Derde zondag van de paastijd

Kleren kiezen!

Bas en Boris zijn van plan om die middag weer eens te gaan vissen, maar wanneer ze uit school thuiskomen, blijkt hun moeder heel andere plannen te hebben. Wij gaan vanmiddag naar Venray, zegt moeder, want ik vind dat jullie dringend nieuwe truien nodig hebben; ga maar vlug eten, dan kost het tenminste niet de hele middag. Bas en Boris proberen om onder het klerenkopen uit te komen, maar moeder is onverbiddelijk: ze wil dat de tweeling meegaat, want misschien lukt het dan om hen eens een andere kleur trui te laten aantrekken. Wanneer moeder naar de keuken gaat om melk warm te maken, rent Bas naar de telefoon en belt Eddy; We moeten naar Venray, vanmiddag, om kleren te kopen, zegt hij. Eddy belooft aan de andere jongens door te geven dat er niet gevist kan worden, maar dat ze snel ook naar Venray moeten gaan, want een beetje hulp bij kleren kiezen kunnen Bas en Boris best gebruiken. Gaat u maar met de auto, zegt Boris tegen zijn moeder, dan komen wij wel met de fiets. Niets daarvan, want dan komen jullie niet in Venray terecht, zegt moeder, jullie gaan netjes met de auto mee. Nu is de laatste kans om onder het winkelen uit te komen, verkeken.
Als de broertjes hun boterhammen op hebben, moeten ze in de auto stappen en moeder rijdt naar Venray. Moeder houdt de tweeling in de stad angstvallig in de gaten, want ze weet dat haar zoontjes heel gemakkelijk kunnen verdwalen, als ze dat willen. In een winkel zoekt moeder naar mooie truien; ze houdt een blauwe trui omhoog: Vinden jullie deze niet mooi, zegt ze. Bah, afschuwelijk, zegt Bas, dat ding is veel te wijd, daarmee blijven we haken aan de takken van de bomen. Moeder legt de blauwe trui terug en zoekt verder; nu vindt ze een lichtgroene trui en ze zegt: Trek deze nu eens aan, dan zullen jullie zien, hoe mooi die staat.
Bas en Boris verdwijnen in een pashokje en trekken de groene truien aan. We lijken wel grassprietjes, verkondigt Boris als hij weer in de winkel staat. Als u deze truien koopt, verven wij onze haren geel; dan lijken we tenminste op paardebloemen, zegt Bas. Koop deze maar, mama, dan zijn we gelijk klaar voor Carnaval, helpt Bas een handje.
De tweeling mag de truien uittrekken en moet nu bruine truien passen. Nu lijken we net hondendrollen, zegt Boris, die beslist geen bruine trui wil hebben. Dit is echt een poepkleur, vindt ook Bas. Intussen is Boris in de bak met truien aan het zoeken en vindt twee rode truien; hij houdt ze omhoog en zegt: Dit zijn mooie truien. Moeder zucht en antwoordt: Ik wil dat jullie eens een ander kleurtje gaan dragen. Dat staat ons niet, zegt Bas, alleen rood staat ons heel goed. Ik wilde dat ik net zo oud was als opa in Makkum, dan kon ik tenminste zelf mijn kleren kopen, zucht Boris. Dat doet opa ook niet zelf, zegt moeder, oma koopt de kleren van opa en ze legt ze 's morgens ook nog klaar. Ze knoopt zelfs de das voor jullie opa, zegt Eddy, die samen met de andere jongens van het 14 Oktoberplein, de winkel binnengekomen is. Ha, versterking, juicht Bas, vinden jullie dit geen mooie truien, en hij houdt de rode truien omhoog.
Trek eens aan, zegt Ron, dan kunnen we zien hoe ze staan. Bas en Boris verdwijnen in het pashokje en komen enthousiast in de nieuwe, rode truien de winkel in. Maar dat zijn precies dezelfde truien, die jullie altijd dragen, zegt moeder, alleen een maatje groter. Dat is nu net zo leuk, zegt Bas, deze truien vinden we mooi en....andere kleuren trekken we toch niet aan.
Intussen grabbelen de andere jongens in de bakken met truien. Kijk eens, zegt Bert, hier heb je nog een stel van dat soort truien, en hij houdt nog twee dezelfde truien omhoog. Mama, koop die maar, dan kunnen we voorlopig vooruit, zegt Bas. Rode truien zijn veel sterker dan truien van een andere kleur, vindt Boris, groene, bruine en blauwe truien zijn zó kapot. Ten einde raad koopt de moeder van Bas en Boris zes rode truien; dat ze niet over andere kleuren hoeft te denken, is haar nú wel duidelijk. Moeder moet nog veel meer boodschappen doen, maar daar heeft de tweeling geen zin in. Wij gaan met de jongens naar huis, kondigt Bas aan, want we willen gaan vissen. Bas springt bij Eddy achterop de fiets en Boris bij Bert. De zakken met truien nemen ze voor alle zekerheid maar mee, dan kan moeder die tenminste niet gaan ruilen. Zit het bonnetje in de zak, gilt Bas naar Boris. Boris zoekt eens en vindt het bonnetje; hij scheurt dit in kleine snippertjes en gooit die weg. Ziezo, ruilen zonder bon kan niet, zegt Boris, nu hebben we tenminste weer mooie truien. Wat gaan de meisjes vanmiddag doen, vraagt Boris ineens. Die wilden naar de beek gaan, antwoordt Eddy. Laten wij daar dan ook maar naar toe gaan, vindt Bas, dat is veel gezelliger; dan kunnen we gelijk onze nieuwe truien laten zien. Hans is met de meisjes meegegaan om Maaike te helpen, vertelt Edwin. Wat gaan ze dan doen, vraagt Bas. Weet ik niet, zegt Eddy, maar ze waren wel iets leuks van plan.
Intussen zijn de jongens bij de beek gekomen; al vanuit de verte horen ze de meisjes praten. Ik ruik vuur, zegt Bas. Die zijn fikkie aan het stoken, denkt Boris. Bij de beek zijn de meisjes druk bezig rond een vuurtje, dat zij op d oever hebben aangelegd. Ha, stokbrood, roept Eddy, daar heb ik zin in. Hebben jullie voor ons ook een beetje deeg, vraagt Boris. Dat krijg je alleen, als je zegt dat je mij heel lief vindt, antwoordt Fatima. Boris kijkt eens gruwelijk scheel en zegt: Ik vind jou een beetje lief, Fatima. Daar neemt Fatima geen genoegen mee: Nee, je moet het echt menen, anders krijg je niks. Boris kijkt nu nog scheler en zegt: Ik vind jou lief, Fatima. Je moet niet zo scheel kijken, zegt Fatima, anders meen je het niet echt. Tot groot plezier van zijn vriendjes verklaart Boris voor de derde keer dat hij Fatima heel lief vindt en nu vindt Fatima het wel genoeg en geeft een bolletje deeg aan Boris. Ook de andere jongens moeten Fatima vertellen dat ze haar heel lief vinden, anders krijgen ze geen deeg en omdat ze veel zin in stokbrood hebben, zeggen ze dat maar. Hebben jullie wel genoeg meel bij je, vraagt Bas. Ja hoor, antwoordt Hanneke, we hadden niet goed afgesproken wie er voor het meel zou zorgen en nu heeft Fatima meel meegenomen, maar Helga en Willeke hebben het ook gedaan en ik was ook bang dat er niemand meel mee zou nemen; dus hebben we genoeg.
Terwijl Bas het stokje met de deegbal van Boris vasthoudt, laat Boris de nieuwe truien aan zijn vriendjes zien. Hebben jullie echt alleen maar rode truien, vraagt Maaike verbaasd. Ja, hoor, mama heeft ooit gele voor ons gekocht, maar die gebruiken wij als poetslappen van onze fietsen, zegt Bas. Wij vinden alleen rode truien mooi, verklaart Boris, en we trekken echt niets anders aan! Maar als jullie later gaan trouwen en jullie vrouwen vinden rode truien niet mooi, zegt Maaike, wat doen jullie dan. Dan hadden die vrouwen niet met ons moeten trouwen; wij blijven tot we heel oud zijn alleen rode truien dragen, zegt Bas heel stellig. Dat lijkt me leuk staan: een rode trui bij grijs haar, vindt Bert. En een grijze baard, zegt Bas, want we willen net zulke lange baarden hebben als Sinterklaas. Eerst nemen we bruine baarden, fantaseert Boris verder, en die worden vanzelf mooi grijs; dat staat vast heel leuk op een rode trui. Maar jullie zullen later toch ook wel eens een pak moeten dragen, bedenkt Hanneke. Dan nemen we een rood pak, zegt Bas opgewekt, dat is ook mooi. Dan lijken jullie net kerstmannetjes, giert Suzan ineens en ze stikt bijna van het lachen. Dan moeten jullie wél een puntmuts erbij opzetten, vindt Monique, dan lijken jullie op kabouters! Dit laten Bas en Boris zich niet zeggen en Monique moet maken dat ze weg komt, want de tweeling dreigt haar in de beek te zullen knikkeren. Wanneer al het meel op is, eindigt de middag in een vrolijk watergevecht. Ook de nieuwe truien belanden in de het water en nu zijn ze niet echt nieuw meer. Geeft niet, vindt Boris, nu kan mama ze zeker niet meer ruilen. De enige die met droge kleren thuis komt, is Maaike, want Hans heeft ervoor gezorgd dat de kinderen haar niet in het water gooiden.