Achttiende zondag door het jaar
In een doodshemd zitten geen zakken!
Bas en Boris sparen altijd alles, waarvan zij denken
dat ze het ooit nog eens kunnen gebruiken.
De spulletjes stopt de tweeling in hun schatkist,
die onder in de kast op hun kamer staat,
maar nu zit de kist vol; er kan echt niets meer bij.
Moeder heeft de broertjes verboden
om nog zo'n kist neer te zetten
en ze heeft gedreigd dat als ze nog een "schatkist" ontdekt,
zij de inhoud daarvan in een vuilniszak zal legen
en dan zijn Bas en Boris hun verzameling kwijt.
"We moeten gewoon een schatkist in de hut zetten," bedenkt Boris, "daar
is toch plaats genoeg en daar komt mama nooit."
"Gaan de andere kinderen zich daar dan niet bemoeien," vraagt Bas een
beetje bezorgd.
"Welnee," antwoordt Boris, "als wij een briefje op die kist doen
en daarop zetten dat het onze schatkist is
en dat iedereen er af moet blijven,
dan doen onze vriendjes dat vast wel!"
Bas en Boris gaan op zoek in de schuur naar een kist
en vinden een heel grote, waar vader het touw in bewaart.
"Dat touw kan ook wel in een vuilniszak," vindt Bas,
"als hij een touwtje moet hebben moet hij toch zoeken
en nu kan hij gewoon de zak even omdraaien op de grond."
"Dat zoekt veel gemakkelijker,"
is Boris het met zijn broertje eens
en hij helpt mee om al het touw in een grote zak te stoppen.
"Misschien kunnen we wel een hangslot op die kist maken,"
stelt Boris voor, "dan kan er niemand in komen."
"Dat is veel te lastig," vindt Bas,
"want als wij het sleuteltje kwijt raken,
kunnen wij er ook niet meer in."
"Dan moeten we iets verzinnen waar iemand,
die stiekem in de kist kijkt, vreselijk van schrikt," vindt Boris.
"We kunnen toch een doodskop
op de binnenkant van het deksel schilderen,
daar schrikken onze vriendjes beslist ontzettend van,"
denkt Bas.
De tweeling laadt de kist in een kruiwagen
en samen brengen ze het ding naar de hut.
Het is een heel karwei om de kist,
die groot en zwaar is, in de hut te krijgen, maar het lukt.
"Zo, nu kunnen we fijn verder sparen," zegt Boris,
"nu hebben we ruimte genoeg."
De tweeling schildert een doodskop
op de binnenkant van het deksel
en maakt ook het briefje
dat aan de buitenkant op de kist moet komen.
"Nu kunnen we tenminste onze schatten weer kwijt," zegt Bas tevreden.
"We moeten gewoon onze grootste schatten in de kist op onze kamer
bewaren," vindt Bas, "dan kan de rest hierin."
De tweeling gaat thuis hun schatkist
uit
zoeken; alle dingen waarmee streken uitgehaald kunnen worden blijven in
de kist op hun kamer; vogelnestjes, muizenschedeltjes en ook het
geraamte van een dode kat dat door de tweeling met ijzerdraad in elkaar
gezet is, mogen naar de hut verhuizen.
Bas en Boris stoppen alle rommel in een grote zak en brengen die vlug
naar de hut, want ze moeten er wel voor zorgen, dat niemand hun
schatten ziet.
Na een week zit ook de kist in de hut al aardig vol met de vreemdste
dingen; zelfs een verzameling konijnenkeutels ontbreekt niet.
"Wat zit er toch in die kist?" vraagt Hanneke, wanneer alle kinderen
van het 14 Oktoberplein in de hut zijn, omdat het regent en ze niet
naar de beek kunnen om daar te spelen.
"Daar zitten onze schatten in," antwoordt Bas, "en die zijn geheim,
daar moet iedereen van afblijven."
"Schatten," grinnikt Ron, die intussen weer gewoon kan lopen en zijn
gips kwijt is, "rommel zullen jullie bedoelen."
"Nee hoor, wij hebben geen rommel," antwoordt Boris verontwaardigd.
"Laat ons dan eens kijken?" vraagt Eddy,
die nieuwsgierig is naar wat er in die kist zit.
"Het zijn allemaal dingen,
die we nog eens goed kunnen gebruiken," zegt Boris.
De tweeling heeft helaas vergeten
om een jerrycan met water mee te brengen;
want de tuinslangen
die de kinderen ooit naar de hut gelegd hadden,
zijn al lang weer opgeruimd;
die waren nodig in de tuin en vader vond het niet nodig
dat er een kilometer tuinslang in het bos lag.
De broertjes rennen naar huis
en zo gauw ze weg zijn,
besluiten de andere kinderen de kist
eens aan een onderzoek te onderwerpen.
Fatima doet het deksel open en begint te lachen:
"Moet je nu kijken,
die twee denken dat wij schrikken van een doodshoofd;
die zijn niet lekker in hun eigen hoofd!"
"Die kist stinkt," zegt Willeke, "wat een vieze lucht!"
De inhoud van de kist ruikt inderdaad niet naar viooltjes,
want in een doos waar ooit een abrikozenvlaai in zat,
heeft de tweeling een koeienvlaai gestopt, die moet drogen.
"We zijn, geloof ik, net op tijd," zegt Ron,
"die doos is vast een cadeautje voor de meester bij de koffie."
Intussen zijn Bas en Boris terug met het water
en ze zien dat hun vriendjes in hun kist aan het neuzen zijn.
"Hé, afblijven," roept Bas, "dat is van ons!"
"De hut is van ons allemaal," antwoordt Suzan,
"en als het stinkt, gaan wij echt even kijken
waar die lucht vandaan komt."
"Waarvoor bewaren jullie al die vogelnestjes,"
vraagt Anne aan Bas en Boris,
"daar hebben jullie toch niets aan?"
"Daar kunnen we misschien ooit iets heel leuks mee doen,"
antwoordt Bas.
"Jullie lijken wel een stelletje hamsters,"
zegt Monique tegen Bas en Boris.
"We zorgen er alleen maar heel goed voor
dat we in de toekomst niets missen," zegt Boris verontwaardigd.
"Mijn oma zegt altijd, dat je niets moet bewaren
dat je niet direct nodig hebt," merkt Hanneke op
"Maar jouw oma is al oud, die heeft niet zo veel meer nodig," vindt
Bas.
"Daar gaat het niet om," antwoordt Hanneke,
"oma vindt dat ze veel meer plezier van haar spullen heeft
als ze die weggeeft;
ze zegt altijd dat er in een doodshemd geen zakken zitten."
"Dus dan bewaart oma niets omdat ze denkt
dat ze gauw dood gaat," begrijpt Boris.
Volgens Hanneke is dit niet waar; haar oma heeft verteld
dat soms iemand anders met spulletjes wel iets kan doen,
terwijl die bij haar alleen maar in de kast liggen.
"Net als die vogelnestjes," zegt Fatima,
"daar kunnen jullie niets mee doen, Bas en Boris,
maar als jullie die terugleggen in het bos,
zijn de vogeltjes er vast heel blij mee
en kunnen zij de nestjes weer gebruiken."
De tweeling kan er nu niet meer onderuit
en zuchtend pakt ze de vogelnestjes
en brengt die naar een struik in het bos.
Ook de schedeltjes moeten opgeruimd worden,
want volgens Helga en Willeke kan je,
als je aan die schedeltjes komt en je handen niet wast,
een heel enge ziekte oplopen.
Hans pakt een schop en neemt alle schedeltjes
en ook het kattengeraamte mee;
hij zal de boel wel even begraven,
want dit durven de kinderen Bas en Boris niet te laten doen;
ze zijn bang dat die twee de schedeltjes
weer mee naar huis nemen.
Na een half uurtje is de hele kist leeg,
maar hij ruikt nog steeds niet fris.
"Ik zal morgen wel iets meebrengen tegen die lucht,"
biedt Suzan aan,
"daarna kunnen we hierin onze boeken opbergen."
"Dat is leuk," zegt Ron, "nu hebben wij een echte boekenkist."
Alle kinderen zijn het met dit plan eens;
de kist moet eerst luchten
en dan wordt hij geschuurd en geschilderd.
Bas en Boris vinden het eigenlijk niet zo'n leuk plan,
want nu moeten zij weer op zoek naar een plaatsje
om hun schatten te bewaren.
Hans heeft in de gaten
dat de tweeling ergens over na staat te denken
en zegt:
"Jullie piekeren er zeker over
waar je nu de boel kunt verstoppen;
jullie moeten gewoon je kamer een keertje opruimen,
dan hebben jullie plaats genoeg."
"Wij komen wel helpen," biedt Hanneke aan,
"want wij kunnen heel goed opruimen."
De tweeling vindt dat hun vriendjes
veel te goed kunnen opruimen
en zeggen dat ze het zelf wel zullen doen;
alleen Hans mag helpen,
want de tweeling denkt dat hij begrijpt
hoe belangrijk het is om toch een paar schatten te bewaren.
Wanneer Bas en Boris thuis komen,
blijkt dat hun vader een touwtje moest hebben;
hij heeft ontdekt dat de kist verdwenen is.
De tweeling mag nu al het touw,
dat in de zak zit, keurig oprollen
en op een plank in de schuur leggen.
"Zo," zegt vader, "nu is dat tenminste ook weer eens opgeruimd."
"Moet al dat touw bewaard worden," vraagt Bas,
"dat is toch nergens voor nodig;
misschien kunnen we dat wel weggeven aan iemand
die het veel harder nodig heeft?"
De tweeling heeft pech, want hun vader vindt
dat je nooit touw genoeg in voorraad kunt hebben.
De broertjes zijn een hele middag zoet
met het opruimen van de touwrommel;
ze voorzien zichzelf ook van een aardige voorraad
want: je weet maar nooit
waar je een touwtje voor nodig kunt hebben!