Zeventiende zondag door het jaar
Gewoon: vragen!
"Ik zou graag eens die school van Edwin en Maaike willen zien," zegt
Bas tegen Boris.
"Dat lijkt me leuk," antwoordt Boris, "dat moeten we gewoon eens doen."
"Zouden we zomaar naar die school kunnen gaan," vraagt Bas zich af.
"We kunnen het toch proberen," vindt Boris, "maar we moeten het niet
tegen Edwin en Maaike zeggen, want dan is het voor hen geen verrassing
meer."
Een paar weken later heeft de meester een heel belangrijke vergadering
waar hij naar toe moet; de kinderen van zijn klas krijgen een vrije
dag.
"Dit is een mooie kans om naar de school van Edwin en Maaike te gaan,"
vindt Bas.
"Dan vragen we aan Fatima, Willeke en Anne of ze ook meegaan," zegt
Boris.
De drie meisjes vinden het een leuk idee en willen graag met Bas en
Boris meegaan.
"Hoe komen we daar," vraagt Fatima.
"We vragen gewoon of papa ons met de auto brengt," bedenkt Boris.
"Dat doet hij vast," zgt Bas, "volgens mij heeft papa het morgen
helemaal niet druk."
De broertjes gaan, wanneer ze uit school komen, direct op zoek naar hun
vader; die is in de wei bezig met het repareren van een hek.
"Zullen wij even helpen?" vraagt Bas, "dan bent u veel vlugger klaar."
"Dan heeft u morgen ook een vrije dag," vult Boris aan, "net als wij."
"Moet er op die vrije dag soms iets gebeuren?" vraagt vader, die de bui
al ziet hangen, want hij kent zijn zoontjes héél goed.
"Ja, wij willen naar St.Michielsgestel," zegt Boris.
"Naar de school van Edwin en Maaike," legt Bas uit.
"En nu hebben jullie een vervoersprobleem," snapt vader.
"Ja," antwoordt Bas, "maar wij willen ook wel gaan liften; dan
vertellen we gewoon aan iedereen dat u het heel druk heeft."
"Ik ben blij dat jullie mij zo vriendelijk vragen of ik wil rijden,"
zegt vader, "en ik denk dat ik wel tijd daarvoor heb."
De tweeling vergeet onmiddellijk, dat zij vader beloofd heeft om te
helpen met de reparatie van het hekje. Bas en Boris rennen weg om aan
hun vriendjes te vertellen dat het vervoer geregeld is.
De volgende morgen, om half negen, staan Fatima, Willeke en Anne bij
Bas en Boris op de stoep te wachten.
Vader moest nog eventjes iets doen en dan gaat hij de auto uit de
garage halen en de kinderen mogen instappen.
Met z'n vieren achterin is wel een beetje krap, maar de meisjes vinden
het beter om krap te zitten dan te moeten liften.
Bas kruipt voorin en belooft de weg te wijzen.
"Weet jij die dan?" vraagt vader.
"Ja," antwoordt Bas, "ik heb op een wegenkaart gekeken en u moet eerst
naar Veghel rijden."
"Wat fijn dat u tijd heeft vandaag," zegt Fatima tegen vader.
"Ja, ik dacht dat ik die twee boeven van mij, maar niet de kans moest
geven om weer eens avonturen langs de weg uit te gaan halen," antwoordt
vader.
"Dat doen we toch nooit," zegt Bas verontwaardigd, "wij zijn altijd
heel voorzichtig."
Zonder problemen komt vader in St.Michielsgestel.
"Weten jullie waar die school is?" vraagt vader.
"Nee, dat moeten we even vragen; dat weet iedereen hier toch,"
antwoordt Bas.
Gelukkig loopt er net een man met een hond; "Laten we het aan die
mijnheer vragen," zegt Bas.
Vader stopt en Bas stapt uit.
Even later komt Bas terug en zegt: "We moeten links en rechts; dan weer
rechts en links tot een kruising en dan de derde straat en dan weer
rechts."
Vader doet precies wat Bas gezegd heeft en....
na de laatste aanwijzing staat de auto op een industrieterrein.
"Dat klopt dus niet helemaal," zeg vader.
"Ik ga het wel even vragen," biedt Boris aan.
"Nee," zegt Fatima, "dat doe ik wel, want jullie luisteren nooit erg
goed."
Fatima stapt uit en zoekt tot ze iemand vindt die haar kan vertellen
waar de school van Edwin en Maaike is.
Fatima schrijft de aanwijzingen op een briefje en nu lukt het om de
school te vinden.
De kinderen bellen aan, maar ze horen geen bel.
"Zou de bel kapot zijn," vraagt Bas en hij belt nog een keer.
De deur gaat open en een mijnheer vraagt wat de kinderen komen doen.
"Wij willen de school van Edwin en Maaike zien," zegt Bas, "dat zijn
onze vriendjes en wij hebben een vrije dag."
"We willen weten of deze school heel erg anders is als de onze," legt
Fatima een beetje duidelijker uit.
Vader heeft intussen een café ontdekt en zegt dat hij koffie gaat
drinken; als de kinderen uitgekeken zijn, moeten ze naar het café
komen.
De kinderen mogen binnen komen en de portier laat hen het eerste
verschil met een gewone school zien: hij vertelt waarom er geen bel te
horen was; hij is zelf ook doof en hoort geen bel, daarom gaat er een
lichtje branden en zo weet hij dat er iemand voor de deur staat.
Het is net pauze op school en de portier brengt de vijf kinderen naar
de speelplaats; daar zien Bas en Boris Edwin, die aan het voetballen is.
Edwin laat de bal liggen en komt naar zijn vriendjes gerend.
"Hoe komen jullie hier?" vraagt Edwin.
"Gewoon met de auto van mijn vader," antwoordt Bas.
"Als wij aan papa iets vragen, doet hij het altijd," zegt Boris.
"Konden jullie de school gemakkelijk vinden?" vraagt Edwin.
"Dat hebben wij ook gevraagd," legt Boris uit, "met vragen kom je
overal."
"Alleen niet als Bas niet goed luistert en verkeerd de weg wijst,"
merkt Fatima op.
"Dan kom je op een industrieterrein terecht," grinnikt Willeke.
"Wij willen heel graag jouw klas eens zien," zegt Anne.
Edwin gaat even vragen aan zijn meester of hij
aan zijn vriendjes zijn klas mag laten zien.
Dat mag en Edwin neemt de kinderen mee de school in.
In de klas ziet het er toch een beetje anders uit dan op een gewone
school; op de tafeltjes liggen koptelefoons en Edwin vertelt dat er
sommige jongens zijn die nog een beetje kunnen horen; voor hen wordt
het geluid heel erg versterkt en dan kunnen zij toch nog iets verstaan.
"Mag ik dat eens proberen," vraagt Bas.
Dat mag; Edwin geeft de vijf kinderen een koptelefoon en zet dan een
bandje aan.
"O, jee, " roept Willeke, "daar wordt je doof van; wat een herrie," en
ze doet vlug de koptelefoon af.
"Dat is helemaal niet prettig," zegt Fatima.
"Nee," geeft Edwin toe, "daarom gebruikt ook bijna niemand die dingen,
we krijgen gewoon les in gebarentaal en dat is veel fijner."
De kinderen mogen een uurtje in de klas blijven, maar snappen niets van
de les; de meester gebruikt heel andere gebaren dan het Nederlands
handalfabet.
Na de les legt Edwin uit dat het veel te lang duurt om ieder woord
helemaal te spellen en dat er gebaren bestaan die hele woorden aangeven
en soms zelfs hele zinnen.
"Dan kunnen jullie dus ook gewoon vlug praten," zegt Bas.
"Ja," antwoordt Edwin," maar het is wel moeilijk om dat te leren en het
alfabet wordt gebruikt om ons een gebaar uit te leggen als wij het niet
begrijpen."
"Dan wordt dat woord gespeld," begrijpt Fatima,
"dat is hetzelfde wat wij doen; wij spellen toch soms ook woorden die
wij niet snappen."
"We moeten nu naar papa gaan," zegt Bas, "anders krijgt die een bruine
buik van alle koffie."
De kinderen bedanken de meester en gaan vlug naar het café, waar vader
de krant zit te lezen.
"Zo," zegt vader, "is het gelukt?"
De kinderen vertellen wat ze op de school van Edwin en Maaike hebben
gezien.
"Maar we hebben niets te drinken gehad," vertelt Boris.
"En we hebben reuze veel dorst," vult Bas aan.
Vader bestelt voor de kinderen limonade en als ze die op hebben
gedronken, kruipen de kinderen weer in de auto en rijdt vader naar
huis.
"Nu moeten jullie mij vanmiddag wel even komen helpen," zegt vader,
"want ik heb het eigenlijk heel erg druk."
"Gaan we dan hooien," vraagt Bas hoopvol, want hij vindt hooien leuk
werk.
Het blijkt dat er gier gereden moet worden en dat de tweeling bij dat
klusje mag helpen.
"Brrr," zegt Fatima, "dat stinkt."
"Dat is ook geen vrouwenwerk," vindt Bas, "daarvoor zijn stoere jongens
nodig."
Dit laat Fatima zich niet zeggen en ook alle
meisjes van de club komen die middag helpen met gier uitrijden, want
met z'n vieren kunnen zij ook wel een zware slang in de put hangen en
er weer uit halen.
's Avonds stinken alle kinderen van het 14 Oktoberplein een uur in de
wind, maar dat vinden ze niet erg, want na een lekkere douche is ook
dat weer over.
Willeke is wel blij dat ze de volgende dag weer gewoon naar school mag;
dat is niet zo vies als het lesprogramma dat Bas, Boris en hun vader
bedenken.