat iedereen Dennis ontloopt en besluit nog één keer te proberen of hij met Dennis kan praten zonder ruzie te krijgen.
Dennis staat op toffees te kauwen en heeft de halve zak al leeg; hij kijkt niet blij en Ron vraagt: "Zijn die toffees niet lekker?" "Jawel," zegt Dennis, "die toffees smaken goed." "Waarom kijk jij dan zo boos?" vraagt Ron. "Ik sta over de snertsommen na te denken die we als huiswerk moeten maken; daar begrijp ik niets van," antwoordt Dennis, die al lang blij is dat Ron niet om een snoepje vraagt. "Misschien kan ik jou wel helpen," zegt Ron, "ik kan heel goed rekenen en die sommen vind ik helemaal niet moeilijk." "Wil jij dat doen?" vraagt Dennis verbaasd. "Ja," antwoordt Ron, "dan kom ik vanmiddag bij jou thuis mijn huiswerk wel maken." Nu weet Dennis helemaal niet wat hem overkomt; er is nog nooit een kind uit zijn klas bij hem thuis geweest.
Ron vertelt aan zijn vriendjes dat hij huiswerk gaat maken bij Dennis. "Bij die papzak," zegt Bas. "Dat wordt niks," vindt Boris, "jullie krijgen beslist de grootste ruzie." Ron denkt dat het wel mee zal vallen, maar zijn vriendjes denken daar anders over en zij besluiten in de straat, waar Dennis woont, te gaan voetballen; dan zijn ze in ieder geval in de buurt als het fout gaat. Toch wel een beetje gespannen gaat Ron naar het huis van Dennis; Dennis doet zelf de deur open en vertelt dat hij alleen thuis is.
"Komt jouw moeder straks thuis?" vraagt Ron. "Nee," antwoordt Dennis, "die moet werken en die komt vanavond laat pas thuis." Dennis neemt Ron mee naar zijn kamer en laat de computerspelletjes zien, die hij heeft. Ron weet niet wat hij ziet; zoveel spelletjes en dat is nog niet alles; Dennis heeft zelfs een eigen televisie op zijn kamer. "Ik moet altijd op mijn kamer blijven, als papa en mama er niet zijn; dan wordt de huiskamer niet zo gauw vuil, want mama heeft geen tijd om veel te poetsen," legt Dennis uit. "Zit jij dan altijd binnen?" vraagt Ron verbaasd. "Ja, want ik weet niet wat ik buiten moet doen," antwoordt Dennis, "er is toch niemand die met mij wil spelen." "Moet jij dan het gras in de tuin niet maaien?" vraagt Ron, die er steeds minder van begrijpt. "Daar komt iedere week een tuinman voor en ik moet van de plantjes afblijven," zegt Dennis, "ik mag niet eens op het gras lopen, want dan gaat het kapot." "Maar jij krijgt wel veel zakgeld," zegt Ron, "dat is toch heel fijn!" "Ja," zegt Dennis, ]"en ik moet daarvan ook altijd eten voor tussen de middag van kopen, maar ik koop meestal veel snoep, want dat vind ik veel lekkerder." "Dus jij eet toffees in plaats van een boterham," roept Ron uit, "dat is toch niet gezond."
"Ja," geeft Dennis toe, "mijn moeder vindt mij ook veel te dik en nu krijg ik 's avonds maar een klein beetje Chinees eten of een halve pizza." "Chinees eten of een pizza," herhaalt Ron, "eten jullie dan niets anders?" Dennis legt uit dat zijn moeder geen tijd heeft om te koken en dat ze iedere avond eten laat brengen; er zijn drie mogelijkheden: Chinees, pizza of shoarma. Ron vindt het maar gek en neemt zich voor om dit probleem met zijn vriendjes te bespreken. Het huiswerk is snel klaar en Ron gaat naar buiten, want Dennis heeft niet eens lekkere limonade; die drinkt altijd Cola en dat lust Ron niet.
De kinderen van het 14 Oktoberplein stuiven op Ron af en zijn heel verbaasd dat Ron geen blauwe ogen heeft. Ron vertelt alles wat hij gezien en gehoord heeft en iedereen is heel verwonderd. "Geen wonder dat Dennis zo'n papzak is," zegt Bas, "als hij nooit gewoon eet en alleen maar binnen zit, groeit hij vast dicht." "Dan klapt Dennis misschien wel uit elkaar," bedenkt Boris, "dat is toch wel heel erg." "Misschien kunnen wij Dennis wel helpen," zegt Fatima, "hij kan toch gewoon bij ons komen eten." "Ja," zegt Anne, "dat doe ik toch ook en mijn moeder geeft gewoon geld aan Fatima's moeder; die kookt dan wat meer en nu krijgt mijn mama ook normaal eten." "Kom," zegt Bas, "we gaan met Dennis praten, want zó kan dat echt niet langer." De hele club gaat mee en Boris belt aan. Dennis weet nu helemaal niet wat hij ziet, maar hij krijgt de kans niet om naar binnen te vluchten, want Bert zegt: "Jij gaat nu met ons mee." "Wat," zegt Dennis. "Jij gaat mee en we gaan voetballen," legt Bas uit. "Maar dat kan ik niet," zegt Dennis. "Dat leer je dan maar, want jij hebt een beetje beweging nodig," zegt Fatima resoluut.
De kinderen zeggen nog niets van het snoepen; eerst moet Dennis het leuk vinden om met hen te spelen; dit heeft Hanneke bedacht. Het kost Bas en Boris heel veel moeite om hun mond te houden en niet om een toffee te vragen, maar ze krijgen het voor elkaar. Een week lang moet Dennis iedere dag voetballen en Bas en Boris hebben een trainingsprogramma voor de jongen bedacht: 's morgens, voordat de school begint, halen ze Dennis op en rennen met z'n drieën een rondje door het dorp.
Na een week neemt de tweeling extra boterhammen mee naar school en nadat ze het rondje gerend hebben, vraagt Bas of Dennis al ontbeten heeft. Dat heeft Dennis niet gedaan; "Ik eet straks wel een zak toffees leeg," antwoordt hij. "Hier heb je een boterham; dan heb je in de klas tenminste geen honger," zegt Boris. In de pauze kan Dennis maar een halve zak toffees op; door de boterhammen heeft hij nu geen honger meer.
Weer een paar dagen later bieden Bas en Boris, Dennis in de pauze ook een boterham aan; nu wil Dennis wel wat toffees aan Bas en Boris geven. De kinderen zien dat Dennis opknapt en zelfs aan hen zijn toffees uitdeelt; Fatima en Hanneke vinden dat het nu tijd wordt om over het warme eten te praten. "Jij moet nu echt iedere dag gewoon eten hebben," vindt Hanneke, "want je ziet er nu al veel normaler uit, misschien knap je dan nog een beetje meer op."
Bas en Boris hebben intussen thuis al gevraagd of het goed is dat Dennis bij hen komt eten en uitgelegd wat er aan de hand is. "Je mag voortaan gewoon bij ons komen eten," zegt Bas. "Dan sta je een beetje vroeger op en dan ben je op tijd voor het ontbijt," vindt Boris. "Tussen de middag ga je ook mee met ons en 's avonds kom je warm eten," vertelt Bas aan Dennis. "Maar vindt jullie moeder dat dan goed," vraagt Dennis. "Natuurlijk vindt ze dat goed," legt Boris uit, "onze vriendjes mogen altijd bij ons eten; dat is heel gewoon." "Dan geef ik wel wat van mijn zakgeld aan jouw moeder," biedt Dennis aan. "Dat is goed," zegt Bas, "want zoveel heb je nu niet meer nodig, want je hoeft nu geen toffees meer te kopen; wij hebben thuis genoeg snoep staan en dat mogen wij gewoon pakken." "Maar jij moet wel helpen met het uitlaten van de honden, het borstelen van de ezel en het schoonmaken van de konijnenhokken," zegt Boris. Dit heeft Dennis er graag voor over, want hij heeft wel gemerkt dat het nu veel fijner is op school en vooral ná school; hij zit nooit meer alleen op zijn kamer en hij verveelt zich beslist niet meer.