Negenentwintigste zondag door het jaar.

De aanhouder wint

Maaike wil dolgraag een hondje hebben; helaas is haar moeder niet dol op dieren, want die maken haar huis maar vuil en een hond wil moeder zéker niet in huis, want ze is een beetje bang voor honden. "Een hond zou jou fijn kunnen helpen," zegt Bas, "want honden horen heel goed en kunnen mensen waarschuwen." "Dan staat er nooit meer ineens iemand achter jou, die jij niet in de gaten hebt," bedenkt Boris. "De hond hoort de wekker," zegt Fatima, "die zou jou wakker kunnen maken." Er is nog veel meer waar een hond Maaike mee kan helpen en alle kinderen zijn overtuigd dat Maaike beslist een hondje moet hebben.
Bas en Boris hebben pas een puppy gekregen van een boer, waar vader regelmatig werkt. De kinderen van het 14 Oktoberplein zijn bij Bas en Boris aan het spelen, want zo'n puppy is natuurlijk het leukste wat er bestaat. De tweeling heeft zich voorgenomen om dit hondje echt naar hen te leren luisteren, want de andere hond bij hun thuis, Hannes, luistert alléén naar Hans. Er moet nog een mooie naam voor de pup verzonnen worden; Bas en Boris lopen daar al een paar dagen over te bekvechten, want niet één naam deugt. "Is het een mannetje of een vrouwtje?" vraagt Monique, "dat moet je wel weten voor je dat beestje een naam geeft." "Het is een jongen," zegt Fatima, "dat kun je toch zó zien." De "jongen" zit intussen bij Maaike op schoot en likt haar gezicht. "Hij vindt jou aardig," zegt Bas. "Het is echt een snoepje," antwoordt Maaike, "ik wou dat hij van mij was." "Hé," zegt Boris, "dat is een mooie naam: Snoepie!" "Ja," juicht Bas, "dat is echt een fijne naam om een hond te roepen."
Snoepie trekt zich van de tweeling niets aan en rolt zich op, op de schoot van Maaike en besluit een dutje te gaan doen. "Dat wordt moeilijk," zegt Boris, "hoe moeten we hem nu zijn naam leren?" "Dat komt vanzelf wel," vindt Bas, "hij is nog heel klein en straks gaan we lekker met hem spelen; met een bal en een stok; daar leert hij toch zijn naam wel van." Maaike zit doodstil, want ze wil het hondje niet wakker maken en omdat ze naar de hond kijkt, heeft ze niet in de gaten dat de kinderen zeggen dat ze naar de hut gaan.
Boris wil op de schouder van Maaike tikken, maar voordat hij het meisje aanraakt, begint Snoepie te keffen. "Het werkt echt," zegt Monique tegen Maaike, "die hond waarschuwt jou direct." "Maar het is onze hond," zegt Bas, "die hoort toch niet tegen ons te keffen." "Snoepie denkt daar beslist anders over," vindt Bert, "die vindt het bij Maaike prettiger dan bij jullie; jullie zitten geen moment stil, dus bij jullie kan die hond niet lekker liggen." "Maaike kan gewoon veel beter met een hond omgaan dan jullie, Bas en Boris," zegt Eddy. "Ik wou dat die hond van mij was," zegt Maaike, "maar dat mag toch niet van mama." "Dan moet je proberen aan jouw moeder te laten zien, dat jij een hond nodig hebt," zegt Suzan. "Hoe moet dat dan," vraagt Maaike, die echt niet weet hoe ze zoiets aan moet pakken. "Nu, je schrikt in het vervolg iedere keer verschrikkelijk als iemand de kamer binnenkomt," zegt Bas. "En je wordt 's morgens heel moeilijk wakker," bedenkt Boris. "Mama vindt het heel lastig dat wij geen wekker horen," zegt Edwin, "want wij willen vaak vroeg opstaan en dan moet zij ook op tijd uit haar bed." "Als ik een hond had zou mama lekker lang kunnen slapen," zegt Maaike, "dat zou zij fijn vinden!"
De hut is vergeten, want de kinderen hebben het veel druk met het bedenken van een goed plan; Maaike krijgt een beetje hoop, want dit plan moet lukken; ze kan bijna niet wachten om er mee te beginnen. Die avond schrikt Maaike iedere keer heel erg
als er iemand de kamer in komt. "Kind, wat heb je toch?" vraagt Maaikes moeder. "Ik schrik zo, omdat ik niet hoor en dan is het steeds een verrassing als er iemand naast me staat," antwoordt Maaike. "Dan moet je gewoon wat beter opletten," zegt moeder. "Maar dat word ik zo moe van," vindt Maaike en ze doet heel zielig. "Als Maaike een hond had, zou die haar kunnen waarschuwen en dan schrikt ze niet meer," merkt Edwin op.
Edwin en Maaike gaan vrolijk door met de actie; ze nemen zich voor de volgende dag heel vroeg op te staan en vragen of hun moeder hen om zes uur komt wekken. "Dat is veel te vroeg," antwoordt moeder, "jullie moeten ook met mij eens een keertje rekening houden." "Als we een hond hadden, zou die ons kunnen wekken," zegt Maaike, "dan hoeft u nooit meer vroeg op te staan."
Na een week heeft de actie zijn doel bereikt: moeder zegt dat Maaike een hond mag hebben en ze wil er eentje in een dierenwinkel gaan kopen. "Dat hoeft niet," zegt Maaike, "ik mag de hond van Bas en Boris hebben, want die luistert toch alleen naar mij." Moeder vindt dat Maaike eigenlijk een rashond moet hebben, want dat zijn mooie dieren, maar Maaike heeft veel liever Snoepie, die ook een rashond is, want hij behoort tot het vuilnisbakkenras.
Moeder wil een mooie mand kopen, want de hond moet volgens haar in de bijkeuken slapen; er komt niets van terecht, want haar kinderen zijn al op weg naar Bas en Boris om het fijne nieuws te vertellen. Bas vindt dat Snoepie zijn eigen mand mee moet krijgen; dat is toch een oude en de tweeling brengt de mand en ook wat speelgoed voor de hond naar het huis van Edwin en Maaike. "Wordt dat een grote hond?" vraagt Maaikes moeder een beetje angstig. "Nee hoor," antwoordt Boris, "het is een heel kleintje," dat zijn vader, juist die morgen, gezegd heeft dat Snoepie heel groot wordt, vertelt hij maar niet.
Bas en Boris lopen direct naar de slaapkamer van Maaike en zetten daar de mand neer. "Die hond moet in de bijkeuken slapen," zegt moeder. "Dat kan niet," antwoordt Boris, "dan kan hij Maaike toch niet wakker maken, Snoepie moet de hele dag vlakbij haar blijven anders heeft ze nog niks aan de hond." "Maar nu hebben jullie geen hond meer, Bas en Boris" probeert moeder het nog een keer om onder de hond uit te komen. "Wij gaan straks naar het asiel en daar hebben ze zielige honden genoeg," antwoordt Bas. "Die honden hebben geen baas en die zijn dolblij als wij ze komen halen," vult Boris aan. Maaike laat intussen Snoepie het hele huis zien en ze is heel gelukkig.
Die middag gaan de kinderen van het 14 Oktoberplein naar het asiel om een nieuwe hond voor Bas en Boris uit te zoeken. De kar hangt weer eens achter de fiets van Boris; daar mag straks de hond in. De vader van de tweeling heeft een brief geschreven voor de mensen van het asiel; daarin staat dat zijn zoontjes een hond mogen hebben en hij heeft er zijn handtekening onder gezet. Het is moeilijk om een hond te kiezen, want Bas en Boris vinden alle honden heel lief. Bert weet uiteindelijk een oplossing; hij zegt: "Jullie moeten gewoon roepen: kom dan; de hond, die daar naar luistert, is jullie hond."
De tweeling weet geen betere manier om een hond te kiezen, dus roept ze: "Kom dan!" Twee honden komen direct naar Bas en Boris gerend; de een is zwart en de andere is bruine met donkere vlekken. "Welke moeten we nu nemen," vraagt Bas. "We nemen ze alle twee," vindt Boris, "dan hebben we allebei een hond." De tweeling legt aan de mevrouw van het asiel uit, dat de brief voor hen beiden geldt en dat ze alle twee een hond mochten uitzoeken. "Hebben jullie zoveel plaats thuis," vraagt de mevrouw. De tweeling vertelt dat ze thuis ruimte genoeg hebben en dat daar gemakkelijk twee honden kunnen wonen. "Als we maar één hond hebben, krijgen wij ruzie, want dan willen we hem alle twee uitlaten," bedenkt Bas. Omdat alle kinderen ijverig meehelpen, gelooft de mevrouw het verhaal en krijgen Bas en Boris de twee honden mee. "We gaan heel mooie hokken voor die honden bouwen," zegt Boris, "Hans kan dat heel goed."
De honden worden in de kar gezet en de kinderen fietsen terug naar Overloon. De vader van Bas en Boris had eigenlijk wel verwacht dat de tweeling met twee honden thuis zou komen, hij is dan ook helemaal niet verbaasd. "Jullie hadden zeker het liefst tien honden meegebracht," vraagt vader aan zijn zoontjes. "Ja," zegt Bas, "want al die honden waren zo zielig aan het keffen; het was echt heel moeilijk om te kiezen." "Ik hoop maar dat die andere honden ook een lief baasje vinden," zegt Monique, "ik ga thuis ook vragen of ik een hond uit het asiel mag halen." Er worden nog heel wat tochtjes gemaakt naar het asiel, want het lukt alle kinderen om hun ouders te overtuigen dat ze echt een hond nodig hebben. De enige die geen hond uit het asiel heeft is Maaike, maar die heeft Snoepie, die het reuze leuk vindt om Maaike iedere morgen als de wekker gaat met een heleboel gelik wakker te maken. De kinderen van het 14 Oktoberplein zijn ervan overtuigd dat, wanneer je iets héél graag wilt, je gewoon een goede zanik en zeuractie moet bedenken!