Vijfde zondag van de veertigdagentijd

Dat is gemeen!

De kinderen van het 14 Oktoberplein hebben ruzie met Suzan. Suzan is met Henri, een jongen die wel vier jaar ouder is dan zij, naar de friettent geweest. Nu praat Suzan nergens anders over, dan over de mooie blauwe ogen die Henri heeft en over hoe geweldig hij er uit ziet. Dat jij die knul met zijn vieze tatoeages knap vindt, zegt Hanneke, daar begrijp ik niets van. Hij wast beslist nooit zijn haren, want die zijn zo vet als spek, voegt Monique eraan toe. Dat stomme jasje dat hij draagt, kun je vast rechtop zetten van het vuil, is Fatima het helemaal met haar vriendinnen eens. Het is een vieze knul, vindt Willeke, en het is een echte griezel. Suzan probeert uit alle macht haar nieuwe vriend te verdedigen: Het is helemaal geen griezel en hij lacht heel lief. Als jij die vettige grijns van hem lief lachen vindt, zegt Bas, ben jij wel heel stom. Jij was toch stapelgek op Marco en die zou op jou wachten, bedenkt Eddy, dat heeft hij echt beloofd. De kinderen vinden het niet eerlijk van Suzan dat ze nu ineens helemaal verliefd op Henri is. Marco is veel aardiger, vindt Boris, die Henri vecht altijd; dat zegt Patrick. Ja, en dan vecht hij héél gemeen, zegt Bas; als jij straks niet doet wat Henri wil, slaat hij jou ook in elkaar, Suzan. Suzan laat zich niet overtuigen en ze begint steeds harder te schreeuwen om de anderen te vertellen hoe lief Henri is.
Ineens krijgt Hans er genoeg van en zegt: Laten we maar naar opa Matje gaan, want we hebben hem beloofd dat we de moestuin zouden omspitten. Alle kinderen stappen op hun fiets; Maaike wordt in de kar gezet, die achter de fiets van Boris hangt. Suzan fietst helemaal alleen achteraan en moppert zachtjes verder; het liefst was ze niet meegegaan, maar een middag alleen thuis zijn, lijkt haar ook niet prettig. Wanneer de kinderen bij de boerderij van opa Matje komen, moeten ze wel tien minuten wachten op Suzan, zó ver is die achter geraakt.
Wat is er met Suzan aan de hand, vraagt opa Matje verbaasd. Die trut is verliefd op Henri, terwijl ze eerst gek was op Marco en dat vinden wij gemeen, legt Bas heel duidelijk uit. Henri is een stomme knul en Suzan is ook heel stom, voegt Boris er aan toe.
Wat zijn jullie ineens verschrikkelijk wijs, allemaal, vindt opa Matje, dat komt trouwens goed uit, nu hoef ik jullie niet uit te leggen hoe de tuin omgespit moet worden. Jullie willen toch zo graag geld verdienen voor die mensen op Mindanao; die Manoboos en die B'laan-mensen. Pakken jullie maar gauw een schop en begin. Suzan kan Svetlana gaan helpen, want die heeft een heleboel naaiwerk liggen.
De kinderen begrijpen er niets van; gewoonlijk gaat opa Matje altijd mee als zij een klusje voor hem moeten doen en vertelt hij precies hoe hij het wil hebben. Bas en Boris vinden het wel spannend en rennen naar de schuur om een schop te halen; de anderen volgen wat langzamer. Opa Matje neemt Suzan mee naar binnen en zegt tegen Svetlana met een knipoog: Jij komt toch bijna óm in het naaiwerk; Suzan wil je heel graag helpen. Ik heb lakentjes nodig voor Marieke en Ilja, want die twee maken hun bedjes zo vies, dat ik wel drie keer op een dag schone lakentjes nodig heb, verzint Svetlana vlug. Suzan wordt achter de naaimachine gezet en Svetlana knipt een paar lakentjes; Suzan mag nu de zomen maken. Terwijl ze samen gezellig aan het werk zijn, vertelt Suzan aan Svetlana dat al haar vriendjes kwaad op haar zijn. Ik word toch ook niet kwaad als Bas en Boris weer eens iets uithalen op school; maar als ik iemand heel aardig vind, bemoeien ze zich er allemaal mee, zegt Suzan en ze begint, van pure narigheid, bijna te huilen. Suzan vertelt dat zij de zak met frites, die ze in de frituur moest gaan halen, bijna liet vallen en dat Henri die toen opgevangen heeft. Dus jij bent helemaal niet samen met Henri naar de friettent gegaan, maar je hebt hem daar toevallig ontmoet, stelt Svetlana vast. Suzan geeft toe dat ze het verhaal een beetje mooier heeft gemaakt, dan het in werkelijkheid was. Svetlana legt aan Suzan uit dat er een groot verschil bestaat tussen iemand aardig vinden en verliefd zijn.
Intussen hebben de kinderen het in de moestuin erg moeilijk, want hoe pak je dat nu aan: een tuin goed omspitten. Hans stelt voor het netjes in rijtjes te doen, maar daar heeft niemand zin in, iedereen wil ergens anders beginnen. We werken gewoon naar elkaar toe, zegt Bas, dan lukt het vast wel. Hij begint alvast maar aan de overkant. Boris komt Bas helpen en samen zwoegen ze een poosje op de natte aarde, die bovendien vol onkruid zit. Hadden we dat onkruid er niet eerst uit moeten halen? vraagt Fatima. Welnee, antwoordt Bas, we draaien gewoon de aarde om en dan groeit het onkruid naar beneden, dan zie je het niet meer.
Na een uur komt opa Matje eens kijken of de kinderen al klaar zijn. Jullie hebben er, met al jullie wijsheid, wél een rommeltje van gemaakt, zegt opa Matje, hoe moet ik hierin nu gaan zaaien; daar heb ik nette rechte voren voor nodig. Zó gaat dat echt niet. We kunnen de boel toch een beetje aanharken, zegt Boris. Dan duwen we er met de steel van de hark wel voren in, bedenkt Bas. Opa Matje is het met deze oplossing niet eens en hij kijkt eens hoe diep het tuintje omgespit is. Het is echt niet diep genoeg; straks staat alles weer vol met onkruid en dan groeit er geen groente, zegt opa Matje. Alleen over het werk van Hans is opa Matje wel tevreden; dat stuk hoeft in ieder geval niet opnieuw gedaan te worden.
Als de tuin eindelijk klaar is, zijn alle kinderen bekaf en mogen ze meegaan met opa Matje, om in de keuken wat te drinken. Ook Suzan en Svetlana vinden dat ze nu wel een mok chocolademelk verdiend hebben. Wie was er vanmiddag nu eigenlijk stom, vraagt Svetlana als ze de chocolademelk inschenkt. Suzan, antwoordt Bas. Nietwaar, zegt Hans, jij was stom, want jij wist niet eens hoe je een tuin moest omspitten. O jee, zegt Hanneke, dan waren we allemaal een beetje stom, want alleen Hans heeft het goed gedaan. En Suzan is niet verliefd op Henri, maar hij heeft haar gewoon geholpen en nu vindt ze hem heel aardig, zegt Svetlana.
Ineens gaat de deur met een vaartje open en Achim komt naar binnen; hij zegt: Willen jullie iets leuks zien; een geit is jonkies aan het krijgen. Ineens is alles vergeten en de kinderen rennen met Achim mee, want als er geitjes geboren worden is dat reuze leuk om te zien. Moeder geit ligt te mekkeren en terwijl de kinderen op een afstand staan te kijken, komt er een vlies uit de geit, het vlies knapt en dan zien de kinderen een paar hoefjes. O, daar komt zijn kopje, roept Fatima, kijk eens wat lief.
Zonder moeite wordt het geitje geboren en er komt nog een tweede geitje achteraan. Moeder geit heeft het heel druk met het schoonlikken van haar kroost; dat ze zelf van achteren nog erg smerig is, schijnt haar niets te kunnen schelen. Binnen een kwartier staan de geitjes op hun dunne, wankele pootjes en zoeken de uier van hun moeder. Dat is nog leuker dan wanneer er konijnenjonkies geboren worden, vindt Bas, want die kunnen helemaal niets. De kinderen willen heel graag de geitjes aaien, maar dat mag niet van Achim, eerst moet moeder geit hen heel goed kennen. Hé, kunnen we die geitjes niet naar de mensen op de Filippijnen sturen, deze geitjes kosten tenminste geen vijftig gulden, roept Bas ineens. Stommerd, zegt Bert, dat beest moet er toch naar toe gebracht worden en zo'n reis kost veel meer dan vijftig gulden! Dan kunnen wij er toch een paar geiten heen brengen, helpt Boris zijn broertje, we gaan gewoon lopen net als toen we met de schapen gingen wandelen. Nu stikken alle vriendjes van het lachen; het idee dat Bas en Boris duizenden kilometers zouden gaan lopen met een stelletje geiten, dat is wel het gekste wat ze in tijden gehoord hebben. Je moet ook nog een zee oversteken, zegt Hanneke, en die zit vol haaien, dus daar kun je niet zwemmen en je moet dan een boot nemen. Zo'n boot kost ook geld, zegt Fatima, en beslist veel meer dan vijftig gulden. Bas en Boris houden hun mond nu maar want zelfs zij begrijpen dat het veel beter is om de geiten op de Filippijnen zelf te kopen. Intussen is het de hoogste tijd om naar huis te gaan; terwijl ze hard fietsen, praten de kinderen alleen over de geitjes; dat ze die middag ruzie hadden, zijn ze allang weer vergeten.