Bij de dertigste zondag door het jaar
Opa Matje moet bij Hans achterop
gaan zitten,
want Hans is sterk genoeg om opa Matje te kunnen houden. Bas heeft de
kar met Maaike erin achter zijn fiets en zó rijdt een vreemdsoortige
karavaan richting Venray en naar het ziekenhuis. "Ik ga wel alleen naar
de dokter," zegt opa Matje. "Nee, hoor," antwoordt Bas, "wij gaan
allemaal mee, want anders zegt u toch dat u goed ziet en wij weten wel
beter." Zo komt het dat opa Matje, op klompen en met zijn beste overall
aan, in de wachtkamer zit met als gezelschap: veertien kinderen. De
assistente van de oogarts roept opa Matje; alle kinderen staan ook op
en gaan met opa Matje mee. De assistente vraagt wat de kinderen van
plan zijn te gaan doen. "Meegaan, natuurlijk," zegt Bas. "Opa Matje is
onze opa en wij willen dat hij vertelt dat hij héél slecht ziet," legt
Boris uit. De assistente overlegt even met de oogarts en komt dan de
hele club halen. De oogarts heeft duidelijk plezier in de situatie en
laat de kinderen op de grond gaan zitten. "Zo, dus jullie willen dat ik
heel goed naar de ogen van jullie opa kijk," zegt de dokter. "Ja,"
antwoordt Bas, " want opa Matje zag niet eens de pad die ik in mijn
hand had." De dokter begrijpt dat het een ernstige zaak is en laat opa
Matje in een grote stoel gaan zitten. Door een apparaat kijkt de dokter
in de ogen van opa Matje. "Het valt mee," zegt de oogarts, "het is
gewone staar, daar kan ik u door een operatie helemaal vanaf helpen."
"Kan opa Matje dan weer padden en kikkervisjes zien," vraagt Boris.
Ja," antwoordt de oogarts, "en hij kan dan ook de krant weer lezen."
"Kunt u opa Matje vlug opereren," vraagt Fatima, "want Svetlana krijgt
weer een kindje en het is toch wel handig als opa Matje dan weer gewoon
kan zien." "Is die Svetlana familie van jullie," vraagt de dokter.
"Svetlana is de dochter van opa Matje en onze vriendin," legt Eddy uit.
"Dan is die Svetlana toch jullie tante," merkt de assistente op. "Nee,"
zegt Boris, "opa Matje is wel onze opa, maar wij zijn niet echt zijn
kleinkinderen." "Jullie hebben er gewoon een gezellig rommeltje van
gemaakt en jullie zijn heel goede vrienden," begrijpt de oogarts. "Ja,
zoiets zal het wel zijn," antwoordt Bas, "dus u helpt opa Matje vlug?"
De assistente heeft in de agenda gekeken wanneer er een plaatsje vrij
is, dat is gelukkig al de volgende week; want iemand heeft zijn
afspraak voor een operatie afgezegd, want die durfde niet. "Doet u dan
gelijk allebei de ogen van opa Matje," vraagt Hanneke. "Dat lijkt mij
in dit geval wel het beste," zegt de dokter.
Het is een vreemd gezicht: opa Matje in bed
met een heleboel verband om zijn ogen. "Doet het pijn," vraagt Hanneke.
"Dat valt best mee hoor, maar het is wel erg lastig; de verpleegsters
moeten mij met alles helpen," antwoordt opa Matje. "Waarom bent u niet
eerder naar de dokter gegaan," vraagt Willeke. "Ik dacht dat er toch
niets aan te doen was," antwoordt opa Matje, "mijn vader, de oude Tim,
is ook blind geworden toen hij zo oud was als ik; dus ik dacht dat mij
hetzelfde zou overkomen." "Nu zijn de dokters toch veel knapper dan
vroeger,' zegt Helga. "Ja," is opa Matje het helemaal met Helga eens,
"de dokter zegt zelfs dat ik straks misschien geen bril nodig heb."
"Dan is het nog stommer geweest, om zo lang te wachten," vindt Bas. "U
bent gewoon een domme oude man," zegt Fatima; ze voegt er zachtjes aan
toe: "maar wél heel lief!!!!!"
Na een week mag opa Matje naar
huis. De vader
van Bas en Boris heeft opa Matje weer gehaald, want nu moet er echt
heel voorzichtig met hem omgesprongen worden. Svetlana en Achim hebben
voorlopig hun handen vol, want opa Matje mag niets zwaars doen en zeker
niets tillen. De kinderen gaan iedere dag, na school, naar de boerderij
van opa Matje om daar te helpen; de meisjes moeten opa Matje in bedwang
houden en zorgen dat deze niets doet wat hij niet mag en de jongens
helpen Achim op de boerderij. Ook Edwin helpt dapper mee met het
schoonmaken van de stallen; zijn moeder vraagt zich, wanneer hij en
zijn zusje 's avonds thuiskomen, wel af waar die gierlucht vandaan
komt. "Die komt gewoon van buiten," beweert Edwin, "er zal wel een boer
aan het werk zijn en de wind staat de verkeerde kant op." Het lijkt
Edwin nog niet slim om zijn moeder te vertellen wat hij in zijn vrije
tijd allemaal doet; dat zal hij haar later wel eens uitleggen.