Vierde zondag door het jaar
Een boodschap uit de ruimte!
Helga en Willeke komen die morgen te laat op school; ze zijn naar de
dokter geweest, want ze zijn verschrikkelijk verkouden. "Laten jullie
dan niet gewoon je vader even naar je kijken," vraag Bas verwonderd,
"jullie hebben een dokter in huis, dan hoef je toch niet ergens anders
naar de dokter te gaan." "Mijn vader behandelt ons nooit," antwoordt
Willeke. "Dat zou helemaal niet leuk zijn," zegt Helga, "want dan zou
hij altijd op ons letten." "Dat doen vaders toch altijd al," zegt
Monique, "dat is dus flauwekul." "Dat is bij een dokter heel anders,"
legt Helga uit; "dokters spreken onder elkaar af dat ze hun eigen
familie niet helpen." "Dat is maar stom," vindt Boris, "het lijkt wel
of jullie je eigen vader niet vertrouwen." "Natuurlijk vertrouwen wij
die wel," stuift Helga op, "maar vader zegt dat hij objekdinges moet
zijn, anders maakt hij misschien fouten." "En dan geeft hij ons
verkeerde medicijnen," vult Willeke aan. "Dus als hij niet objekdinges
is, krijgen jullie vergif," begrijpt Bas. "Het is net zoiets als dat de
moeders niet geloven dat mijn moeder heel goed reisjes kan
organiseren," begrijpt Suzan. "En hetzelfde als dat de mensen opa Matje
niet geloven wanneer hij zegt dat je veel beter een paard dan een
tractor kunt gebruiken," snapt ook Bert de bedoeling. "Volgens mij heet
dat objectief," zegt Hanneke. "Dat is een veel te moeilijk woord" vindt
Bas; "objekdinges klinkt veel leuker."
De kinderen praten nog
even door over het rare verschijnsel dat mensen eerder vreemden
geloven, dan
iemand die ze goed kennen. "Dus als de marsmannetjes iets zeggen,
gelooft
iedereen het," zegt Bas. "Dan moeten we zorgen dat de mensen een
boodschap van de marsmannetjes krijgen, misschien geloven ze dan wel
dat je
paarden moet gebruiken en geen stinktractors," zegt Boris. "Niemand
gelooft dat de marsmannetjes bestaan," vindt Hanneke, die vreest dat er
weer iets geks gaat gebeuren. "We bouwen toch een mooi ruimteschip en
dat
zetten we in het bos; daar stoppen we een paar echte marsmannetjes in,"
stelt Bas voor. "Hoe wilde jij dat doen," vraagt Bert. "Van oude
rommel," zegt Boris, die het ook een leuk idee vindt.
Die middag wordt er in de klas niet goed opgelet, vooral Bas en Boris
zitten met hun gedachten heel ergens anders.
Ná school, vliegen Bas en Boris naar huis; ze
zetten de schuur op z'n kop en hebben al snel een heleboel oude blikken
gevonden. Alle troep wordt in Maaikes kar gegooid en wat daar niet kan,
gaat in een kruiwagen. Vlug brengen de broertjes alles naar de hut en
fietsen dan terug om Maaike op te halen, die intussen ook thuis is
en... om een paar blikscharen in de schuur achterover te drukken.
Wanneer Hans, als laatste, in de hut komt, is iedereen druk bezig met
het doorknippen van blikken; de bodem worden er met een blikopener
uitgehaald en Bas en Boris doen de rest. Bert en Ron trappen de stukken
blik netjes plat. "Wat moet dat worden," vraagt Hans verbaasd. "Een
ruimteschip," antwoordt Bert. "Zoiets dat blieb, blieb doet," legt Bas
uit. "Hoe wilden jullie dat blik dan aan elkaar krijgen," vraagt Hans,
die de bui al ziet hangen. "Dat kan jij toch," antwoordt Boris, "met
jouw soldeerbout." "Dat lukt nooit," zegt Hans, "dat is veel te veel
werk en, wanneer er een stukje vastzit, laat de rest weer los, want dan
wordt de soldeer weer zacht; dus dat lukt nooit." "Als we nu eens een
geraamte van hout maken," stelt Ron voor, "en dat met het blik
bekleden, dat ziet het er vast heel ruimteachtig uit."
Dit lijkt Hans een veel beter plan; met hout
is hij handiger dan met blik. Monique en Maaike hebben intussen een
mooie tekening van een ruimteschip gemaakt. Hans bekijkt de tekening
eens goed en gaat dan hout halen; hij komt terug met dunne latjes, die
gemakkelijk buigen. Samen met Eddy en Bert maakt Hans een geraamte. "Er
moeten ook raampjes in," zegt Suzan ineens. "Mooie ronde raampjes, in
verschillende kleurtjes," begrijpt Boris, "hoe komen we daar aan?"
"Oude flessen," zegt Monique, "die zijn wit, groen en bruin." De
kinderen spreken af, dat ze allemaal thuis lege flessen zullen
opzoeken. "Wat niet leeg is, maken we gewoon leeg," verklaart Bas, "er
zijn sapkannen genoeg, daar kun je ook iets in Wanneer
het tijd is om naar huis te gaan, is het onderste deel van het
ruimteschip
klaar; de rest doen de kinderen morgen, want daarvoor moeten ze eerst
de
flessen hebben. Bas en Boris hebben het die avond druk met het
verzamelen van
flessen; ze hebben er uiteindelijk een heleboel, want na de laatste
verjaardag
waren er nog veel restjes drank over. De twee broertjes hebben alle
restjes in
een grote sapkan geschonken. "Mama gooit ook altijd van dat groene
goedje
door sinaasappelsap, dus dit kan allemaal best bij elkaar," vindt Bas.
"Het
ruimt gelijk lekker op," vindt Boris, "nu staat de kast niet zo vol
meer, hier is mama vast blij mee!" De volgende dag, na school, wordt
het
ruimteschip afgebouwd. De flessen steken wel een beetje uit, maar het
geheel
ziet er erg ruimteachtig uit. Bas heeft de pechlamp van zijn vader in
het schip
gestopt en nu lijkt het net of het schip licht uitstraalt. "Nu de
boodschap nog," zegt Bert. Op een w.c.-rol schrijven de kinderen:
"Domme bewoners van de aarde; jullie moeten paarden gebruiken in plaats
van tractors; die stinken niet! De Marsmannetjes!" Bas haalt een fles
weg en laat de w.c.-rol naar binnen vallen; het begin van de rol hangt
nog buiten, zó valt de boodschap goed op. "Nu moeten we er nog een
marsmannetje bij zetten," vindt Hanneke. "Hoe wilde jij dat doen,"
vraagt Bas. "Dat is heel gemakkelijk, we maken gewoon een pop van stro
en aluminiumfolie," antwoordt Hanneke. "Dat is meidenwerk," zegt Ron,
"wij gaan dat schip goed vastzetten, anders waait het weg." De meisjes
maken in de hut een mooie marsman; het hoofd wordt van een blikje
gemaakt, waarop Monique een gezicht schildert. "We moeten hem op een
stok zetten," bedenkt Fatima, "dan lijkt het net of hij leeft." "Dan
kunnen we ook touwtjes aan zijn armen doen en als er dan iemand in de
boom gaat zitten, kunnen die armen bewegen," zegt Suzan.
Monique
herinnert zich ineens, dat ze thuis nog een bandrecordertje heeft, waar
een
microfoon met een heel lang snoer bij hoort. "Als we die bandrecorder
in
zijn buik stoppen, dan lijkt het net of hij praat," zegt Monique.
Intussen hebben Bas en Boris in het dorp
rondverteld dat er een ruimteschip geland is in het bos. Het verhaal
gaat als
een lopend vuurtje door het dorp en omdat op het laatst niemand meer
weet, dat
het verhaal van Bas en Boris afkomstig is, gaan een heleboel mensen in
het bos
kijken.
Eddy is in een boom geklommen en beweegt de
armen van het marsmannetje;
het ziet er echt heel griezelig uit. De andere kinderen hebben zich in
de
bosjes verstopt en wachten vol spanning wat er gaat gebeuren. Ineens
zien ze
een blauw zwaailicht in de verte. Bas stoot Boris eens aan: "Daar komt
de
politie aan; als dat maar goed gaat," zegt hij. De politieagent doet
heel
gewichtig en zegt: "Mensen niet dichterbij, misschien is dit wel
gevaarlijk." Eddy laat het marsmannetje eens extra met zijn armen
zwaaien
en Bert roept door de microfoon: "Oeioei, geen tractors, maar paarden,
oeioei." De agent begint een rood met wit lint om het ruimteschip te
spannen; "De mijnenopruimingsdienst is al gewaarschuwd," zegt hij. "Wij
zijn geen mijn, wij zijn marsmannetjes," roept Bert door de microfoon.
"Blieb, blieb," roepen Bas en Boris. Omdat Svetlana net boodschappen in
het dorp aan het doen is, komt zij ook even naar het ruimteschip
kijken. "Hé," zegt Svetlana, "dat lijkt wel Carnaval!" "Dit is een
ernstige zaak," antwoordt de agent. "Welnee," zegt Svetlana, "kijk eens
goed wie daar boven in de boom zit." De agent kijkt omhoog en ziet Eddy
zitten, die de touwtjes beweegt; nu heeft de agent in de gaten dat hij
gruwelijk beetgenomen is en kwaad ruimt hij het touw op en zegt dat de
mensen weg moeten gaan. Mopperend vertrekken de mensen; ook zij zijn er
in getrapt. "Jullie moeten dat ding bewaren," zegt Svetlana, "daar
kunnen jullie een
leuke Carnavalswagen mee maken." "Nu geloven de mensen de marsmannetjes
ook al niet," zucht Bas, die tevoorschijn is gekomen. "Ik geloof ze
wel," antwoordt Svetlana, "want een paard is veel fijner dan een
tractor." De kinderen brengen het ruimteschip naar de schuur van opa
Matje, want het duurt nog een poosje voor het Carnaval is.
Die avond krijgt de tweeling weer eens gruwelijk op hun kop, want hun
vader vindt jenever, cognac en allerlei soorten likeur, door elkaar,
niet zo lekker!