Eenentwintigste zondag door het jaar
Te laat!
Bas en Boris hebben de hele woensdagmiddag
samen met Eddy en Bert gevist;
daarbij zijn ze vergeten om op hun horloge te kijken
en nu komen ze veel te laat thuis.
Omdat het niet de eerste keer is
dat Bas en Boris te laat thuis zijn,
vinden vader en moeder
dat de tweeling een lesje moet hebben.
Vader doet alle buitendeuren op slot
en er wordt afgesproken,
dat niemand de tweeling binnen zal laten;
wat die twee ook mogen verzinnen.
Pas ná het eten mogen de twee broertjes binnenkomen
en dan direct naar hun kamer gaan.
Bas en Boris hebben al vlug in de gaten,
dat ze niet op een gewone manier het huis in komen.
"Oei, oei," zegt Bas, "dat wordt heibel!"
Boris kijkt intussen of het raam van hun kamer openstaat
en dat is gelukkig het geval.
"Laten we maar door het raam naar binnen klimmen," zegt Boris,"morgen
zijn papa en mama het wel vergeten
en we hebben vast nog wel iets eetbaars in de schatkist."
Naar boven klimmen is wel een probleem,
want wanneer de tweeling door het raam naar buiten gaat
en verwacht dat ze zó ook weer terug moet,
laten ze altijd een touw uit het raam hangen.
Nu hangt er jammer genoeg geen touw.
"We zoeken toch gewoon even een lange ladder," zegt Bas,
"die staat er vast wel in de schuur."
De broertjes zoeken in de schuur
en vinden een ladder die ze uit kunnen schuiven;
ze zeulen de ladder naar een plekje,
waar ze hem tegen het huis kunnen zetten.
Alles gaat goed en Bas en Boris klimmen langs de ladder naar boven
en gaan hun kamer in.
Bas duikt direct de kast in en haalt de schatkist tevoorschijn;
de tweeling heeft geluk,
want er zit een heel pak koeken in de kist
en ook nog een paar zakjes met snoep.
"Zo, we hoeven in ieder geval geen honger te hebben," zegt Bas.
De tweeling verdeelt het snoep en de koeken heel eerlijk;
ieder krijgt evenveel.
"Straks zijn papa en mama vast heel ongerust,"
zegt Boris.
"Dan hadden ze ons maar binnen moeten laten," vindt Bas,
"laten wij maar naar bed gaan, dan is het het vlugst weer ochtend."
"En dan krijgen we een boterham met iets hartigs,"
verheugt Boris zich.
"O, o, " zegt Bas, "ik moet plassen."
"Ik ook," zegt Boris, "hoe moet dat nu,
we kunnen niet naar beneden gaan."
"Laten we het maar in de dakgoot doen," stelt Bas voor.
"Dan gooien we morgen wel een plons water in de goot,
dan spoelt de plas wel weg," is Boris het met dit voorstel eens.
De tweeling hangt gebroederlijk uit het raam
en probeert in de dakgoot te mikken;
het gaat wel een beetje fout,
maar dat vinden de broertjes geen ramp;
water spoelt de dakpannen ook wel schoon.
"Misschien gaat het vannacht wel regenen," bedenkt Boris,
"dan is er helemaal niks aan de hand."
De twee kruipen in bed en slapen vlug als rozen.
Vader en moeder maken zich intussen wel zorgen;
vooral moeder vindt
dat ze veel te streng voor de tweeling is geweest.
"Ik denk dat die twee allang binnen zijn," zegt vader,
"ik zal eens buiten gaan kijken."
Vader ziet de ladder staan
en begrijpt dat zijn zoontjes in hun kamer zijn geklommen;
hij laat de ladder staan,
die mogen de twee morgen zelf opruimen.
De volgende morgen zijn Bas en Boris vroeg wakker;
ze hebben nu echt trek in iets lekker hartigs.
"Ik lust wel een kilo kaas," zegt Boris.
"En ik een hele leverworst," antwoordt Bas.
De tweeling gaat naar beneden en dekt alvast de
ontbijttafel.
Moeder is nog niet op, dus maken de broertjes melk warm;
ze gooien wat thee in een pan water, die kan ook alvast koken.
In het koffiezetapparaat zit nog
een zakje koffieprut van de vorige dag,
"dat moet zeker nog een keertje gebruikt worden,"
begrijpt Bas en hij vult het apparaat met water en zet het aan.
Laten we ook maar eieren koken," stelt Boris voor
en hij pakt een pan die hij vol water doet;
daarin gooit hij twaalf eieren.
"Joh, dat zijn er veel te veel," zegt Bas.
"Nee, dat zijn echt niet te veel eieren, ik lust er wel vier,"
antwoordt Boris.
"Ik lust wel vijf eieren," zegt Bas,
"laten we er nog maar een paar bij doen."
Boris stopt nog vijf eieren in de pan
en nu is de hele voorraad eieren in de kast op.
Bas onderzoekt intussen de voorraadkast.
"Hier staan blikjes met haring in tomatensaus,"
zegt Bas blij, "dat is lekker."
"Dan maken we die toch open,
want haring smaakt best bij het ontbijt," vindt Boris.
Bas maakt twee blikjes open
en doet de haringen in een schaaltje.
Dat het hele aanrecht onder de tomatensaus zit,
vindt Bas geen ramp.
Boris heeft nog een blik gehaktballen in satésaus ontdekt;
dit lijkt hem ook heerlijk op een boterham bij het ontbijt.
Intussen horen Bas en Boris, dat vader en moeder op zijn,
"die zullen het vast een verrassing vinden
dat wij voor het ontbijt gezorgd hebben," zegt Boris.
Moeder komt het eerste naar beneden
en ze weet niet wat ze ziet.
"Wilt u een kopje thee," vraagt Bas.
Moeder heeft zin in thee en gaat aan de gedekte tafel zitten.
Met de grote soeplepel schept Bas thee in een kopje
en brengt dit naar zijn moeder.
Genietend neemt moeder een slokje van de thee
en trekt dan een vies gezicht:
"bah, wat hebben jullie met de thee gedaan?"
vraagt moeder, "die smaakt naar zeepsop."
"We hebben niets met de thee gedaan," zegt Bas,
"we hebben gewoon de thee in het water gedaan, verder niks."
Moeder denkt dat ze zelf een vieze smaak in haar mond heeft en
drinkt haar kopje leeg.
Intussen is ook vader beneden gekomen en aan tafel gaan zitten;
hij wil graag een kop koffie om wakker te worden.
Ook de koffie is niet zoals vader verwacht had en hij zegt:
"dat lijkt wel afwaswater."
"Kan niet," zegt Boris, "er zit echt genoeg koffie in het apparaat."
De tweeling gaat ook aan tafel zitten en pakt een boterham.
Moeder kijkt eens naar wat er op tafel staat,
want er is maar weinig ruimte.
Bas en Boris beginnen hun dag goed
met een boterham met een gehaktbal.
Vlug werken de broertjes hun brood naar binnen
en gaan verder met een boterham met haring.
Nadat Bas en Boris ieder ook nog drie eieren opgegeten hebben,vindt
moeder het wel genoeg en ze vraagt:
"Zijn jullie de schade van gisteravond aan het inhalen?"
"Nee," zegt Bas, "we hebben gewoon trek
en ik lust nog wel een boterham met haring."
Pas nadat de broertjes ieder tien boterhammen op hebben,
vinden ze dat ze er weer tegen kunnen;
vlug maken ze nog een stapeltje boterhammen klaar
om mee naar school te nemen en maken dan dat ze wegkomen.
Bas ziet buiten de ladder staan,
"zullen we die maar even in de schuur zetten,"
vraagt hij aan Boris.
Dit lijkt Boris een goed plan
en samen zeulen ze de ladder terug naar de schuur.
Nu is het echt tijd om naar school te gaan;
de tweeling rent naar hun vriendjes,
die ze zien lopen en vertellen,
dat ze in tijden niet zo lekker ontbeten hebben.
"Ach," zegt Bas, "gisteravond hadden we niets
en vanmorgen hadden we alles."
"Hebben jullie echt ieder vijf eieren op?"
vraagt Fatima aan Bas en Boris.
"Bas en Boris knikken en Fatima vindt dat ze geluk heeft,
dat ze in de klas niet meer achter de tweeling zit,
want dat die twee geen zin hebben in buikpijn,
weet Fatima uit ervaring!