26ste Zondag door het jaar.

Zij leren het nooit!

Bas en Boris hebben gehoord dat hun vader aan moeder vertelde dat er een boer failliet is gegaan; hij heeft zijn mestboekhouding niet goed gedaan en nu moet zijn hele bedrijf verkocht worden. "Faajiet," zegt Bas, voordat hij in bed kruipt, "dat is toch wel heel erg." "Ja," vindt ook Boris, "als je faajiet bent, dan pakken ze je alles af en de vijf broers van die boer schrijven ook niet op hoeveel stront er is." "Zouden wij eigenlijk ook op moeten schrijven hoe vaak wij poepen," bedenkt Bas ineens, "stel je eens voor dat papa faajiet gaat, omdat hij niet weet hoe vaak wij poepen, laten we dat voortaan maar netjes op een briefje zetten." "Volgens mij gaat het om de poep van varkens," bedenkt Boris, "misschien kunnen we die broers wel gaan waarschuwen." "Daar moeten we morgen maar eens met de andere kinderen over praten," zegt Bas, die reuze veel slaap heeft. "Dat doen we," vindt ook Boris, die zich eens lekker oprolt in zijn bed.
De broertjes slapen vlug in en ze dromen van varkens die zich wentelen in de poep. De volgende dag wordt het probleem aan de andere kinderen van het 14 Oktoberplein uitgelegd. "Maar als die vijf broers niet naar de mannen van de belasting luisteren, dan luisteren ze toch ook niet naar ons," merkt Fatima op. "Misschien luisteren ze wel naar spoken," bedenkt Ron, "van spoken schrikt iedereen verschrikkelijk, dus dat moet lukken." De kinderen bespreken hoe ze het spookje spelen aan gaan pakken. "We gaan als varkensspoken," zegt Bas. "Dat is heel eenvoudig," vindt Boris, "want we hebben nog varkenspakken van Carnaval met heel mooie maskers. "Dan houden we een zaklantaarn achter dat masker en dan lijken we precies op spoken," bedenkt Bert. "We moeten van dat spul halen, dat licht geeft in het donker," zegt Monique, "dat kennen jullie toch wel; dat zijn sterretjes die je op het plafond moet plakken; dan lijkt het net of je buiten slaapt."
De meeste kinderen kennen die sterretjes wel en het lijkt hun leuk om de varkenspakken te voorzien van lichtgevende sterretjes; dan lijken ze nog meer op echte spoken. Bas en Boris hebben nog wat zakgeld en dan blijkt iedereen nog een beetje geld te hebben; "Dat is beslist genoeg voor sterretjes," vindt Bas. "Wij zullen die wel gaan kopen," biedt Boris aan. "Nu moeten we ook nog een mooi spandoek maken, want die varkensspoken kunnen niet praten; die knorren alleen maar," zegt Hanneke. "We moeten een goede zin bedenken," vindt Suzan, "want die broers moeten wel begrijpen wat we bedoelen." "Ik weet wat," zegt Bas, "wees eerlijk over je stront, anders krijg je op je kont." "Dat is een mooie zin," zegt Boris, "maar ik weet er ook een: je moet je stront goed opschrijven, dan mag je op je boerderij blijven!"
De andere kinderen vinden de zin van Bas het mooist en Monique schrijft de zin keurig op een oud laken. Hans heeft twee stokken gehaald, waar het laken aan vast gemaakt wordt. "Morgen moeten we de varkenspakken versieren," vindt Hanneke, "dan kunnen we morgenavond gaan spoken." Dat is een goed voorstel, want morgen is het vrijdag; dan is het niet erg als de kinderen 's nachts een beetje minder slapen; zaterdagmorgen kunnen ze lekker uitslapen.
Vrijdagavond gaan alle kinderen van het 14 Oktoberplein vroeg naar bed; ze zeggen dat ze heel moe zijn en ze hebben hun wekkertje op half twaalf gezet, want precies om twaalf uur moeten ze gaan spoken. De vader en moeder van Bas en Boris vinden het wel een beetje vreemd, dat de tweeling zo vroeg naar bed gaat, maar de broertjes zien echt wit van de slaap. "Jullie worden toch niet ziek?" vraagt moeder bezorgd. "Nee hoor," antwoordt Bas, "we zijn echt alleen maar heel moe." "We rollen om van de slaap," voegt Boris er aan toe. De tweeling heeft zich ingesmeerd met talkpoeder; daardoor zien ze zo wit, maar dat heeft hun moeder gelukkig niet in de gaten. "Ga dan maar gauw naar bed," zegt moeder, "ik kom straks nog wel even kijken." Bas en Boris zetten gelijk hun wekker en kruipen in bed. Als hun moeder komt kijken, slapen de broertjes echt.
Om kwart voor twaalf zijn alle kinderen van het 14 Oktoberplein buiten en fietsen ze in de richting van de boerderijen van de vijf broers. Bas en Boris hebben alle spullen uit de hut opgehaald en komen als laatsten aanrijden. Vlakbij de boerderij van de eerste broer verkleden de kinderen zich en rollen het spandoek uit.
Monique heeft een cassetterecorder meegebracht en Bas en Boris hebben het geknor van varkens van tevoren op een bandje opgenomen. De cassetterecorder wordt aangezet en ook de kinderen maken knorgeluiden. Bas en Boris kloppen op een raam, waarachter in de kamer, een lamp brandt. Er komt een man naar het raam, die naar buiten kijkt. De kinderen houden het spandoek omhoog en maken nog meer knorgeluiden.
De man loopt nu weg. "Oei, die komt naar buiten," zegt Bas, "wegwezen!" De kinderen rennen naar hun fietsen en sprinten naar de volgende boerderij, waar het spelletje herhaald wordt; ook daar zijn ze op tijd weg. Het lukt, zonder gepakt te worden, bij alle vijf de broers te spoken.
Tevreden fietsen de kinderen naar huis en helpen elkaar om hun kamer weer binnen te komen, zonder dat hun ouders het merken. De volgende morgen slapen Bas en Boris tot half negen; dit is voor hen erg lang en moeder denkt nu echt dat haar zoontjes ziek zijn.
Wanneer Bas en Boris zich gewassen hebben, zien ze er weer heel gezond uit; nu gelooft moeder dat de twee echt alleen maar heel moe waren. Al is het zaterdag, toch moet vader nog een paar klusjes op gaan knappen en daarbij hoort hij dat de vijf broers die nacht bezoek hebben gehad van varkensspoken. Het spandoek is achter gebleven bij de laatste broer en 's morgens door een postbode gevonden; die heeft het doek meegenomen en aan een heleboel mensen laten zien. Bijna het hele dorp weet intussen wat er gebeurd is.
"Daar zitten vast die twee boeven van jou achter," zegt een van de broers tegen vader, die daar net een mestput leeg moet maken. "Dat kan niet," antwoordt vader, "die twee jongens waren gisterenavond bekaf en mijn vrouw is nog even wezen kijken; toen sliepen ze als marmotten." De boer gelooft maar half wat vader zegt, maar hij kan niets bewijzen; zelfs het spandoek is hij kwijt. 's Middags aan tafel vraagt vader aan Bas en Boris of het die nacht erg gezellig was. "Gezellig," vraagt Bas heel verwonderd, "ik heb lekker gedroomd, bedoelt u dat?" "Was dat een droom over varkensspoken met lichtgevende sterretjes," vraagt vader. "Hoe weet u dat nu?" vraagt Bas, "dat is nu precies wat ik gedroomd heb." "Wilden jullie soms weer eens een handje helpen bij een grote mensen probleem," vraagt vader.
De tweeling heeft nu heel veel moeite om hun lachen in te houden, want ze hebben gezien dat hun spandoek bij de supermarkt van Rons vader hangt en vinden dat erg leuk. Boris vertelt wat ze die nacht gedaan hebben en ook waarom. Vader vindt het een geweldige mop, maar hij is bang dat de vijf boeren zich niet veel van de actie zullen aantrekken, omdat de vijf broers maar aan één ding denken: veel geld verdienen.
"Wij zullen het wél opschrijven wanneer we poepen," zegt Bas ineens, "anders gaat u misschien ook faajiet, papa." Vader legt uit dat alleen boeren een mestboekhouding moeten bijhouden voor hun dieren; gelukkig is het voor mensen niet nodig. "Dus wij mogen poepen zoveel als we willen," zegt Boris tevreden, "dat is fijn, dat moeten we wel even aan de andere kinderen gaan vertellen." "Zijn al jullie vriendjes soms aan het opschrijven hoe vaak ze naar de w.c. gaan," vraagt vader. "Ja," antwoordt Bas, "al onze vriendjes schrijven op hoe vaak ze poepen." "En hoeveel ze poepen en wat voor kleurtje de poep heeft," vult Boris aan. "Wat zijn jullie toch een ontzettend stelletje viezeriken," zegt vader, die zit te stikken van het lachen. "Alleen Anne kan niet meedoen, want bij haar thuis is zo'n w.c. waar de boel direct in het water valt en dan spoelt er soms al een stukje weg, voordat je gezien hebt," voegt Bas voor alle duidelijkheid er nog even aan toe.
Na het eten rent de tweeling naar de vriendjes om hen van de moeilijke opdracht te verlossen. Vooral Helga en Willeke zijn heel blij dat ze niet langer hun poep hoeven te bekijken, want dat vinden de meisjes toch wel erg vies.