Vijfde zondag van de paastijd

Liefdesliedjes

Bas en Boris zijn dol op muziek; het liefst luisteren ze naar de liedjes van Kinderen voor Kinderen. Dat zijn tenminste normale liedjes, vindt Boris, die zijn niet zo flauw. Andere liedjes gaan alleen maar over liefde en gezoen en ik hou van jou, is Bas het helemaal met zijn broertje eens. Ja, zegt Bas, en over: ik mis je zo en allerlei andere zielige dingen. Niks aan dus, zegt Boris. Waarom maken de mensen nooit liedjes over leuke dingen: over vissen bijvoorbeeld, vraagt Bas zich af. Dat kunnen wij misschien wel doen, zegt Boris; dan krijgen wij een hit; we gaan gewoon een liedje over vissen maken.  Omdat het geen lekker weer is, gaan de kinderen van het 14 Oktoberplein die middag naar de hut; daar kunnen ze fijn spelletjes doen en Fatima heeft een cake bij zich, die ze zelf gebakken heeft. Nu ja, haar moeder heeft wél een beetje geholpen, maar Fatima heeft het beslag gemaakt.
Bas en Boris vertellen dat ze gaan proberen om een echte hit te maken. Wij zingen de tekst en jullie begeleiden ons met de zakkammetjes, stelt Bas voor. Zijn jullie soms verliefd, vraagt Helga. Nee, hoezo? vraagt Boris. Nu, de meeste liedjes gaan over liefde, dus om een goed liedje te maken, moet je wel verliefd zijn, vindt Helga. We maken geen liedje over liefde, maar over vissen, zegt Bas. Die liefdesliedjes zijn veel te klef, ze zijn net zo kleverig als een pot plaksel, vult Boris aan. Nee, ze lijken meer op kauwgom, die lekker uitgekauwd is en waar het spuug vanaf druipt, vindt Bas. Toch moet een liedje over houden van gaan, zegt Hanneke, anders vindt niemand het mooi.
Bas en Boris weten daar wel iets op en omdat de oma van Hanneke heel vaak Ik houd van Holland zingt, zingt de tweeling op die melodie: Ik houd van vissen, met een boterham erbij; ik houd van vissen en van pieren zoeken in de wei. Hoe het lied verder gaat, hebben de broertjes nog niet bedacht, want oma zingt altijd alleen de twee eerste regels van het liedje en de rest van de melodie kennen ze dus niet. Jullie zingen dus, dat jullie verliefd zijn op vissen en op pieren, bedenkt Eddy ineens, dan is het toch een liefdesliedje. Maar het is niet klef, vindt Bas. Dit plakt niet, vult Boris aan. Het is wel vies, zegt Helga, want van pieren zoeken word je heel smerig. Maar het gaat tenminste niet over zoenen, antwoordt Bas. Zoenen is best leuk hoor vindt Fatima, daar krijg je zo'n lekker warm gevoel van. Bas en Boris vinden dat echt niet waar; zij houden niet van zoenen en zeker niet van die plakzoenen, zoals sommige tantes hun geven. Wij zoenen jullie toch ook niet, zegt Bas, en we zijn tóch vriendjes. Zoenen is nergens goed voor, vindt Boris, ik vind het maar vies, dat spuug van een ander op mijn wang. Ik denk, dat als je echt van elkaar houdt, je niet vies bent van andermans spuug, zegt Hanneke. Jullie geven Basje en Borisje ook wel eens een zoen, zegt Monique ineens. Dat zijn baby's, zegt Boris. Baby's zijn van boven niet vies, vindt Bas. Behalve als ze spugen, vult Boris aan, en dat doen alleen die hele kleintjes; daar moet je mee uitkijken, want die zijn soms van boven ook heel smerig. Laten we nu maar gewoon vriendjes zijn, zonder te zoenen, dat is veel gemakkelijker, vindt Bas. Nu gaan we het liedje verder maken, stelt Boris voor.
Helaas kent geen van de kinderen het hele liedje, dus dit gaat niet. Eddy biedt aan om zelf een liedje te componeren. Kan jij dat dan, vraagt Bas. Ja hoor, antwoordt Eddy, dat is heel gemakkelijk, ik weet al iets. Eddy begint te zingen: Boem, klets, vissen, prrrrt, in de Maas, plons , plons. Boem, klets, vissen, prrrrt, is niet dwaas, plons plons. Krak, krak, haakje , auauauau in je bek, krak, krak. Boem, klets, vissen, prrrrt is niet gek, plons plons.
De kinderen kijken vol bewondering naar Eddy, dat is een prachtig lied en dat kunnen ze beslist heel mooi begeleiden. Krak, krak, doen we met een stukje hout, zegt Bas. En voor plons, plons, nemen we een teiltje water, stelt Boris voor. De zakkammetjes worden tevoorschijn gehaald en de kinderen oefenen het melodietje. Intussen heeft Fatima een teiltje water klaargezet en een stuk hout gezocht. Jongens wat is prrrrt, vraagt Fatima. Dat is een goede vraag; volgens Eddy is dat het geluid van het wieltje waarmee het snoer van een hengel opgerold wordt. Er bestaan van die instrumentjes die je rond moet slingeren en die dan een heleboel herrie maken, zegt Suzan. Jij bedoelt een ratel, begrijpt Bert, ik geloof dat we die thuis wel hebben bij de carnavalsspullen. O, zegt Bas, ik dacht dat Eddy iets anders bedoelde, maar dat geluid kun je niet op commando maken. Boris begrijpt onmiddellijk welk geluid Bas bedoelt en zegt: Misschien lukt dat wél als we veel bruine bonen eten of uien; dan doen we heel vaak prrrrt. Jullie zeggen dat je zoenen vies vindt, merkt Willeke op, maar dit vind ik heel smerig. Ja, is Helga het met haar zusje eens, dit stinkt; zoenen niet.
Intussen heeft Bert de ratel opgehaald en geeft dat ding aan Fatima. Nu kunnen de kinderen echt gaan oefenen. Als we het goed kennen, zegt Eddy, dan zingen we dit lied de volgende keer als we met het zakkammetjesorkest optreden. Misschien worden we dan wel ontdekt, droomt Monique, en dan worden we heel beroemd. Dan wil iedereen ons zoenen, zegt Fatima heel ondeugend.
Ophouden, ophouden, roepen Bas en Boris tegelijk, dit gaat helemaal fout, wij willen niet gezoend worden. Als wij beroemd worden, dan wil iedereen ons zoenen, zegt Suzan, en ze willen onze handtekeningen. Lijkt me niets leuk, vindt Bas, we moeten niet beroemd worden, want dan kunnen we niet eens rustig naar de beek. Of naar opa Matje, vult Boris aan. Maar dan verdienen we wél heel veel geld, zegt Ron, dan worden we rijk. Ik hoef niet rijk te worden, vindt Bas, zeker niet als ik daarvoor moet zoenen.
De enigen die doorgaan met het liedje, zijn Fatima en Eddy, de andere kinderen zoeken het Mens-erger-je-niet-spel op en zijn snel verdiept in de mogelijkheden om een ander van het bord te kieperen. Intussen is Eddy doorgegaan met het liedje en wanneer het spelletje uit is, moeten alle kinderen luisteren. Het is een heel leuk lied geworden en Fatima doet de begeleiding. Dat kunnen we best eens spelen, zegt Fatima, en als zeons ontdekken, zeggen we gewoon dat we niet beroemd willen worden.
Dat lijkt iedereen een goed idee; het is wel leuk om een eigen liedje te hebben, maar dat gezoen door wildvreemden, daar hebben de meeste kinderen toch geen zin in. Wanneer de kinderen naar huis gaan, zegt Bas; ik houd hartstikke veel van jullie, want jullie zoenen tenminste niet. Dat had Bas beter niet kunnen zeggen, want Hans kijkt Hanneke eens aan en grijpt Bas vast. Alle kinderen knuffelen Bas eens goed en bedelven hem onder de zoenen. Bah, stelletje viezeriken, moppert Bas, nu moet ik me weer gaan wassen. Dan kom jij tenminste schoon aan tafel, zegt Fatima. Mopperend rent Bas naar huis en duikt de badkamer in, waar hij zijn gezicht grondig wast met een heleboel water en zeep.