Derde zondag van de advent
Tevreden zijn met wat je krijgt!
Bas en Boris vinden dat ze veel te weinig
zakgeld krijgen; Edwin en Maaike
krijgen veel meer! Hans vindt de twee broertjes een stelletje
zeurpieten: "Ga dan de krant bezorgen," zegt
Hans, "dan verdien toch je gewoon
wat zakgeld erbij." Bas en Boris vinden dit eigenlijk wel een goed idee
en ze gaan eens bij de krant langs om te
vragen of die nog krantenjongens nodig
heeft. "Als je begint als krantenjongen, word je later miljonair," zegt
Bas, die ooit iets daarover opgevangen
heeft. "Dat is alleen in Amerika maar het geval," zegt Boris, "als ik
wat meer zakgeld krijg, vind ik het allang best."
De tweeling heeft geluk; er is net een
krantenbezorger
nodig in Overloon en de jongens krijgen
dit baantje. "Het lijkt mij best leuk werk," zegt Bas. "Gewoon
even een stelletje kranten in brievenbussen stoppen en daar krijg je
geld voor," vindt Boris, "dat is
gemakkelijk verdiend." Vol goede moed zetten de broertjes hun wekker op
half zes, want de krant moet om zeven
uur 's morgens bij de mensen in de
brievenbus liggen. Trots fietsen Bas en Boris de volgende morgen door
het dorp.
Er hangt een grote fietstas over hun bagagedrager en die puilt uit van
de kranten. "Jammer dat niemand op
is," zegt Boris, "nu ziet
niemand dat wij de krant bezorgen." De jongens hebben ieder een brief
met
adressen waar de kranten bezorgd moeten
worden; Bas moet de even nummers in de
straat afwerken en Boris de oneven. Het lukt de tweeling zowaar om om
zeven uur de laatste kranten in de brievenbussen
te stoppen. "Dat was een fluitje van een cent," zegt Boris, "als wij de
adressen straks uit ons
hoofd kennen, hoeven we niet zo vroeg
meer op te staan." "Lekker pas om zes uur op en niet om half zes,"
juicht Bas, die het toch wel heel erg
vroeg vond vanmorgen. "Zondag kunnen we fijn uitslapen," bedenkt
Boris. "Dan moeten we om tien uur misdienaar zijn," helpt Bas hem
herinneren.
De tweeling blijkt
ineens een zeer druk en vooral vroeg
leven te hebben. Veertien dagen gaat alles goed; dan zitten de
broertjes op school te knikkebollen onder de
taalles. Fatima geeft Bas en Boris een schop onder de tafel en Bas
schrikt wakker: "nog
eventjes," mompelt hij. Hoewel Bas het zachtjes gezegd heeft, heeft de
meester toch gehoord wat Bas zei en hij
vraagt: "Sliep jij soms." "Nee, hoor," antwoordt Bas,
"ik dacht even hardop." "Ik geloof toch dat jullie een beetje
slaap tekort komen, ga vanavond maar
eens lekker vroeg naar bed en slaap
morgen zo lang mogelijk," zegt de meester. Bas en Boris kijken elkaar
eens
aan en halen hun schouders op; uitslapen lijkt hun wel lekker, maar
vroeg naar bed.... daar hebben ze niet zo veel zin in. "We vragen Hans
of hij een keertje de krant rond wil brengen," zegt Bas.
Zo gauw Hans uit school thuis komt, wordt hij overvallen door de
tweeling: "Hans, we hebben een leuk idee: jij brengt een keertje de
krant rond e n dan krijg jij de helft
van wat wij verdienen." "Dus ik krijg maar de helft van wat jullie
krijgen en ik moethet werk doen," begrijpt Hans, "jullie zijn wél een
stelletje afzetters,
dáár trap ik niet in!" De volgende dag proberen Bas en Boris >om hun
vriendjes over te halen om één ochtend
hun krantenwijk te doen. De broertjes hebben pech, want Hans heeft
iedereen al
gewaarschuwd. "Ik doe het alleen als jullie mij het dubbele betalen van
wat jullie voor één ochtend werk
krijgen," zegt Ron. Dat is de tweeling wat al te dol en ze besluiten
eens
te proberen om de kranten sneller te
bezorgen. "We vouwen vliegtuigjes van de kranten, dan kunnen we die zó
naar de voordeur
gooien," stelt Bas voor. "Dat zullen de mensen best fijn vinden; dan
ligt de krant voor hun deur en dan hoeven ze niet naar de brievenbus
lopen," zegt Boris.
De tweeling heeft het die middag, na schooltijd heel druk: ze moeten
oefenen in tegelijkertijd fietsen,
vouwen en gooien. Bas heeft een grote stapel oude kranten in de schuur
gevonden en die hebben de twee broertjes eerlijk
gedeeld. Bas en Boris fietsen thuis rond op het erf en proberen,
terwijl ze met losse handen rijden, een krant uit de fietstas te halen
en daarvan snel een vliegtuigje te vouwen. Na
een half uurtje oefenen heeft de tweeling de slag te pakken; de
vliegtuigjes zeilen over het erf. "Nu
moeten we goed leren mikken," vindt Bas. "We zetten een paar kistjes
neer en daar moeten ze in," stelt
Boris voor. Kistjes staan er genoeg in de schuur en na een uurtje
liggen keurig alle vliegtuigjes in de kisten. "Zo is het wel goed,"
vindt Bas, "dit lukt morgen beslist." "Nu kunnen we tot kwart over zes
slapen," zegt Boris, "dat is fijn."
De volgende morgen gaat de tweeling vol goede
moed op pad; inderdaad lukt het om in een uurtje alle
kranten te bezorgen; de broertjes hebben
zelfs nog tien minuten over. "Dat is prettig," vindt Bas, "morgen
gaan we om tien voor half zeven weg, dat
scheelt weer vijf minuten." De tweeling heeft pech, want niet alle
mensen
in Overloon vinden het prettig dat hun krant, na een duikvlucht, voor
hun deur
geland is. Het regent die dag telefoontjes met klachten bij de krant.
Wanneer
Bas en Boris uit school komen, vertelt hun moeder, dat ze geen kranten
meer hoeven te bezorgen; de krant heeft geen krantenjongens nodig, die
te beroerd zijn om een eindje te lopen. "Waarom
zijn jullie aan dat kranten bezorgen begonnen," vraagt moeder. "We
willen gewoon een beetje meer zakgeld
hebben," antwoordt Boris. "Edwin
en Maaike krijgen veel meer," legt Bas uit. "Edwin en Maaike komen 's
middag toch nooit thuis om te eten," zegt moeder, "die hebben gewoon
meer zakgeld nodig; dan kunnen ze tenminste af en toe iets lekkers
kopen."
Daar hadden Bas en Boris nog niet aan gedacht, want moeder heeft
gelijk: als Bas en Boris tussen de middag zin hebben
in iets lekkers, krijgen ze dat gewoon.
"Dan krijgen we dus eigenlijk evenveel zakgeld," begrijpt Bas. "Het is
toch wel
jammer," zucht Boris, "we
waren nu net zo handig in het vliegtuigjes gooien." "Dat kunstje
gebruiken jullie in het vervolg maar ergens anders voor," zegt moeder.
Bas en Boris komen in de hut
en vertellen dat zij kampioenen vliegtuigjes gooien zijn; dat hadden ze
niet moeten doen, want binnen de kortste keren zijn alle
kinderen van het 14 Oktoberplein druk
bezig met het vouwen van vliegtuigjes. "Kom jongens, we houden een
wedstrijd," zegt Eddy. "Ja, laten we naar het grasveld bij het museum
gaan; dan hebben we lekker veel
ruimte," zegt Fatima. "Dan kan Maaike kijken wie het verste kan
gooien," zegt Boris. "Dat doe ik echt niet," antwoordt Maaike, "ik kan
ook vliegtuigjes gooien en ik
doe gewoon mee met de wedstrijd." De kinderen gaan gewapend met een
grote
stapel oude kranten naar de parkeerplaats,
waar op dat moment geen auto te bekennen is. Bert heeft een touw
meegenomen en
legt dat als lijn op de grond. "Als we nu onze naam op het vliegtuigje
zetten," stelt Hanneke voor,
"dan weten we zó wie het verst kan gooien."
De kinderen gaan naast
elkaar, achter het touw staan. Bas probeert een stap naar voren te
doen, maar krijgt direct van iedereen op zijn kop. Hanneke
telt af en dan vliegen de veertien vliegtuigjes door de lucht. Bas en
Boris
zijn er zeker van dat hun vliegtuigjes het verste liggen. "Hé, jongens,
kijk eens," roept Bert, "dit
vliegtuigje heeft gewonnen en dat is van........Maaike." Maaike had
haar
vliegtuigje zo netjes gevouwen, dat het
heel goed kon vliegen; het meisje
straalt met haar hele gezichtje. Bas en Boris kijken eerst een beetje
beteuterd, maar dan gunnen ze Maaike
haar overwinning en feliciteren haar
hartelijk. "Jij bent dus de vliegtuigjeswerpkampioen van Overloon,"
zegt Bas, "maar we krijgen wél
ongeveer evenveel zakgeld." "En morgen mogen we weer lekker lang
slapen," voegt Boris er aan toe. Alle
kinderen begrijpen wat de tweeling bedoelt en ze zijn blij dat het
kranten bezorgen is afgelopen, want een slaperige Bas en Boris is maar
een
saaie toestand.