Twintigste zondag door het jaar

Dat lucht op!

Het rommelt in de club van de kinderen van het 14 Oktoberplein; onder de meisjes zijn twee groepjes ontstaan die het echt niet met elkaar eens zijn. Helga, Willeke, Monique en Anne hebben ruzie met Hanneke, Suzan en Fatima. Maaike hoort bij geen van de partijen want de ruzie gaat over de meester waarbij Bas en Boris in de klas zitten. Helga, Willeke, Monique en Anne vinden de meester een geweldige man; Hanneke, Suzan en Fatima vinden dat de meester maar een verwaande kwal is.
Willeke doet er weer eens een schepje bovenop, wanneer de kinderen hun huiswerk zitten te maken in de hut; ze zegt: onze meester is de knapste man van het hele dorp. Laat dat jouw vader maar niet horen, zegt Hanneke, die met Fatima en Suzan aan de andere tafel zit: een dokter is toch veel knapper dan een onderwijzer. Dat is niet waar, zegt Willeke verontwaardigd, onze meester is veel knapper dan papa, want hij kan lesgeven. De meester heeft van die mooie ogen, zegt Monique dromerig. Volgens mij ben jij verliefd op die man, zegt Bas. Een beetje verliefd, zingt Boris zachtjes. Jullie meester is helemaal niet knap, zegt Hanneke. Nee, vindt ook Fatima, hij heeft af en toe nog jeugdpuistjes en dat vind ik maar vies. Dat zijn geen jeugdpuistjes, zegt Anne veontwaardigd, de meester snijdt zich wel eens bij het scheren. Dan is de meester een grote sufferd, vindt Bert, hij moet gewoon een electrisch scheerapparaat kopen, dan snijd je je nooit. Maar de meester is een échte man en heeft een heel dikke baard; die krijgt hij er met zo'n electrisch geval niet af, verdedigt Helga nu ook de meester. Dus als je geen dikke baard hebt, ben je geen echte man, stuift Eddy op, nu, mijn vader heeft geen dikke baard, maar hij is wel een echte man. De jongens zijn het er samen over eens, dat je niet gek hoeft te zijn op een meester; je moet gewoon iets van hem kunnen leren, dat is genoeg.
Nu zijn er ineens drie partijen ontstaan en de jongens kruipen bij elkaar in een hoek van de hut; zij gebruiken de veilingkistjes als tafeltjes en zitten zelf op de grond. Dan klinkt gerommel bij de ingang en komt Hans met Maaike de trap af; Edwin komt achter Hans aan. De drie kinderen zien direct dat er iets niet in orde is in de hut. Wat zitten jullie op een rare manier huiswerk te maken, zegt Hans. Jullie doen verschrikkelijk ongezellig, vindt Maaike, waarom komen jullie niet bij elkaar aan tafel zitten; dat doen jullie anders toch ook? Dat stel is verliefd op onze meester en dat andere stel ook, maar die meiden willen het niet toegeven, legt Boris de situatie uit. Edwin schiet in de lach en vindt het heel knap van de meester dat die het voor elkaar krijgt om de meisjes, zelfs na school, zó aan hem te laten denken. Dat is niet knap, vindt Bas, dat is oerlastig, want die grieten kletsen nergens anders over en wij vinden er zó niets meer aan! Bovendien is de meester veel verliefder op de juffrouw uit onze klas, zegt Eddy, want ik heb hem een keertje haar zien zoenen. Dat is niet waar, stuift Helga op, dat verzin je maar.
Eddy legt uit dat de juffrouw van zijn klas niet in de gaten had, dat hij nog in de klas was en toen de meester binnenkwam, vloog zij hem om zijn hals en zoende zij hem. En de meester zoende heel hard terug, voegt Eddy er aan toe. Maar jullie juffrouw is helemaal niet knap, vindt Willeke. Dat is ze wel, antwoordt Eddy, en dat vindt jullie meester beslist ook. Dit vertel jij alleen maar om ons te pesten, zegt Willeke en van kwaadheid stampt ze op de grond. O, hemel, zucht Boris, meiden!
Dit is de druppel die voor Willeke de emmer doet overlopen en ze vliegt op Boris af om hem een mep te verkopen. Boris ziet de ellende aankomen en maakt dat hij de hut uitkomt; Willeke rent achter hem aan en ook Helga, Monique en Suzan, die vinden dat ze Willeke moeten helpen. Uiteindelijk rennen alle kinderen achter Boris aan, die de kant van het Schaartven op loopt. Kom, zegt Hans tegen Maaike, we gaan maar met de fiets naar het Schaartven, want van huiswerk maken zal wel niets meer komen.
Wanneer Hans met Maaike bij het water komt, is daar een reuze stoeipartij ontstaan; Bas heeft op Willeke gewacht en haar pootje gelapt; Willeke is in het water gevallen. Helga en Monique hebben Bas te pakken genomen en Boris heeft geprobeerd om Helga en Monique kopje onder te laten gaan. Hanneke heeft het toch maar voor haar vriendinnetjes opgenomen en ging helpen om Boris het water in te krijgen; toen bemoeiden alle jongens en meisjes zich er mee.
Intussen is iedereen kliedernat; Bas en Boris lopen rond in hun onderbroeken, want dan kunnen ze veel beter bewegen in het water en de anderen volgen na een poosje dit voorbeeld. Maaike en Hans trekken vlug hun kleren uit en stoppen die in de kar; zó hebben zij straks tenminste nog iets droogs om aan te trekken, wanneer ze naar huis gaan. Maaike vindt het heerlijk om te zwemmen, maar ze heeft nog nooit zomaar, in haar onderbroekje, in het water gelegen; van haar moeder moet ze altijd een zwempakje dragen. Maaike gebaart naar Edwin dat ze een beetje bang is, dat ze straks van haar moeder op haar kop krijgt. Edwin heeft daar nog niet aan gedacht en zegt tegen Bas en Boris: nu komen we straks met drijfnatte kleren thuis; dat zal mama niet leuk vinden. Dan geef je toch die natte spullen aan ons; die stoppen wij wel in de wasmachine; je trekt straks gewoon weer iets van ons aan, vindt Bas.
De meisjes vinden het heel leuk, dat Maaike ook in het water is en....ze vergeten dat ze eigenlijk ruzie hebben. Ook de jongens hebben het veel te druk met een zwemwedstrijdje en Bas gilt naar de meisjes: wij kunnen veel harder zwemmen dan jullie.
De meisjes laten zich niet op hun kop zitten en doen ook mee aan de wedstrijd. Hans mag voor scheidsrechter spelen, want hij is ouder en kan veel sneller zwemmen; dus het zou niet eerlijk zijn als hij meedeed. Hans laat iedereen op de kant staan en gaat zelf een heel eind het water in; daar begint hij te watertrappen en roept: wie het eerste bij mij is. De kinderen zwemmen uit alle macht om zo snel mogelijk bij Hans te zijn. Het is een gespetter en een gestuif van water; tot grote verbazing van iedereen is Maaike het eerst bij Hans. Maaike zegt: ik kan niet zo vlug lopen als jullie, maar ik kan wel heel snel zwemmen. Dat hebben de kinderen nu ook gezien en zelfs Bas en Boris vinden het niet erg, dat ze door een meisje verslagen zijn. De kinderen spelen nog een hele poos in het water, totdat het echt tijd is om naar huis te gaan. Op de oever worden alle kleren uitgewrongen en iedereen trekt z'n natte spullen aan. Brrrr, zegt Bas, dat is koud; laten we maar hard rennen, dan worden we vanzelf weer warm. Hans en Maaike zijn blij, dat ze droge kleren hebben; Hans brengt Maaike naar huis en neemt haar natte onderbroek mee naar zijn huis. Wanneer hij bijna thuis is, komt Edwin er aan, gekleed in een oude spijkerbroek en een rode trui van Bas. Die avond moeten alle kinderen hun huiswerk thuis maken.
De volgende dag krijgt Edwin een tas met zijn eigen, oude kleren en de onderbroek van Maaike. Edwins moeder heeft gelukkig niets gemerkt, maar een paar dagen later begrijpt zij niet, waarom de trui van Edwin ineens veel te klein is. Ben jij zo aan groeien? vraagt moeder aan Edwin. Ja hoor, zegt Edwin, dat komt van die lekkere melk en dat zelfgebakken brood bij opa Matje.
Edwin weet allang, dat Bas weer eens alle was bij elkaar in de wasmachine gegooid heeft en die veel te warm heeft aangezet. De meisjes hebben intussen ontdekt, dat Eddy gelijk had en dat de meester verliefd is op de juffrouw van Eddy's klas; ze besluiten om maar niet langer ruzie te maken over iemand die verliefd is op iemand anders.