Twaalfde zondag door het jaar

Na-aperij!

Bas en Boris zijn van nature een beetje nieuwsgierig; ze willen alles weten en proberen op de hoogte te blijven van alle roddels die er in het dorp de ronde doen. Vandaag ziet de tweeling dat de meisjes van hun vriendenclub heel geheimzinnig staan te smoezen; ze hebben kennelijk veel plezier, want Fatima staat te schudden van het lachen en slaat zich op haar benen. Monique rent ineens weg en probeert zo snel mogelijk bij de w.c. te komen. Die plast in haar broek van het lachen, zegt Bas, dat moet wel erg leuk zijn, waar die meisjes het over hebben. Boris stelt voor om eens voorzichtig te gaan luisteren, want het zou natuurlijk best kunnen, dat wat er besproken wordt niet voor hun oren bestemd is. Bas en Boris doen net of ze druk samen lopen te praten, maar zeggen in feite niets en spitsen hun oren. Ze hebben van die leuke pluizekoppies, zegt Fatima. Mijn moeder vindt het echte dotjes, antwoordt Hanneke, behalve als zij mij helpen met eten koken. Mijn moeder vindt ook dat ze er snoeperig uitzien, ze zegt dat ze die twee graag eens lekker zou knuffelen, vertelt Monique. En een mevrouw bij de bakker vond ook al dat die twee er zo schattig uitzien, zegt Helga. Ja, die haren staan echt snoeperig bij die rode truien, vult Willeke aan. Dotjes, schattig, snoeperig, zegt Bas, ze hebben het toch niet over ons? Pluizekopjes en knuffelen, nee, dat kan niet op ons slaan, zegt Boris heel beslist, laten we het maar eens even vragen over wie ze het wél hebben. Jullie hebben het niet over ons, hè, zegt Bas en loopt naar de kring meisjes toe. Jawel, wij hebben het wél over jullie, zegt Hanneke, we staan elkaar net te vertellen, hoe iedereen over jullie denkt. Maar wij zijn niet doddig, hoor, beweert Boris vol afschuw. Wat denkt iedereen wel, voegt Bas eraan toe, wij zijn juist heel stoer. Iedereen vindt jullie haren juist zo snoeperig, verklaart Fatima en ze kijkt met veel plezier naar de gezichten van Bas en Boris, die er nu knap wanhopig uitzien.
Gelukkig gaat net de bel en moeten de kinderen naar de klas. Daar moeten we dus we iets aan gaan doen, fluistert Bas Boris in zijn oor. Tijdens de les denkt de tweeling hevig na over dit enorme probleem. Haren afknippen, daar prakkiseert de tweeling niet over, want dat vinden ze helemaal geen gezicht; dan hebben ze veel te dikke koppen. Ineens weet Bas de oplossing. Het duurt lang voordat de school uit is en dan rennen de broertjes naar huis. O jee, daar gaat iets gebeuren, zegt Hanneke tegen Fatima.
De tweeling holt, thuisgekomen, direct naar de badkamer, want daar staat een grote pot met haargel. De broertjes doen ieder een flinke lik gel in hun haren en proberen de haren rechtop te kammen en zó een hanenkam te maken. Een hanenkam is het stoerste wat er is, zegt Boris. Het lukt niet erg, want hun haren zijn veel te zwaar. De tweeling smeert nog een lading gel in hun haren; dan komt Bas op het slimme idee om er een föhn bij te gebruiken. Zolang die gel nat is, wordt die niet stijf, zegt Bas. De broertjes helpen elkaar en met een kam en de föhn lukt het om fraaie hanenkammen te fabrieken. Ziezo, zegt Boris, nu zijn wij niet doddig meer. We moeten nog een oorbel in onze oren doen, zegt Bas. De tweeling zoekt in de kamer van Stella twee oorbellen op; gelukkig zitten daar clipjes aan, want de broertjes hebben geen zin om gaatjes in hun oren te maken; dat doet veel te veel pijn. Nu doen we onze mouwen omhoog en dan maken we een tatoeage op onze arm, zegt Boris, dat staat helemaal stoer.
Maar tatoeëren moet met een naald, zegt Bas, en dat doet ook zeer! We kunnen er toch gewoon een tatoeage opschilderen met een beetje schmink, stelt Boris voor. Met behulp van zwarte schmink schilderen de broertjes vervaarlijke doodskoppen op hun armen. Zo, nu zal iedereen het wel uit zijn bol laten om ons te willen knuffelen, vindt Bas.
Bas en Boris zijn net klaar, als hun moeder roept dat ze moeten eten; anders komen ze te laat op school. Moeder weet niet wat ze ziet als de tweeling de kamer in komt. Hebben jullie vanmiddag een feestje op school, vraagt moeder. Nee, antwoordt Boris, in het vervolg zien wij er gewoon heel stoer uit. Dus niet schattig, doddig of snoeperig meer, verklaart Bas. Moeder vindt dat de tweeling zelf er maar achter moet komen, hoe anderen op hun nieuwe verschijning reageren.
Wanneer Bas en Boris die middag op school komen, hebben ze veel bekijks. De tweeling doet net of ze niets merkt van alle belangstelling en gaat in de klas op zijn plaats zitten. De meester moet twee keer kijken voordat hij Bas en Boris herkent en vraagt: Wat stelt dit voor? Wij zijn gewoon heel stoere jongens, zegt Bas. Dat moet iedereen direct kunnen zien, vult Boris aan. De meester laat het onderwerp verder maar rusten en begint met de les.
Na school komen alle kinderen van het 14 Oktoberplein bij elkaar in de hut. Ik vindt die hanenkammen best leuk, zegt Ron. Ik vind ze ook leuk, zegt Edwin, die intussen ook uit school is gekomen en de tweeling heeft bewonderd. Wij hebben in de supermarkt van die gel, die je haren heel stijf maakt, zegt Ron, ik ga het ook eens proberen. Het blijkt dat alle kinderen van het 14 Oktoberplein wel zin hebben in zo'n hanenkam. Dat is leuk, zegt Hanneke, dan weet iedereen dat wij samen een club zijn; laten we morgen allemaal maar een hanenkam maken. Bas en Boris hebben niets van deze afspraak gehoord, want zij hebben het veel te druk met pieren zoeken; zij willen binnenkort gaan vissen.
De volgende morgen komen alle kinderen van het 14 Oktoberplein met een hanenkam op school. De meisjes hebben ook hun haren omhoog gedaan en met schuifspeldjes vastgezet. Ook de tatoeages zijn nagemaakt en alle kinderen lopen met doodshoofden in alle soorten en maten op hun armen. De meester weet even niet, wat hij hiermee aan moet. Ook Bas en Boris schrikken als zij hun vriendjes zien. Verhip, zegt Bas, nu is iedereen ineens heel stoer. Nu vallen wij niet meer op, zegt Boris, dat is niet leuk. Jullie zijn een stelletje na-apers, zegt Bas tegen Willeke en Fatima, die met grote hanenkammen rondlopen. Hoezo, vindt Fatima, wij willen ook stoer zijn. Meisjes moeten niet stoer zijn, vindt Bas, die moeten aardig zijn. Dat is helemaal niet waar; meisjes mogen ook best stoer zijn, antwoordt Willeke. Wat zullen de mensen wel niet van jullie zeggen, als jullie er zo uitzien, bedenkt Boris. O, mijn moeder zegt, dat het ons nog veel leuker staat, dan jullie, antwoordt Fatima. We trekken ons niets meer aan van wat iedereen zegt, merkt Bas ineens op. Jullie zijn en blijven gewoon Bas en Boris, vindt Fatima, hoe iedereen ook kletst. We moeten ons er niets meer van aantrekken, vindt Boris, maar ik wil het wél weten. Dan hoeven we tenminste niet een half uur eerder uit ons bed om onze haren te doen, vindt Bas. Ja, is Boris het met zijn broertje eens, het is wel heel veel werk om zo'n hanenkam te maken en...die oorbel knelt ook; die doe ik gelijk maar uit. De enige die de volgende dag met gel in zijn haren op school komt, is Ron; hij vindt het wel prettig, want nu hangen zijn haren tenminste niet meer in zijn ogen. Bas en Boris hebben weer normale ragebollen en trekken zich nergens meer iets van aan.