Vierde zondag van de veertigdagentijd

Hier hoor je thuis

Hans is boos; niet zomaar een beetje boos, maar echt vreselijk kwaad. Bas en Boris hebben Hans geplaagd omdat hij een som niet begreep. Hans voelt zich eigenlijk erg ongelukkig en hij wil niet langer de grote broer van Bas en Boris zijn; die twee hebben het nu echt veel te bont gemaakt. Hans besluit dat hij naar zijn eigen moeder moet gaan; gelukkig weet hij nog waar zij woont al is hij heel lang niet meer bij haar geweest. Bas en Boris zijn het huis uitgerend om met hun vriendjes te gaan spelen. Nu is Hans alleen thuis; hij pakt wat spullen in een grote tas en doet het zakgeld, dat hij in een doosje bewaart, in zijn portemonnee. Omdat Hans bang is, dat hij niet genoeg geld voor de trein zal hebben zoekt hij ook in de kamer van Bas en Boris naar geld. De tweeling heeft een heleboel in een envelop dat zij verdiend hebben met klusjes voor de mensen op de Filippijnen; Hans steekt die envelop in zijn broekzak; nú heeft hij beslist genoeg geld.
Op de fiets rijdt Hans naar het station en koopt een kaartje; gelukkig, dat valt mee, hij heeft nog veel geld over. Ook zijn fiets moet mee in de trein. Na een half uur wachten komt de trein en Hans sjouwt zijn fiets naar binnen en gaat op een klapstoeltje zitten. Hans voelt zich erg alleen; meestal vindt hij het heel leuk om met de trein te reizen; dan is er veel te beleven, vooral als al zijn vriendjes meegaan; nu is het maar saai. Aan het einde van de middag is Hans in de grote stad, waar zijn moeder woont. Hans stapt op zijn fiets en rijdt door de drukke straten van de stad. Hij moet goed uitkijken, want het is erg druk en soms is er maar een kleine ruimte tussen de stoeprand en de auto's. Hans trapt goed door en een half uur later is hij in de straat waar zijn moeder woont. Hans zoekt het papiertje waar het huisnummer opstaat, want dat weet hij niet uit zijn hoofd; het is al zo lang geleden dat hij hier is geweest.
Na wat zoeken heeft Hans het huis van zijn moeder gevonden en hij belt aan. De deur wordt niet opgedaan, maar iemand gilt uit een raam: Ga weg, het is nog veel te vroeg, vanavond mag je komen, dan zal ik je lekker verwennen! Hans gaat wat verder van het huis af staan om te kijken wie daar roept en hij ziet een vrouw voor een open raam. De vrouw heeft krulspelden in haar haren en een onderjurk met een knalrode duster aan, die ze niet eens goed heeft dichtgemaakt. Ik ben Hans, roept Hans, bent u soms mijn moeder? Hansie, roept de vrouw, wacht even, jij mag wél binnen. Even later wordt de deur opengedaan en Hans mag binnenkomen. Hij kijkt eens rond en vindt dat het er maar vreemd uitziet bij zijn moeder: overal hangen foto's van blote vrouwen. Hans weet niet waar hij kijken moet; tot overmaat van ramp ziet hij ook foto's van blote mannen en hij krijgt een rood hoofd. Lekker knulletje van me, zegt vrouw, kom je weer bij mij wonen? Mag dat, vraagt Hans. De vrouw vindt het goed dat Hans bij haar komt wonen, maar dan moet hij, als zij aan het werk is, wél op zijn kamer blijven. Even paar dagen later heeft Hans toch erg veel spijt dat hij teruggegaan is naar zijn echte moeder; hier is het helemaal niet leuk; moeder werkt 's nachts en overdag slaapt ze. Hans kan nooit eens gezellig met haar praten en hij mist zijn vriendjes verschrikkelijk. Zijn fiets is ook al weg; die had Hans voor de deur laten staan en toen hij die weg wilde zetten, was de fiets verdwenen.
Hans moet van zijn moeder ook overdag slapen en 's nachts moet hij iedere keer de deur opendoen als er gebeld wordt. Moeder krijgt veel visite; maar die visite mag elkaar niet zien; daarom moet Hans goed opletten of er iemand bij moeder is en dan moet hij de mijnheer in zijn eigen kamer laten wachten. Omdat moeder overdag moet slapen, heeft ze geen tijd om te koken; Hans moet iedere dag patat en frikadellen halen. Van dit eten heeft hij na een week echt zijn buik vol en hij verlangt naar de borden stampot en erwtensoep en karbonades die hij thuis altijd kreeg. Kunt u niet een keertje gewoon koken, vraagt Hans aan zijn moeder. Die vindt het grote onzin om in de keuken aan de slag te gaan; daar heeft ze echt geen zin in. Neem maar een glas jenever, zegt ze, dan spoel je de frites gemakkelijker weg. Hans aarzelt eens en neemt een klein slokje jenever; brrrr dat spul brandt op zijn tong en hij vindt het helemaal niet lekker. Vlug rent hij naar de keuken om het spul uit te spuwen en zijn mond te spoelen. Bah, zegt Hans, vindt u dat spul echt lekker? Dat is het heerlijkste goedje dat er bestaat, antwoordt zijn moeder Dat had Hans al gedacht, want zijn moeder drinkt iedere morgen, als de laatste klant weg is, een hele fles jenever leeg en gaat dan slapen.
Die avond moet Hans weer een klant op zijn kamertje laten wachten; de man vraagt of Hans geen zin heeft in een spelletje. Ja, antwoordt Hans, maar we hebben alleen maar kaarten in huis en ik ben niet zo goed in kaartspelletjes. De man begint te lachen en legt uit dat hij een heel ander soort spelletje bedoelt. Hans schrikt verschrikkelijk en nu weet hij het zeker: hier moet hij niet langer blijven. Als de klant naar zijn moeder gegaan is, pakt Hans vlug zijn tas in en sluipt het huis uit. Heel ongelukkig loopt Hans de straat uit en weet niet wat hij moet beginnen; met de trein kan hij niet naar huis, want hij heeft geen geld meer en zijn fiets is ook al weg.
Ineens ziet hij een blauw bord Politiebureau staat erop Misschien kunnen ze mij daar wel helpen, denkt Hans en hij gaat het bureau binnen. Aan een agent vertelt Hans wat er aan de hand is; de agent bromt iets over: weglopen en spijt krijgen; maar het dringt niet goed bij Hans door wat de agent bedoelt. Wanneer Hans het telefoonnummer gegeven heeft van zijn pleegouders, mag hij op een bank gaan zitten en moet wachten.
Van vermoeidheid valt Hans in slaap en droomt van een bord andijviestamppot met een lekker stuk rookworst. Ineens wordt de jongen wakker van een bekende stem; hij doet zijn ogen open en... ziet zijn pleegouders staan. Hans vliegt zijn pleegmoeder om haar hals, die een beetje huilt. Jongen toch, zegt moeder, wat heb jij ons in angst laten zitten. Kom maar gauw mee, zegt vader, je mag in de auto vertellen wat jij beleefd hebt. Terwijl ze naar huis rijden, vertelt Hans wat er gebeurd is en hij vertelt ook dat zijn fiets gestolen is. Wanneer ze thuis zijn, brandt daar overal licht. Is iedereen nog op, vraagt Hans. Ja, want ze weten allemaal dat wij jou gingen halen, antwoordt vader. Hans moet direct naar de badkamer en zich lekker wassen; 'Bas en Boris moeten de tas van Hans uit de auto halen en naar de bijkeuken brengen; moeder wil alles wassen wat in die tas zit. Dat kan hij zelf toch wel, sputtert Bas. Ja, hij kan ook zelf weglopen, vindt Boris. Hans heeft het geld gejat dat wij verdiend hadden voor die arme mensen op de Filippijnen, zegt Bas, krijgt hij daar nu straf voor? Die straf heeft Hans allang gehad en hij weet nu tenminste heel zeker wat zijn thuis is, antwoordt vader.
Als jullie niet aardig zijn voor Hans, krijgen jullie straf, dreigt moeder. De volgende dag belooft Hans aan Bas en Boris dat hij heel veel klusjes zal gaan doen om het geld weer bij elkaar te krijgen en hij zal ook zijn zakgeld geven, want eigenlijk vindt hij het ook niet eerlijk dat geld heeft gebruikt dat voor arme mensen bestemd is. Bas en Boris zijn allang weer tevreden en vinden het fijn dat ook hun vader en moeder weer een goed humeur hebben.
/body>