Elfde zondag door het jaar
Het toppunt van gladheid!
De kinderen van het 14 Oktoberplein gaan vaak bij Bert op bezoek
terwijl hij in het ziekehuis ligt; ze maken nu hun huiswerk maar in het
ziekenhuis, want dan kunnen ze Bert ook een beetje helpen, die ook
gewoon moet leren terwijl hij in zijn bed ligt.
De hersenschudding van Bert is helemaal genezen en hij heeft weer
praatjes voor tien.
Wanneer de kinderen weer eens met z'n allen rond het bed van Bert
zitten, komen er een mevrouw en een meisje binnen.
"Wie zijn dat," vraagt Bas.
"Die gaan naar die andere jongen," antwoordt Boris, maar dat is niet
waar: de mevrouw en het meisje komen naar Bert.
De mevrouw geeft Bert een hand en vertelt dat zij in de auto reed, die
Bert heeft aangereden.
Het meisje zat ook in de auto en zij voelt zich heel schuldig, omdat ze
met haar moeder een beetje ruzie zat te maken.
"Daardoor zag mama jou niet zo snel," legt het meisje uit aan Bert,
"dus eigenlijk ben ik er de schuld van dat jij hier ligt."
Het meisje begint te huilen, want ze is enorm geschrokken van al dat
gips, die touwen en katrollen waar Bert aan vastzit.
Ook de mevrouw begint te huilen en de kinderen weten even niet wat ze
moeten doen.
Ineens staat Boris op en loopt naar de wastafel; hij pakt een stapeltje
papieren handdoekjes en geeft er een paar aan de mevrouw en de rest
krijgt het meisje.
"Hier," zegt Boris, "droog die tranen nu maar af; dat helpt toch niet."
"Bert wordt heus wel weer beter," zegt Bas, "we kunnen al weer een
heleboel plezier met hem hebben."
"Als jullie zo doorgaan met snotteren, drijft Bert straks zijn bed
uit," bedenkt Boris.
"Ja," zegt Bas, "want snot is heel glad en dat glibbert
verschrikkelijk."
Volgens de twee broertjes is Bert dan het toppunt van gladheid; hij
wordt beslist nog glibberiger dan een paling in een emmer snot.
Bert begint te lachen en zegt: "Jullie kunnen ook nooit iets normaals
zeggen."
"Nee hoor," antwoordt Bas, "normale dingen zijn afschuwelijk saai en
daar houden wij niet van."
"Hoe kunnen jullie nu toch plezier maken," stuift Suzan ineens op; "die
mevrouw heeft Bert aangereden; dat is toch niets om te lachen."
"Dat toppunt van gladheid is wél om te lachen," vindt Bert.
"Ik snap niet dat u hier op bezoek durft te komen," zegt Suzan tegen de
mevrouw en haar dochter.
"Het is toch niet helemaal de fout van die mevrouw," merkt Fatima op,
"Bert heeft ook niet uitgekeken; hij had gewoon even moeten wachten met
oversteken; dan was er niets gebeurd."
"Maar ik had geen ruzie moeten maken," zegt het meisje, dat Magda
blijkt te heten.
"Joh, dat doen we toch allemaal wel eens," vindt Boris, "moeders zijn
er nu eenmaal om af en toe eens lekker ruzie met hen te maken."
"Ja hoor, en wij krijgen heel vaak op onze kop," vult Boris aan, "maar
dat gaat vanzelf weer over."
De tweeling vertelt gelijk maar even dat ze ontzettend op hun duvel
hebben gehad, toen hun moeder ontdekte dat zij haar make-upspullen
gebruikt had.
"We waren vergeten om de lippenstift naar beneden te draaien en toen
zat de hele troep in de dop," vertelt Bas, "nu moet mama haar lippen
met een kwastje verven; maar dat gaat ook goed."
"Nu doet ze niet zo vaak lippenstift meer op," legt Boris uit, "en dat
vindt papa heel fijn, want lippenstift geeft af als mama zoent en dan
zit papa onder."
Na dit fraaie verhaal lukt het de mevrouw niet meer om ernstig te
blijven; ook Suzan begrijpt dat zij eigenlijk niet kwaad moet zijn op
de mevrouw en op Magda.
"Ziezo," zegt Bas, "zijn jullie nu uitgehuild, dan haal ik de
prullenbak; daar in kunnen jullie die handdoekjes gooien."
Bas pakt de prullenbak en alle natte rommel wordt daar in gegooid.
"Hé, mevrouw," zegt Boris, "u bent gestreept, had u ook van die rotzooi
op uw ogen gedaan?"
De mevrouw loopt naar de wastafel, waar een spiegel boven hangt en
probeert zich weer een beetje toonbaar te maken.
"Ik heb stripboeken voor jou meegebracht," zegt Magda.
"Dat is fijn," vindt Bert, "ik ben dol op stripboeken en hij kijkt naar
de titels; "deze heb ik niet gelezen."
"Die lees je maar als wij weg zijn," zegt Hanneke, "en als jij je
huiswerk af hebt."
"Moet jij dan nu ook huiswerk maken," vraagt Magda.
"Ja," antwoordt Bert, "want ik heb geen zin om te blijven zitten en
mijn vriendjes helpen mij wel."
"Krijg jij geen les, hier in het ziekenhuis," vraagt de mevrouw.
"Nee, want de onderwijzer die hier werkte, heeft een baan op een school
gekregen en nu is er niemand die les kan geven," antwoordt Bert.
"Onze meester komt af en toe bij Bert op bezoek," legt Fatima uit, "en
de rest leren wij Bert wel."
"Ik ben vroeger ook onderwijzeres geweest," zegt de mevrouw, "zal ik
jou af en toe eens helpen?"
Bert trekt een gek gezicht, want dat belooft serieus werken.
"Doe dat maar," zegt Hanneke, "dan leert Bert beslist veel beter."
"Dan kunt u ons ook met ons huiswerk helpen," zegt Bas, "want wij maken
dat altijd samen."
"Anders vergeten Bas en Boris soms dat ze nog sommen moeten maken,"
legt Ron uit, "want daar hebben ze een reuze hekel aan."
De mevrouw gaat even de gang op, want ze wil met een verpleegster
praten om te vragen of ze buiten bezoektijd Bert les mag geven.
De verpleegster zegt dat er nog meer kinderen in het ziekenhuis liggen,
die les moeten hebben en vraagt of de mevrouw hen ook wil helpen.
Intussen vertelt Magda aan de kinderen dat haar moeder best streng is,
want zij heeft Magda ook vaak met haar huiswerk gehopen.
"Op wat voor een school zit jij dan?" vraagt Hanneke.
Magdat zit in de vierde klas van het VWO.
"Dan ben jij heel knap," zegt Monique, "als jouw moeder dan Bert les
geeft, kan jij ons toch met óns huiswerk helpen."
Dit lijkt alle kinderen een goed voorstel, want iemand die heel streng
is, is niet zo leuk bij huiswerk maken.
Binnen een week is alles geregeld, Bert moet in het ziekenhuis gewoon
naar school; hij wordt met bed en al naar een klaslokaaltje gebracht.
In dat lokaal zijn nog meer kinderen die lang in het ziekenhuis moeten
blijven en niet achter willen raken op school.
De mevrouw heeft met de meester van Bert overlegd wat Bert moet leren
en nu moet hij nog harder werken dan toen hij gewoon op school in het
dorp zat.
Bert moet een heleboel inhalen, maar wanneer hij hard gewerkt heeft en
een goed punt heeft, krijgt Bert altijd kauwgom als beloning.
Bert spaart alle kauwgom op, want hij wil heel grote bellen blazen.
Bas en Boris zijn beslist een beetje jaloers: "nu lijk jij het toppunt
van plakkerigheid wel," zegt Bas als Bert een grote bel geblazen heeft,
die geknapt is.
"Je zit helemaal vol," grinnikt Boris, "als je daar nog meer kauwgom
bij doet, zitten je haren straks vol; bewaar eens wat kauwgom voor ons,
want dat vinden wij ook lekker."
Magda heeft deze opmerking gehoord en de volgende keer, als zij op
bezoek komt, brengt ze een grote voorraad kauwgom mee.
Suzan is intussen heel goede maatjes met Magda geworden, want op iemand
die helpt met je huiswerk en ook nog kauwgom meebrengt, kun je echt
niet lang kwaad zijn.