25ste Zondag door het jaar.
De grote wisseltruc!
De kinderen van het 14 Oktoberplein hebben gemerkt dat Ron de laatste
tijd veel meer zakgeld lijkt te hebben.
Bas en Boris vinden dat ze Ron eens moeten vragen of hij inderdaad méér
krijgt, want dan kunnen zij ook aan hun vader om verhoging van hun
zakgeld gaan zeuren.
"Krijg jij meer zakgeld dan eerst?" vraagt Boris aan Ron, wanneer ze in
de hut hun huiswerk zitten te maken.
"Nee," antwoordt Ron, "ik krijg nog steeds het zelfde."
"Hoe komt het dan dat jij veel meer snoep kunt kopen dan eerst?" vraagt
Hanneke, die Ron al een paar keer bij het cafetaria heeft gezien en hem
met grote repen snoep daaruit heeft zien komen.
"O, ik had van iemand wat geld gekregen," zegt Ron en hij wil vlug
verder gaan met zijn huiswerk.
"Volgens mij klopt er iets niet," merkt Fatima op, "van wie had jij dat
geld gehad?"
"Ik heb gewoon wat geld gekregen, toen ik boodschappen voor papa
wegbracht," antwoordt Ron een tikje ongeduldig.
"Heb jij dan zo veel fooien gehad?" vraagt Suzan, "want de snoeprepen
die jij de laatste tijd loopt te eten, zijn erg duur."
"Zo vaak breng jij geen boodschappen weg," vindt Bert, "dat doe je
alleen maar als jouw vader echt niemand anders heeft en het niet met de
auto kan."
"Volgens mij beduvel jij iedereen, Ron," zegt Willeke.
"Hoeveel geld heb jij nu in jouw zakken," wil Eddy weten.
Alle kinderen willen hebben dat
Ron zijn
zakken leeghaalt, want ze vertrouwen hem niet meer.
Ron krijgt een rood hoofd en omdat het echt niet anders kan, haalt hij
alles uit zijn zakken: een vuile zakdoek, een eindje touw, een paar
snoepjes.
"Meer heb ik niet," zegt Ron.
"Wel waar," zegt Suzan, "draai die zakken eens om," en ze graait naar
de rechterbroekzak van Rons broek.
Ron staat vlug op en wil weglopen, maar Bas en Boris pakken hem vast en
Ron kan niets meer beginnen.
Eddy graait in de broekzakken van Ron en haalt daar een heleboel klein
geld uit.
Ook uit de kontzakjes haalt Eddy een heleboel muntjes.
"Jeetje, dat is veel," zegt Hanneke, "dat kan jij nooit allemaal
gekregen hebben."
"Heb jij dat geld gestolen?" vraagt Monique, "dat is niet eerlijk."
Ron spartelt om los te komen; Bas en Boris vinden het veel te moeilijk
om Ron goed vast te houden en ze leggen hem op de grond.
Bas gaat boven op Ron zitten en Boris houdt de benen van de jongen
vast.
Eddy en Bert houden de armen van Ron stevig vast, zo kan die zich echt
niet loswurmen.
Ron kreunt en kermt: "Au, au, jullie doen mij pijn, ik stik bijna!"
"Dat kan niet," antwoordt Bas, "want ik zit op jouw gat en daar haal je
geen adem mee."
"Als jij vertelt hoe je aan dat geld komt, Ron, laten wij jou los,"
biedt Boris aan.
"Ik heb alleen het grote geld teruggegeven aan mijn vader, het kleine
heb ik gehouden," zegt Ron.
"Dat moet jouw vader toch gemerkt hebben," zegt Fatima.
"Ik zei dat ik een gat in mijn zak had en dat ik de muntjes verloren
had," legt Ron uit.
"Maar jouw moeder maakt toch iedere keer jouw kleren als ze kapot
zijn," zegt Hanneke.
"Ik maakte steeds één zak weer kapot," legt Ron uit, "zó is het een
tijdje gelukt."
"Jij bent gewoon een dief," zegt Edwin, "ik vind dat helemaal niet
leuk."
Het blijkt dat niemand van de kinderen veel bewondering voor Rons
slimheid heeft.
"Jij moet dat geld teruggeven aan jouw vader, Ron," vindt Willeke.
"Dat kan toch niet," jammert Ron, "dan weet hij gelijk, dat ik gelogen
heb en dan krijg ik vreselijk op mijn kop."
De kinderen begrijpen dat het wel heel moeilijk is om het geld terug te
geven; zomaar in de kassa doen, gaat ook al niet want dan klopt er 's
avonds iets niet.
Ineens weet Bas de oplossing: "Je geeft het geld maar aan Svetlana, dan
kan zij er iets leuks voor kopen voor Ilja en Marieke."
"Nee, dat kan niet," zegt Suzan, "Svetlana wil vast geen gejat geld
hebben."
"Dan vertellen we toch dat ik klusjes heb gedaan," zegt Ron een beetje
hoopvoller.
"Die klusjes heb jij niet gedaan," zegt Monique, "en we vertellen geen
leugens aan Svetlana, want zij is tegen ons ook altijd eerlijk."
Boris heeft een beter idee: "Dat geld kan toch gebruikt worden om
kaarsjes in de kerk mee op te steken; dan vragen we aan zo'n heilige of
die er voor wil zorgen, dat Ron niet meer jat."
Dit vinden alle kinderen de beste oplossing, want een heilige begrijpt
misschien niet zoveel van geld, dus dat het gejat is, is in dit geval
niet zo erg.
Bas en Boris laten Ron los en de kinderen gaan
met z'n allen naar de kerk.
Hanneke berekent hoeveel kaarsjes er voor al het geld aangestoken
kunnen worden en iedereen is een half uurtje druk bezig met het
volzetten van de kaarsenbakken.
Wanneer al het geld op is, blijkt dat twee kaarsenbakken helemaal vol
staan.
"Dat moet toch helpen," zegt Boris tevreden, "nu helpen die heiligen
jou beslist wel, Ron."
"Maar nu kan ik geen lekkere snoep meer kopen," zegt Ron.
"Dat kon jij eerst ook niet en je krijgt toch ook gewoon snoep als wij
het hebben," troost Helga.
"Ik heb veel liever een eerlijk vriendje, dan een vriendje met veel
geld," zegt Anne, "want een eerlijk vriendje kan ik vertrouwen."
De kinderen hebben wel in de gaten dat het voor Ron voorlopig nog heel
moeilijk zal zijn om geen geld achterover te drukken.
"Wij gaan met jou mee als je boodschappen moet wegbrengen," zegt Bas.
"Ja," vindt ook Boris, "en dan zorgen wij er wel voor dat jij al het
geld dat je terugkrijgt aan jouw vader geeft."
De kinderen spreken af dat ze om de beurt met Ron mee zullen gaan, dan
valt het niet op dat hij niet alleen boodschappen weg mag brengen.
"Zo," zegt Bas, "dat is geregeld en dan gaan we nu naar het Schaartven;
ik wil even met de boot spelen."
De rubberboot wordt opgehaald en de rest van de middag spelen de
kinderen bij het water.
Ron is nog een tijdje heel stil, maar dan ravot hij weer volop mee en
hij is toch wel blij dat zijn vriendjes hem willen helpen.
De meisjes hebben de boot te pakken en peddelen midden op het
Schaartven; ook Maaike zit in de boot.
"Zou het water nog lekker zijn," vraagt Bas en hij trekt zijn schoenen
en sokken uit om dit te proberen.
Boris aarzelt geen moment en al snel loopt de tweeling in het water.
"We kunnen best nog even gaan zwemmen, dan kunnen we die meiden in het
water gooien," stelt Bas voor.
De jongens trekken hun kleren uit en zwemmen naar de boot.
"Kijk uit," roept Fatima, "de jongens willen ons omgooien."
De meisjes roeien zo hard als ze kunnen om uit de buurt van de jongens
te blijven; het lukt om op tijd aan de kant te komen, waar de meisjes
ook snel hun kleren uitdoen.
De middag eindigt weer eens met een stoeipartij in het water en zelfs
Ron is dat heel vervelende van deze middag bijna vergeten.
De koster ontdekt de volgende morgen dat de kaarsenbakken in kerk vol
stompjes staan en hij merkt ook dat er genoeg geld in het offerblok
zit.
"Er zat zeker iemand heel erg in de knoop," denkt de koster en hij
ruimt alle kaarsenstompjes op, zodat er weer nieuwe kaarsen aangestoken
kunnen worden.
Ron brengt boodschappen met één van zijn vriendjes weg en na een poosje
is hij vergeten, waarom die met hem meegaat; samen boodschappen
rondbrengen is wél zo gezellig!