Derde zondag door het jaar
Een brief met gevolgen!
Bas en Boris schrijven regelmatig met Ernie en Fred in Australië, want
het is noodzakelijk om goed op de hoogte te blijven van de nieuwste
streken die bedacht worden. De tweeling heeft net een brief ontvangen
en met behulp van een Engels woordenboek proberen ze die te
ontcijferen, want hulp vragen, dat kan niet, dan zouden anderen ook de
streken weten en gewaarschuwd zijn. Bas en Boris ploeteren een uurtje
totdat ze denken dat ze alles begrepen hebben. Ernie en Bert vertellen
dat ze "natuurbeschermers" zijn geworden; hun vader probeert altijd de
kangoeroes op zijn bedrijf te vangen, want die eten het gras, dat voor
de koeien bestemd is, op. Ernie en Bert vinden dit niet eerlijk: de
kangoeroes leefden al veel langer in Australië dan de koeien, dus
vinden zij dat die beesten recht hebben op het gras. De twee jongens
hebben al heel wat vallen gevonden en onbruikbaar gemaakt; kangoeroes
vangen is gewoon zielig, volgens hen. Ook hebben Ernie en Fred een arme
man geholpen, die door het land trok: ze hebben hem een heleboel
spullen gegeven en ook een paard. De jongens schrijven niet, dat zij
verschrikkelijk op hun kop hebben gehad, toen hun vader ontdekte dat er
een goed paard verdwenen was. "Zullen wij ook de natuur maar eens gaan
beschermen," stelt Bas voor. "Dat lijkt me leuk," vindt Boris, "dan
moeten wij de konijnen hun vrijheid maar eens geven." "Laten we dat
maar in het bos doen," vindt Bas, "dan komen ze tenminste niet in de
moestuin."
De tweeling neemt een grote jute zak en daarin stoppen ze alle jonge
konijnen; dat zijn er wel tachtig. "Zouden die beestjes al zelf eten
kunnen vinden," vraagt Bas zich af. "Misschien moeten we hen toch nog
een poosje voeren," bedenkt Boris. "Dat kan toch," antwoordt Bas, "we
leggen gewoon iedere dag wat voer in het bos." "Die Ernie en Fred
hebben toch wel goede ideeën," zegt Boris. "Ja," vindt Bas, "daar
kunnen wij nog iets van leren." "We moeten er voor zorgen, dat nog meer
kinderen de dieren vrijlaten," zegt Boris. "Laten we voorlopig, maar
gewoon zelf beginnen," meent Bas, "goed voorbeeld doet goed volgen,
zegt Hannekes oma altijd." De tweeling besluit op een paar vaste
plaatsen in het bos iedere dag voer te leggen. Bij iedere voerplaats
laten de broertjes een deel van de konijnen los. In de kruiwagen, waar
de zak met konijnen ingeladen is, heeft de tweeling ook een zak
konijnenkorrels meegenomen; de korrels worden op de voerplaats gelegd
en dan mogen de konijnen uit de zak. "Zo weten die beestjes gelijk,
waar ze moeten eten," vindt Bas. Bas en Boris vertellen, pas een paar
weken later, aan de andere kinderen van het 14 Oktoberplein wat ze
gedaan hebben en laten hun de voerplaatsen zien. Tot groot plezier van
Bas ziet hij een heleboel konijnen bij de voerplaats, waar de kinderen
gaan kijken. De konijnen maken dat ze wegkomen, zo gauw ze de kinderen
horen. "Die zijn nu al niet tam meer," zegt Hanneke. "Hoeveel hadden
jullie er hier neergezet," vraagt Fatima. "Een stuk of twintig,"
antwoordt Bas. "Dat waren er veel meer dan twintig," zegt Bert, "zouden
die konijnen nu al jongen hebben?" "Dat kan best," antwoordt Bas, "dat
gaat heel vlug bij konijnen." "Ze hebben toch ruimte genoeg in het bos,
dus dat geeft niks," vindt Boris.
Het is jammer voor de tweeling, maar de vader van Bas en Boris en nog
een heleboel andere mensen in Overloon, denken er niet zó over; de
konijnenplaag is het gesprek van de dag. Niemand begrijpt hoe het komt
dat er ineens zoveel konijnen zijn. De vader van Bas en Boris is van
plan om, samen met een paar vrienden op konijnen te gaan jagen. Vader
heeft de geweren en de kogels klaargezet in de schuur, want hij wil 's
morgens vroeg op pad.
Bas en Boris hebben gehoord wat hun vader van
plan is en zijn vroeg naar bed gegaan. Wanneer iedereen naar bed is,
klautert de tweeling uit het raam van hun slaapkamer en gaat naar de
schuur. "Wat moeten we nu doen," vraagt Bas zich af; "zullen we de
geweren verstoppen?" "We kunnen beter de kogels vervangen door losse
flodders," stelt Boris voor, "dat valt veel minder op."
De twee broertjes hebben geluk: onder in een kast vinden ze een grote
doos vol losse flodders. Er is wel één probleempje: de losse flodders
hebben een ander kleurtje op de huls om ze te onderscheiden van gewone
kogels. Hierop weet de tweeling wel raad: ze zijn een uurtje in de weer
met een pot verf en een kwast: nu hebben alle kogels dezelfde kleur op
de huls en Bas wil de echte kogels onder in de kast opbergen. Boris
houdt Bas tegen en zegt: "Doe die dingen in de kar van Maaike, dan
kunnen we ze morgen inleveren bij het museum; we zeggen gewoon dat we
ze gevonden hebben." "Ja," vindt Bas, "dat is helemaal niet gek; dit is
schietspul en dat hoort bij een oorlog en als oorlog in een museum
hoort; dan horen deze kogels daar ook thuis."
De tweeling klautert weer naar binnen en gaat slapen.
Voordat de broertjes de volgende morgen wakker zijn, is vader al op pad
om konijnen te schieten. Bas en Boris gaan zo gauw mogelijk naar de
schuur en halen de kar van Maaike op. "Waar gaan jullie heen," vraagt
moeder. "Naar de hut," zegt Bas, "we gaan eerst Maaike halen." Dat de
tweeling met een omweg naar Maaike gaat, vertellen de broertjes maar
niet.
Bas en Boris fietsen naar het museum en geven
de doos met kogels aan een mijnheer met een kaal hoofd, die aan de
kassa zit. De mijnheer vindt Bas en Boris heel verstandig, dat zij de
kogels af komen geven en belooft dat de kogels opgeruimd zullen worden.
Nu rijden Bas en Boris vlug naar het huis van Maaike en Edwin; daar
staan alle andere kinderen van het 14 Oktoberplein al te wachten. "Waar
bleven jullie toch," vraagt Fatima. "We moesten even een boodschap
doen," antwoordt Bas. "Zullen we naar de Maas gaan," stelt Suzan voor,
"ze zijn in het bos aan het schieten, ik blijf daar liever weg." "Dan
moeten we onze hengels halen," zegt Boris.
Nadat alle visspullen opgehaald zijn en bij Maaike in de kar zijn
gestopt, fietsen de kinderen naar Geysteren. Iedereen heeft brood bij
zich, want het is zaterdag en dan blijven de kinderen vaak de hele dag
weg. Wanneer ze lekker aan de waterkant zitten, zegt Bas: "eigenlijk
moeten we ook de kippen bevrijden, want het is zielig dat die in een
hok zitten en dat ze nooit mogen vliegen." "Een kip kan toch ook een
nest in een boom maken," zegt Boris; "dat kan iedere vogel." "Als
jullie dat maar laten," zegt Fatima, "het is veel te lastig om steeds
in bomen te moeten klimmen om eieren te rapen." "Dan kun je ook niet
veilig meer in het bos lopen,' zegt Monique, "dan kan je steeds een ei
op je kop krijgen; dat lijkt mij ook geen pretje." "Hé," roept Eddy,
"daar heb je de vader van Bas en Boris."
Inderdaad komt daar een zéér bekende auto aanrijden; de auto stopt en
de vader van Bas en Boris stapt uit. "O, o," zegt Hanneke, "hebben
jullie soms iets uitgehaald; volgens mij is jullie vader heel kwaad."
"Waar hebben jullie de kogels gelaten," vraagt vader die op Bas en
Boris afstevent. "Kogels," vraagt Bas heel onschuldig. "Ja," zegt
vader, "kogels!" "Dat weet ik niet," antwoordt Boris, "wij weten niets
van kogels af, die dingen zijn veel te gevaarlijk!" "Waar heeft u dan
kogels voor nodig," vraagt Hanneke. Vader vertelt dat er een
konijnenplaag heerst en dat hij wilde gaan jagen; dat ging niet goed,
want met losse flodders verjaag je wél de konijnen, maar je doodt ze
niet. "Konijnen schiet je toch niet dood," reageert ineens Willeke heel
fel," dat zijn heel lieve diertjes."
Nu is het hek van de dam en vader krijgt
veertien verontwaardigde
kinderen op zijn nek. Omdat Bas en Boris bij hoog en laag blijven
volhouden dat
zij niets van de kogels afweten, gaat vader onverrichterzake weer naar
huis;
hij besluit maar eens goed te luisteren naar de verhalen die in het
dorp de
ronde doen, misschien ontdekt hij dan wel waar de kogels gebleven zijn.
Als
vader vertrokken is, zegt Bas: "Nu zijn we allemaal heel goede
natuurbeschermers;
dat moeten we aan Ernie en Fred schrijven." "Die twee zullen beslist
heel blij zijn, dat we nu met z'n veertienen de konijnen beschermen en
dat we
doen wat zij ons in die brief gevraagd hebben," vindt Boris. Bas en
Boris
moeten wél aan hun vriendjes vertellen wat ze met de kogels gedaan
hebben en
iedereen is het er mee eens dat kogels in een museum horen en niet in
een
konijnenkopje.