Eerste zondag van de advent
Je moet uitkijken!
Het is woensdagmiddag en de kinderen van het 14 Oktoberplein zijn in de hut; het is geen weer om buiten te spelen. In de hut hebben de kinderen intussen genoeg spelletjes verzameld om een hele middag lekker te kunnen spelen. Hans heeft het campingkacheltje aangestoken en het is heerlijk warm in het hol onder de grond. Buiten giert de wind en gaat tekeer in de bomen. Monique vindt het griezelig: "Wat moeten we doen als er een boom op de ingang van de hut valt," vraagt ze. "Joh, dan is er toch niks aan de hand," zegt Bas, "wij zijn sterk genoeg om die boom weg te duwen." "Het zijn maar dunne boompjes die hier staan," vindt Boris, "die kunnen we best aan." "Ik vind toch dat Monique gelijk heeft," zegt Hanneke tegen Bas en Boris, "als er een boom over de ingang valt, krijgen jullie die echt niet weg, dat is veel te zwaar werk." "Dan gaan wij toch een zaag halen," stelt Boris voor, "dan kunnen we die boom in stukjes zagen en dan lukt het wel." "Dan halen we ook een paar bijlen," vindt Bas, "dan kan er echt niets gebeuren; met een bijl kun je overal weer uitkomen."
De twee broertjes rennen naar huis en komen even later terug, met drie zagen, vier bijlen en een grote moker. "Wat zijn jullie met dat ding van plan," vraagt Eddy als hij de moker ziet. "O, die moker is altijd handig, daarmee kun je prima meppen," antwoordt Boris. "Dat lijkt mij maar gevaarlijk," vindt Fatima, "als je dat meppen met dat ding boven op de trap probeert, verlies je je evenwicht en dan krijg je ongelukken. Zet dat apparaat maar gauw weg; daar hebben we niets aan." "Als er een boom valt," bedenkt Suzan, "dan zijn we niet zo vlug uit de hut; dat duurt wel even." "Dan krijgen we vast veel honger," begrijpt Willeke, "we moeten zorgen dat we wat te eten in voorraad hebben." "Een soort noodrantsoen," begrijpt Bert, "dus héél veel chocolade." "Ik ga thuis wel even kijken of mijn vader nog iets heeft staan, dat niet meer verkocht kan worden in de winkel," biedt Ron aan. "Dan ga ik met je mee," zegt Eddy, "want als het veel is, kun je het nooit alleen dragen."
Ook Bas en Boris gaan met Ron en Eddy mee, want iedereen is er van overtuigd, dat het verstandig is om een grote noodvoorraad aan te leggen. "We moeten ook dekens en slaapzakken halen," vindt Fatima, "stel je voor dat we een hele nacht hier vast komen te zitten; dan wil ik wel lekker warm kunnen liggen!" Alle kinderen rennen nu naar huis om slaapzakken, luchtbedden en dekens te halen. Ook voor Eddy, Ron, Bas en Boris worden luchtbedden en slaapzakken meegebracht. Wanneer iedereen terug is in de hut, is het daar een kolossale rommel. Helga en Willeke beginnen met alle spullen, die nodig zijn om te kunnen slapen, netjes op te stapelen in een hoek van de hut. Fatima en Hanneke ruimen al het eten op; er zijn maar een paar chocoladerepen, maar wél een heleboel blikjes met bruine bonen. Monique griezelt als zij de bruine bonen ontdekt; zij heeft een tijdje geleden geprobeerd om geen vlees meer te eten; toen moest zij, in plaats van vlees, bruine bonen eten en dat hield ze maar een week vol. Monique kan nog steeds geen bruine boon meer zien! Bas heeft een pan meegebracht om de bonen warm te maken. "Ik lust echt geen koude bonen," zegt Bas, "we kunnen die dingen toch op het campinggasje warm maken." "Ik hoop echt dat er geen boom valt als wij in de hut zijn," zegt Monique, "brrrrr bruine bonen." Monique heeft dit nog niet gezegd, of er klinkt een vreselijk gekraak en een zware bons.
"O, o," zegt Bas, "dat is een boom." "Wat een geluk, dat we net klaar zijn," vindt Boris. Hans gaat eens kijken wat er aan de hand is en hij ontdekt dat er een grote tak dwars over de ingang van de hut ligt. De tak houdt het luik tegen en dit kan niet meer open gedaan worden; althans, niet ver genoeg om er door te kunnen kruipen. "Geef eens een zaag," zegt Hans, "misschien kan ik een stuk van die tak afzagen." Hoe Hans het ook probeert; het lukt niet om het luik verder open te krijgen. Nu is goede raad duur, want al zijn de kinderen goed voorbereid op dit noodgeval, het is toch heel anders wanneer je ergens over fantaseert, dan wanneer het werkelijkheid wordt. "Dat wordt bruine bonen eten," zegt Bas. "En vannacht hier slapen," vult Boris zijn broertje aan, "dat is eigenlijk best gezellig." "Zullen we de luchtbedden alvast maar op gaan pompen," stelt Eddy voor. "We moeten beslist tot vanavond wachten voordat er iemand komt kijken," zegt Bert.
Gelukkig komt de voorspelling van Bert niet uit, want de vader van Bas en Boris wilde in de tuin een tak van een boom zagen, die gevaarlijk dicht bij een raam zwiepte. Hoe vader ook zocht, er was geen zaag te vinden; ook alle bijlen bleken ineens verdwenen. Omdat de vader van Bas en Boris zijn zoontjes goed kent, was er maar één plaats, waar de zagen en de bijlen zouden kunnen zijn: in de hut. Vader komt, een beetje boos, naar de hut en ziet de grote tak over de ingang van de hut liggen. "Zitten jullie vast?" roept vader naar beneden. "Ja," gillen de kinderen in koor, "haal die tak even weg, want dit is niet leuk." "Dan heb ik toch echt een zaag en een bijl nodig," antwoordt vader, "want het is hier een reuze rommeltje, dat kan ik niet zomaar weg krijgen."
Hans klimt de trap op met een bijl en een zaag en steekt deze door de kleine opening; het lukt niet goed. Bas en Boris klimmen ook de trap op en nu duwen zij tegen het luik; de opening wordt iets groter en nu lukt het om de zaag en de bijl aan vader te geven. Vader gaat aan het werk en na een poosje ploeteren kan het luik wat verder open. Hans probeert of hij naar buiten kan kruipen om vader te helpen. Met veel moeite lukt het Hans om buiten te komen. Ook Eddy kruipt uit de hut en met z'n drieën is de rommel vlug opgeruimd. Vader komt naar binnen en kijkt verbaasd naar de voorbereidingen die de kinderen getroffen hebben.
"Waren jullie echt bang dat jullie hier een nacht zouden moeten slapen," vraagt vader. "Ja, dat zou toch kunnen," antwoordt Bas, "want als er een boom was gevallen, waren we echt niet zo vlug bevrijd." "Jullie moeten met dit weer gewoon niet naar de hut gaan," zegt vader, "dat is veel te gevaarlijk; er staan een heleboel Amerikaanse eiken in dit bos en die zijn soms van binnen helemaal rot; die vallen bij zo'n storm gemakkelijk om." "Laten we dan maar gauw naar huis gaan," zegt Monique, "want ik heb geen zin om bruine bonen te moeten eten."
De kinderen zoeken hun spulletjes bij elkaar, maar...... voordat ze bij de trap zijn, klinkt er weer een enorme klap. "Dat is dus zo'n Amerikaanse eik," zegt vader, "nu zitten we echt vast." Vader gaat eens kijken en ontdekt dat er een enorme boomstam over de ingang van de hut ligt. "Jongens, maak nu maar een pan bruine bonen klaar," zegt vader, "want gaat het wel even duren voordat we bevrijd worden." Omdat de moeder van Bas en Boris niet begrijpt waar haar zoontjes en haar man blijven, slaat zij alarm; met hulp van een paar boeren en een tractor wordt de boom van het luik gehaald. De kinderen zijn blij dat ze die nacht niet in de hut moeten slapen, maar niemand heeft honger, want de pan met bruine bonen is helemaal leeg. Alleen Monique heeft trek in iets hartigs, want zij heeft alleen chocoladerepen gegeten.
<