Hemelvaart

Daar moet je voor leren!

Bas en Boris hebben ontdekt dat er op een militaire vliegbasis een open dag gehouden gaat worden; daar willen ze dolgraag eens gaan kijken. Dagenlang praat de tweeling nergens anders over als over de vliegshow en hun vriendjes raken er van overtuigd, dat het heel leuk is om eens een dagje vliegtuigen te gaan bekijken. De kinderen spreken af dat ze met z'n allen naar de open dag zullen gaan; het kost wél wat voorbereidingen, want de tweeling vreest, dat ze niet met de kar van Maaike het terrein op mogen. "We moeten ergens een rolstoel voor haar lenen, want het is heel ver lopen op zo'n vliegveld," zegt Boris. "We vragen bij het bejaardenhuis of er eentje te leen is," stelt Hanneke voor. De kinderen zijn het er over eens, dat Hanneke en Fatima op rolstoelenjacht moeten gaan, want die twee kunnen héél netjes iets vragen. "We moeten heel vroeg weg," zegt Bas, "want zo'n open dag begint al erg vroeg." Dat is voor niemand een bezwaar; de kinderen nemen zich voor om de avond van te voren lekker vroeg naar bed te gaan en de wekker op vijf uur te zetten. Eindelijk is het zo ver; om half zes 's morgens staan alle kinderen van het 14 Oktoberplein te wachten op Ron, de enige die er nog niet is. "Zou Ron zich verslapen hebben?" vraagt Eddy, "laten we bij zijn huis gaan kijken; misschien kunnen we hem dan wel wakker maken." Het is niet nodig, want daar komt Ron ook aangefietst en hij zegt: "Ik kon mijn fietstas niet vinden en ik was ook mijn schoenen kwijt." Ron is vaak iets kwijt omdat hij zo slordig is en alle adviezen die de kinderen hem geven, halen niets uit. "Had jij de boel dan gisteravond niet bij elkaar gezet," vraagt Bert. "Ik had gisteravond zo'n spannend boek en toen ben ik dat vergeten," antwoordt Ron. Hans heeft de rolstoel in de kar van Maaike gezet; gelukkig zaten de voetsteunen los en zó past de stoel er precies in. Maaike zit wel een beetje ongelukkig, maar het is niet zo ver fietsen; dat kan dus wel. De kinderen fietsen weg en om kwart over zeven zijn ze bij de poort van de luchtmachtbasis, waar het een drukte van belang is. "We zijn niet eens de eersten," zegt Monique. De kinderen zetten hun fietsen weg en proberen de kar van Maaike een beetje aan de kant te zetten. Hans haalt de rolstoel eruit en zet deze weer in elkaar; nu mag Maaike erin. "Ik kan best wel een stukje lopen," zegt Maaike, "dan hoeven jullie mij niet te duwen." "We moeten heel ver lopen," antwoordt Bas, "dus ga maar lekker zitten."
De kinderen moeten inderdaad een heel eind lopen; ze zijn de verkeerde kant opgegaan en nu lopen ze langs een startbaan. "Wat een eind," zucht Monique, "hoe lang zou zo'n startbaan zijn?" "O, maar vijf kilometer," antwoordt Bert. "Dan moeten we dus een uur lopen," stelt Fatima vast. "Dat geeft toch niets," vindt Bas, "er is genoeg te zien; nu zie je tenminste iets wat je anders niet ziet." "We hadden zeker bij een andere ingang naar binnen moeten gaan," bedenkt Helga. "O, dat zou best kunnen," zegt Boris, "maar zo komen wij er ook." Langs de startbaan staan een heleboel vliegtuigen opgesteld en dat vinden de jongens prachtig. "Moet je kijken, een F16, "zegt Bas, "daar wil ik later ook in gaan vliegen." Boris heeft intussen nog iets veel interessanters ontdekt en roept: "Kijk eens, daar staat een heel oud vliegtuig." "Joh, dat is net zo'n vliegtuig als in het museum in de hal staat," ontdekt Eddy. "Zou dat ding nog kunnen vliegen," vraagt Fatima. "Vast wel," antwoordt Bas, "er staan een heleboel mannen bij; laten wij het maar eens gaan vragen."
De kinderen lopen naar de Mitchell bommenwerper en bestoken de mannen die bij dat ding staan met vragen. "Vliegt dat ding nog," vraagt Boris. "Natuurlijk," antwoordt een man met een grote snor, "anders stond deze machine nu niet hier, want hij komt van Eindhoven." "Durven jullie daar dan in," vraagt Boris. Het blijkt dat alle mannen het volste vertrouwen in het vliegtuig hebben, want het wordt heel goed onderhouden.
De kinderen mogen het vliegtuig helemaal bekijken en...ze mogen er zelfs in kijken; ook Maaike wordt opgetild, zodat zij ook de binnenkant van het vliegtuig kan zien. De kinderen zouden heel graag een keertje meevliegen, maar dat kan niet, want in de vliegtuigen mogen geen passagiers mee de lucht in. "In al die andere toestellen passen maar twee mensen," zegt Boris, "dit vliegtuig is echt veel leuker." "Toch wil ik op een F16 gaan vliegen," zegt Bas. "Ik wil in een nóg moderner vliegtuig vliegen," beweert Boris. "Daar moeten jullie wel heel hard voor studeren," zegt de man met de snor. "Is dat dan moeilijk om een rijbewijs voor een vliegtuig te krijgen," vraagt Bas. Het blijkt dat je voor een vliegtuig geen rijbewijs moet hebben, maar een vliegbrevet en dat je heel goed moet kunnen rekenen. "Rekenen," vraagt Boris verbaasd," dat is een snertvak, moet je om te vliegen ook al kunnen rekenen, dat is niet leuk!" "Maar er zitten toch computers in een vliegtuig; die rekenen toch," bedenkt Hanneke ineens. "Een computer kan ook fouten maken, of kapot gaan, dus moet je zelf ook kunnen rekenen, anders kan het wel eens heel erg mis gaan," antwoordt de man. "Dus rekenen is nodig om in leven te blijven," begrijpt Bas. "Dan moeten we op school maar eens wat beter opletten," zucht Boris, "want ik wil later echt piloot worden."
De kinderen lopen weer verder en komen nu bij een heleboel kraampjes; dat is leuk want bij de meeste kraampjes is wel iets te krijgen. Al gauw puilen de rugzakken uit van alle folders, want die willen de kinderen thuis laten zien. Ineens ontdekt Bas dat je je kunt laten schminken, met echte soldatenschmink. "Dat gaan we ook doen," stelt Boris voor, "kom, nu staat er niemand." De gezichtjes van de kinderen worden volgesmeerd met heel donkere schmink, er zit veel groen en bruin in. "Gossie, nu zijn we echt smerig," zegt Bas. "Nu zijn jullie gecamoufleerd," verbetert de soldaat, die de kinderen schminkt, Bas. "Waarom moet dat," vraagt Helga. "Zo vallen jullie niet op in de bosjes," antwoordt de soldaat, "en dan kan de vijand jou niet zien." "Maar dan zien ze toch je haren," zegt Ron. "Stommerd, een soldaat heeft toch een helm op zijn kop," zegt Boris verontwaardigd.
"En die helm wordt ook gecamoufleerd," legt de soldaat uit, "daar gaan een heleboel takken op en dan ziet de vijand echt niet dat er een mens aan komt kruipen." "Maar als zo'n soldaat door een veld paardebloemen kruipt, dan zie je hem toch," merkt Hanneke op. "Dan doet hij toch gewoon zijn helm vol met paardebloemen," bedenkt Bas.
Intussen is het tijd voor de vliegshow; de eerste vliegtuigen gaan de lucht in en de kinderen proberen er zo dicht mogelijk bij te komen, om maar niets te missen. Omdat Maaike in een rolstoel zit, mogen ze vooraan staan en kunnen alles heel goed zien. "Zie je wel, dat het heel slim was om jou in een rolstoel te zetten," zegt Hanneke tegen Maaike, "nu hebben wij tenminste ook een goed plaatsje."
Een groep Italiaanse vliegtuigen heeft gekleurde rookslierten achter zich aan en de vliegtuigen vormen de Italiaanse vlag. "Daar moet je dus wel goed voor kunnen rekenen," zegt Bert, "anders lukt dat nooit." Eindelijk gaat ook de "Mitchell" de lucht in; dat vinden de kinderen het hoogtepunt van de show, want ze weten dat die man met die snor ook in de vliegtuig zit. Wanneer de kist laag over de hoofden van de mensen scheert, zwaaien de kinderen uit alle macht; het is toch heel leuk als iemand, die je kent, de lucht in gaat.
Wanneer de vliegshow afgelopen is, moeten de kinderen weer een uur lopen, voordat ze bij hun fietsen zijn en als ze 's avonds terug zijn in Overloon, zijn ze allemaal zo moe als een hond. De enige die die avond een heleboel verhalen kan vertellen is Maaike, want zij heeft lekker kunnen zitten en ze heeft ongelofelijk genoten.