Tweede Kerstdag

Met je mond vol tanden!

Bas en Boris zijn ook de tweede kerstdag op bezoek geweest in het ziekenhuis; de hele club was van de partij en omdat de broertjes niet met lege handen op visite wilden gaan, hadden zij een leuk cadeautje verzonnen. Het cadeau was een pedaalemmerzak vol met kerstkransjes; hiermee werd iedereen, die op bezoek was bij Svetlana en de moeder van Fatima en Eddy, getrakteerd. Na het bezoekuur was er geen kerstkransje meer over.
Wanneer de tweeling thuiskomt, staat hun moeder hen al op te wachten. Wat hebben jullie met alle kerstkransjes gedaan, vraagt moeder. Wat bedoelt u, vraagt Bas onschuldig. Kerstkransjes, zegt Boris, daar heb ik best zin in. Ja, ik ook, antwoordt moeder, maar ik kan er geen één meer vinden; zelfs uit de kerstboom zijn ze verdwenen. Bas en Boris kijken elkaar eens aan en trekken hun schouders op. Misschien lust de kat ook kerstkransjes, probeert Bas zich eruit te redden. Dat lukt niet, want Patrick is erbij gekomen en hij zegt: ik heb jullie met een heel grote zak zien lopen, voordat jullie naar het ziekenhuis gingen; volgens mij zaten daar alle kerstkransjes in. Jullie moeten de kat de schuld niet geven, zegt Stella, want die kan misschien wel bij de kransjes in de boom komen en die uit de schaaltjes opeten, maar een trommeltje kan een kat niet openmaken. Maar we hebben een heel slimme kat, probeert Boris nog een keer. Volgens mij hadden de kerstengeltjes zin in kransjes, zegt Bas, die lusten toch ook wel eens iets lekkers. Ik denk dat de kransjes niet door engeltjes, maar door bengeltjes opgegeten zijn, zegt moeder, die bengeltjes zullen nu beslist geen honger hebben, dus die mogen vroeg naar bed. O, o, daar schrikken Bas en Boris van, want ze hebben net zo'n trek in lekker eten. Wij hebben die kerstkransjes echt niet allemaal opgegeten, zegt Boris. Nee hoor, die hebben we als cadeautje meegenomen naar het ziekenhuis en daar heeft iedereen meegeholpen om ze op te eten, legt Bas uit. We hebben er zelf maar twee gehad, zegt Boris, en we hebben echt honger. De tweeling trekt hun zieligste gezicht. Als wij zonder eten naar bed moeten, zegt Bas, kunnen we vast niet slapen. Mam, dan mag u wel een hangslot op de ijskast doen, want anders plunderen die twee vannacht de boel, zegt Patrick, die uit eigen ervaring spreekt.
Intussen is Hans thuisgekomen; hij is nog even naar opa Matje geweest om te helpen bij de dieren, want opa Matje en Achim hebben het eigenlijk veel te druk. Hans zwaait met een plastic tasje en zegt: Kijk eens wat ik gekregen heb van opa Matje: kerstkransjes! Zijn het lekkere kransjes, vraagt Patrick. Ja hoor, antwoordt Hans, en het is van alles door elkaar; nu Svetlana in het ziekenhuis ligt, komt er bij opa Matje veel minder bezoek en hij had veel te veel kerstkransjes in huis. De gezichten van Bas en Boris klaren op; misschien krijgen ze nu toch geen straf, want nu zijn er weer kransjes in huis. Moeder is nu veel minder boos en Bas en Boris hoeven niet naar hun kamer; ze mogen gewoon mee eten, maar....ze krijgen die avond niet één kerstkransje. Dat laatste vindt de tweeling geen ramp, want ze zijn van plan om na het eten even naar Fatima te gaan en...daar zijn kerstkransjes genoeg in huis. Ook Hans gaat mee en terwijl de broertjes naar het huis van Fatima lopen, vertelt Hans aan Bas en Boris dat opa Matje bang was dat zij vreselijk op hun kop zouden krijgen en dat vond opa Matje een beetje sneu. Heeft opa Matje nu zelf nog kerstkransjes, vraagt Bas. Nee, antwoordt Hans, dat denk ik niet; opa Matje heeft alle schaaltjes en trommeltjes in de zak geleegd. Jammer dat er geen winkel open is, zegt Boris, nu kunnen we geen kerstkransjes kopen. Er is wél een winkel open, zegt Bas ineens, bij het station in Boxmeer is een winkel; die is altijd open. Dan gaan we daar toch even naar toe, zegt Boris. Doe dat morgen maar, vindt Hans, het is veel te laat om nu te gaan en opa Matje eet toch liever een stuk kaas dan een kerstkransje. We kunnen ook zelf kerstkransjes maken, bedenkt Bas ineens. Hoe wil je dat doen, vraagt Hans.
Dat doen we bij Fatima wel, dan kan Hannekes oma ons mooi helpen, vindt Bas, ik ga even terug naar huis om spullen te halen. Bas rent weg en Hans vraagt zich af wat er nu weer voor onheil op til is. Bas komt na tien minuten binnen vallen bij Fatima; hij heeft vier pakken suiker en drie pakjes boter bij zich. Wat ga je daarmee doen, vraagt Fatima. Kerstkransjes maken, zegt Bas, oma, help eens even; als we dit spul smelten wordt het toch een soort toffee en daar kunnen we toch kerstkransjes van maken? Oma begrijpt dat er sprake is van een noodsituatie, want ze heeft het hele verhaal al van Boris gehoord;ze besluit om te helpen. In de keuken, bij Fatima thuis, is er gelukkig een stenen aanrecht, dus karamel maken moet kunnen. Oma smelt de suiker in een grote pan en doet er wat boter door; het spul bruist en wordt lichtbruin. Intussen mag Boris het aanrecht insmeren met boter; de andere kinderen moeten van reepjes papier en paperclipjes rondjes maken; die rondjes worden op het aanrecht gezet en oma giet de gesmolten suiker in de vormpjes. Heeft jullie moeder nu nog genoeg suiker in huis? vraagt oma. Bas kijkt verschrikt op, dat zal best wel, antwoordt hij, volgens mij zit de suikerpot nog vol! Jullie brengen mij straks maar naar huis, beslist oma, die Bas niet erg vertrouwt, ik heb thuis genoeg suiker in voorraad, jullie krijgen van mij drie pakken mee, anders is het straks wéér hommeles. Intussen zijn de kerstkransjes afgekoeld en mogen los gemaakt worden van het aanrecht. De kransjes zijn keihard, maar smaken wel héél lekker. Jullie laten die kransjes maar hier, beslist Fatima, anders krijgt opa Matje morgens niets. Fatima doet de kransjes in een grote trommel en zet die in de kast. Spijtig kijken Bas en Boris naar de kast waarin de kransjes verdwenen zijn; die dingen zijn erg lekker en de tweeling was net op het idee gekomen, dat opa Matje een paar kransjes niet zou missen! Bas en Boris brengen Hannekes oma thuis en krijgen de pakken suiker van haar.
Wanneer de tweeling thuiskomt, rennen ze direct naar de keuken om de suiker in de kast te zetten en gaan dan de huiskamer binnen. Daar zitten vader, moeder, Patrick en Stella koffie te drinken. Patrick trekt net een vies gezicht als hij een slokje koffie neemt. Bah, zegt Patrick, koffie zonder suiker, dat is niet te drinken. Doe je dan aan de lijn, vraagt Bas. Nee, zegt Patrick, maar de suiker is op en er is niets meer in huis. Hebben jullie wel goed gekeken, vraagt Boris. Ja, zegt moeder, dat hebben we zeker en ik weet beslist dat er nog drie pakken suiker moeten zijn.
Zal ik eens even kijken, biedt Hans aan, die rechtstreeks van Fatima, naar huis is gegaan. Dat helpt toch niet, zegt Stella, volgens mij heeft de tweeling nu de suiker verdonkermaand. Hans loopt naar de keuken en komt terug met de pakken suiker, die de tweeling daar neergezet heeft. Kijk eens, zegt Hans, er is niets aan de hand, jullie hebben gewoon niet goed gekeken. Hier begrijp ik niets van, zegt moeder, maar het is tenminste weer opgelost; ik wilde voor morgen pudding koken en pudding zonder suiker is niet lekker. Bas en Boris zijn die avond toch wel heel blij dat er opa's en oma's bestaan, want zonder hulp van opa Matje en Hannekes oma hadden ze beslist een heleboel trammelant gekregen!