Doop van de Heer
Een bijzondere duif!
Ron heeft, bij hem thuis in de tuin, een duif gevonden. De duif ziet er
zielig uit en kan niet vliegen; Ron denkt dat de duif ziek is. Omdat
Ron niet veel verstand van duiven heeft, zet hij de duif in een doosje
en neemt hem mee naar Bas en Boris. "Joh, dat is een postduif," zegt
Bas als hij de duif bekijkt. "Hij heeft een gebroken vleugel," zegt
Boris, "we moeten met dat beest naar de dierenarts." De jongens gaan
met de duif naar de dierenarts; de dokter vindt dat het een mooie duif
is en het diertje heeft inderdaad een gebroken vleugel.
"Die duif is ook heel moe en hij heeft een
tijdje niet genoeg kunnen eten," zegt de dokter. "Dan geven wij hem
straks wel wat duivenvoer," zegt Bas, "we hebben thuis genoeg van dat
spul." "We hebben een grote kooi," zegt Boris, "daarin kan hij fijn
uitrusten." "Dan kan de kat niet bij de duif komen," vindt Bas, "want
die vangt altijd vogeltjes." "Jongens, we moeten opschieten," zegt Ron
ineens, "over een half uurtje worden de baby's van Svetlana en Joy
gedoopt; dat wil ik niet missen, nog voor geen tien duiven!" Vlug
fietsen de jongen naar het huis van Bas en Boris; de duif wordt in de
kooi gezet en krijgt voer en water; zijn vleugel is gespalkt en de
vogel trippelt wat onwennig rond in de kooi. "Als we een doek over de
kooi leggen, denkt die duif vast dat het nacht is en dan gaat hij
slapen," zegt Boris en hij zoekt een doek en legt die over de kooi. "Zo
zal het wel goed gaan," vindt Bas, "laten we nu maar vlug naar de kerk
lopen."
De
jongens rennen naar de kerk en zijn nog net op tijd; de pastoor staat
al klaar
om met het dopen te beginnen. Het is een enorme drukte in de doopkapel;
alle
kinderen van het 14 Oktoberplein zijn er; alle oudere broers en zussen
zijn
naar de kerk gekomen, want zij kennen Svetlana en Achim ook goed. Ook
de vader
en moeder van Bas en Boris zijn in de kerk. "Waar bleven jullie
toch," vraagt de moeder van Bas en Boris aan haar zoontjes. "We
moesten voor een duif zorgen," antwoordt Bas. "Die had een
noodlanding gemaakt en is nu een beetje ziek," vult Boris aan. >De
drie baby's worden zonder hindernissen
gedoopt; de kinderen van het 14 Oktoberplein zingen een paar liedjes,
uit de
doopboekjes. Wanneer de pastoor wat zout op de tongetjes van de baby's
legt,
zegt Bas ineens: "Verhip, dat zijn wij vergeten toen we die
konijnenjonkies hebben gedoopt; daarom liepen die natuurlijk weg."
"Sttt,"
sist Boris, "nu krijgen ze namen." Alle kinderen van het 14
Oktoberplein luisteren gespannen, wanneer de tweeling van Svetlana en
Achim
gedoopt wordt, want nu krijgt iedereen te horen hoe de meisjes gaan
heten. De
ene baby heet nu Marieke en de andere Ilja. Na de doopplechtigheid gaat
iedereen mee naar het huis van opa Matje; daar is de keuken veel groter
dan de huiskamer bij Fatima thuis. Omdat Svetlana en Achim en de vader
en moeder van Fatima en Eddy dezelfde vrienden hebben, is er besloten
samen een doopfeest te geven. Bas, Boris en Ron komen als laatsten
binnen; zij moesten eerst even kijken hoe het met de duif was. Nu
kunnen de jongens het verhaal van duif aan iedereen vertellen. "Is het
een echte postduif," vraagt Eddy. "Ja, een hele echte," antwoordt Bas,
"dat heeft de dierenarts zelf gezegd en als hij beter is, gaat hij zelf
naar huis." "Weet hij dan waar hij woont," vraagt Monique.
"Natuurlijk," zegt Boris, "hij kan overal vandaan zijn huis vinden;
daarom is het een postduif; die brengt brieven naar huis." "Dan kunnen
wij hem toch een brief meegeven als hij beter is; dan weet zijn baas,
waar de duif is geweest," stelt Suzan voor. "Als we eens een briefje op
sigarettenvloeitjes schrijven," bedenkt Bert, "dat is heel licht en dan
heeft de duif er geen last van." "Daar hebben we nog tijd genoeg voor,"
vindt Hanneke, "want die duif moet eerst beter worden."
Dit
vinden Bas en Boris een prettig idee, want eigenlijk hebben ze nu veel
meer
belangstelling voor alle lekkere dingen, die Svetlana en Fatima's
moeder
klaargemaakt hebben. Het is heel gezellig in de keuken van opa Matje en
pas,
wanneer de vader van Bas en Boris dringend naar huis moet om voor de
koeien te
gaan zorgen en ook opa Matje en Achim naar de stal moeten, komt er een
eind aan
het feest.
Veertien dagen later is de duif weer helemaal beter. Bas, Boris en Ron
zijn het er over eens, dat de duif nu naar huis mag. De kinderen van
het 14 Oktoberplein hebben intussen een briefje geschreven en dat in
een klein kokertje gedaan. Dat kokertje bindt Bas aan een pootje van de
duif. "Zou die duif daar echt geen last van hebben," vraagt Ron zich
af. "Welnee," antwoordt Boris, "dat kokertje zit tegen zijn lijf aan;
hij kan zijn pootjes gewoon gebruiken." Alle vriendjes komen kijken als
de duif losgelaten wordt. Bas doet het deurtje van de kooi open; de
duif hipt naar buiten en kijkt eens om zich heen. "Hij heeft geen zin,"
zegt Ron, "hij wil vast nog een poosje bij ons blijven." "Ik vind het
maar jammer, dat hij weggaat," zucht Boris, "het is echt een heel lief
dier."
De duif
schudt eens met zijn vleugels; alsof hij wil proberen of die het weer
goed doen
en dan....vliegt hij weg. "Hij gaat naar het noorden," zegt Bert,
"zou hij nog ver moeten vliegen?" "Misschien krijgen we wel
antwoord op ons briefje," hoopt Bas. Wanneer de duif niet meer te zien
is,
gaan de kinderen naar de hut; er moet nog huiswerk gemaakt worden. Drie
dagen later brengt de postbode een dikke brief voor Bas, Boris en hun
vriendjes. Bas en Boris zijn reuze nieuwsgierig, maar wachten toch met
het openmaken van de brief, totdat ze naar de hut gaan; per slot van
rekening is de brief voor iedereen bestemd, dus vinden ze, dat ze die
brief samen moeten openmaken.
Alle kinderen zijn erg nieuwsgierig; de brief
is van een mijnheer die in Enkhuizen woont. "Hé, daar zijn wij
geweest," zegt Bert. "Stil nu," zegt Hanneke. De mijnheer schrijft dat
hij heel blij is dat zijn duif weer thuis is en hij bedankt de kinderen
voor hun goede zorgen. "Wanneer jullie eens een keertje in de buurt
zijn, moeten jullie eens langskomen; dan mogen jullie al mijn duiven
zien," schijft de mijnheer. De duif heeft al veel prijzen gewonnen en
is een echte kampioen! "Dat heb ik de hele tijd al gedacht," zegt Bas,
eigenwijs. "We kunnen heel gemakkelijk naar Enkhuizen," bedenkt Boris,
"als we bij opa en oma in Makkum gaan logeren, steken we gewoon met de
boot even over en dan gaan we op bezoek." "Dan moet het wél goed weer
zijn," zegt Fatima, "anders krijg je mij niet meer op die boot; daar
wordt ik veel te misselijk van." "Joh, we zijn toch zó in Enkhuizen,"
vindt Bas, "dat is helemaal niet ver." "Misschien kunnen we ook wel met
de trein in Enkhuizen komen," bedenkt Hanneke. "Nee, hoor," zegt Ron,
"dat gaat niet, naar Enkhuizen moet je met de boot; dat is véél
leuker."
De kinderen besluiten aan de mijnheer te schrijven
dat ze met de boot bij hem op bezoek komen, maar dat dat nog wel even
kan
duren; het moet dan wél vakantie zijn en heel goed weer! Die nacht
dromen Bas en Boris van een
zeiltocht op het IJsselmeer en van de duif, die hun de weg naar
Enkhuizen
wijst; de duif heeft een groen takje in zijn bek en het lijkt een echte
vredesduif.