Drieéntwintigste zondag door het jaar

Goed bekeken

Bas en Boris willen graag weer eens op bezoek bij opa en oma in Makkum. Alle kinderen van het 14 Oktoberplein vinden dit een reuze leuk plan en Hanneke stelt voor om samen een brief naar opa en oma te schrijven; "We kunnen niet onverwacht bij hen op de stoep staan," zegt ze. "Nee," vindt ook Fatima, "we moeten netjes vragen of het bij opa en oma uitkomt, dat wij komen." "Dat is toch helemaal niet nodig," vindt Bas, "het komt bij opa en oma altijd uit en ze hebben ruimte genoeg in de schuur om te slapen." Bas krijgt geen gelijk van de andere kinderen en die middag wordt er een keurige brief geschreven; Suzan let er zelfs op dat Bas en Boris geen ongelooflijke taalfouten in de brief zetten. "Opa en oma begrijpen toch wel wat wij bedoelen, wanneer we de d'tjes en de t'jes niet op de goede plaats zetten," vindt Boris. "En op die stomme lange ij'en en kippeneieren letten zij ook niet," meent Bas. De tweeling komt er echt niet onderuit: alle taalfouten worden door Suzan verbeterd; de tweeling moet wel drie keer opnieuw beginnen en het wordt een keurige brief.
"We nemen wél de fietsen mee," stelt Monique voor, "dan kunnen we lekker een heel eind fietsen. "Nergens voor nodig," vindt Bas, "we gaan toch zeilen." Weer krijgt Bas zijn zin niet, want de kinderen vinden het een leuk plan om van Akkrum, waar het station is, naar Makkum te gaan fietsen. "Dan moeten we ook de kar van Maaike meenemen," zegt Boris, "want dat eind is voor haar veel te ver." "Die kar kunnen we nooit met de trein meenemen," zegt Bert; "die past er gewoon niet in." Nu zitten de kinderen wel met een probleem; hoe moet dat nu? Boris zegt: "Dan kan opa Maaike toch in Akkrum komen halen en hij heeft vast wel een karretje waar Maaike in kan zitten als wij gaan fietsen." "Maar als opa geen karretje heeft, kan Maaike alleen maar mee als wij gaan zeilen en niet als we er met de fiets op uitgaan," zegt Fatima, "we moeten iets anders bedenken." "We moeten een zitje maken, dat achterop een fiets past," zegt Hans ineens. "Zoiets als een kinderstoeltje," denkt Boris. "Ja," zegt Hans, "maar dan veel groter; Maaike moet wél gemakkelijk kunnen zitten, anders houdt zij het niet uit, als wij ver weg gaan."
Hans pakt een stuk papier en begint te tekenen; hij werkt heel nauwkeurig en gebruikt een passer en een liniaal. "Goh," zegt Bas, "dat ziet er mooi uit, dat ding kan jij vast wel maken." Hans zegt dat hij niet helemaal zeker is en eerst eens met een leraar op school over het zitje wil praten. "Het moet wel een echt goed zitje worden," zegt Hans, "anders heeft Maaike er niets aan."
Hans zal de volgende dag de tekening aan zijn leraar metaalbewerking laten zien; "Die man is heel handig en heeft altijd heel goede ideeën," vertelt Hans. "Krijg jij de spullen om dat ding te maken van de school, of moet je die zelf kopen," vraagt Bas. "Als jij alles zelf moet betalen, geven wij ons zakgeld ook wel," biedt Boris aan. Alle kinderen zijn bereid om samen het zitje te betalen, maar het mag niet al te duur worden, want ze moeten ook sparen voor de reis naar Makkum.
De volgende dag neemt Hans zijn tekening mee naar school en laat die aan de leraar zien. De leraar vindt dat Hans een goed ontwerp gemaakt heeft, maar toch heeft hij nog een heleboel op- en aanmerkingen. "Heb jij de maten genomen van Maaike," vraagt de leraar. Dat heeft Hans niet gedaan; hij heeft gewoon een beetje gegokt. De leraar vindt dat Hans Maaike eens mee naar school moet brengen; dan kan hij helpen met het nemen van de maten. Hans moet eerst een proefmodel van triplex maken en als dat klaar is, moet Maaike komen passen.
Hans vertelt thuis in geuren en kleuren dat er een mooi zitje gemaakt gaat worden en dat het beslist niet veel gaat kosten, want de leraar heeft een heleboel buizen liggen die Hans mag gebruiken. Maaike moet vragen of zij een ochtend, in plaats van naar haar eigen school, naar de school van Hans mag gaan. Gelukkig is dat direct goed, want op de school van Maaike begrijpt de leraar gelukkig hoe belangrijk het is, dat Maaike met haar vriendjes mee kan gaan.
Maaike gaat mee in het busje, dat ook Hans naar school brengt en die ochtend moet zij veel stilstaan, want de leraar past en meet, net zolang totdat alles goed zit. Hans had gedacht dat Maaike dwars op de fiets moest zitten, maar dat vindt de leraar veel te gevaarlijk; door het zitje wat hoger te maken, kan Maaike met haar benen ieder aan een kant van de fiets zitten; dat is veel steviger. Op de armleuningen wordt een ronde buis gelast, zodat Maaike niet kan vallen, want de boog vangt de klap dan op. "Zoiets zit ook op een tractor," zegt Hans ineens. "Ja," antwoordt de leraar," dat is voor de veiligheid en dit zitje moet ook veilig zijn; Maaike mag niet verongelukken."
Na veertien dagen is het zitje helemaal klaar; het moet alleen nog vastgemaakt worden op een fiets. Hans gaat die dag niet met het busje naar school, maar vertrekt een uur vroeger dan gewoonlijk, op de fiets. 's Middags komt Hans laat thuis, maar is heel trots dat het zitje zo goed op zijn fiets past; hij rijdt gelijk naar de hut, waar de andere kinderen vol spanning op hem wachten. Alle kinderen komen kijken en Hans zet Maaike in het zitje; dat gaat heel gemakkelijk en Hans fietst, met Maaike achterop, weg. "Dat ding kan wel mee met de trein," zegt Bas. "Ja," vindt Boris, "nu hoeft opa Maaike niet te komen halen." Daar komt Hans weer terug en hij straalt met zijn hele gezicht. Hans roept: "Jongens, dit rijdt veel beter dan die kar, dit is lang niet zo zwaar." Ook Bas en Boris willen even proberen of ze met Maaike achterop kunnen rijden; ook dat gaat prima en alle kinderen zijn er nu van overtuigd, dat Maaike in het vervolg overal mee naar toe kan gaan.
"Wat moet jij aan die leraar betalen," vraagt Hanneke aan Hans. "Tien gulden," antwoordt Hans, "maar als ik voor de leraar een paar klusjes opknap hoef ik helemaal niets te betalen." "Wat voor klusjes moet jij doen," vraagt Ron. "O, de leraar kent nog iemand, die een dochter heeft die niet goed kan lopen," vertelt Hans, "en nu moet ik nog zo'n zitje maken." "Dat is toch geen klusje," vindt Fatima, "dat is gewoon leuk werk." Hans vindt eigenlijk dat het een eer is, dat de leraar zo enthousiast is over zijn idee, maar hij doet lekker onverschillig, want hij wil niet opscheppen. Edwin staat intussen ergens over na te denken. "Wat ben jij stil," zegt Monique, die het opgevallen is dat Edwin niet zegt en zelfs geen gebaren naar Maaike maakt. "Ik denk, dat ik nu ook met Maaike achterop mijn fiets kan rijden," zegt Edwin. "Probeer het eens," zegt Bas, "dan weet je of het gaat." Edwin pakt de fiets van Hans; hij stapt op en... rijdt zonder moeite weg, met zijn zusje achterop. Helemaal opgewonden en blij komt Edwin even later teruggefietst: "Nu kan ik ook met Maaike gaan rijden en nu hoeven jullie haar niet meer te komen halen," zegt hij.
Hans vindt dat het zitje achterop de fiets van Edwin gemaakt moet worden; dat gaat heel gemakkelijk, want het zit met een paar klemmen en vleugelmoeren aan de bagagedrager vast. De kinderen gaan naar het huis van Edwin en Maaike en achter in de tuin wordt het zitje op Edwins fiets bevestigd. De moeder van Edwin en Maaike komt eens kijken en zij begrijpt er eerst niet veel van. Pas wanneer Edwin op de fiets stapt en Hans Maaike in het zitje zet, begrijpt moeder wat de bedoeling is. "Als dat maar goed gaat," zegt moeder. "Dat gaat heel goed," antwoordt Bas, "want dat hebben we allang geprobeerd en Edwin kan prima fietsen met Maaike achterop." "De kar was veel te zwaar voor Edwin, maar nu kan hij Maaike ook helpen," legt Boris uit. "Nu kunnen wij tenminste fijn naar Makkum," vertelt Fatima, "want nu kan Maaike ook mee." De kinderen moeten aan de moeder van Edwin en Maaike uitleggen, wat ze van plan zijn. "Maar ik kan Maaike en Edwin toch wel met de auto naar jullie opa en oma brengen," zegt moeder. Dat vinden alle kinderen geen goed idee; ze gaan fijn samen met de trein; dat is veel gezelliger. "Geef ons het geld maar, dat u anders voor benzine had moeten gebruiken," zegt Bas, "dan hoeven wij niet zo hard te sparen." Om zoveel slimmigheid moet moeder toch wel lachen en ze besluit dat haar kinderen mee mogen op avontuur, maar ze moeten wel even opbellen als ze bij opa en oma zijn aangekomen. "Dat doen we altijd," zegt Boris, "wij bellen naar huis en onze moeder geeft dan aan alle andere moeders door, dat wij in Makkum zijn."
De volgende veertien dagen wordt er veel geoefend in het fietsen met een zitje achterop; na een week kunnen alle kinderen met Maaike achterop rijden.