Bij de achtentwintigste zondag door het jaar

Je moet er wel wat voor over hebben

In de klas van Bas en Boris zit een jongetje dat Dennis heet. Dit jongetje wil heel graag bij de club van de kinderen van het 14 Oktoberplein horen. In de pauze vraagt Dennis aan Bas en Boris: "Wat moet ik doen om lid te mogen worden van jullie club." "We delen altijd alles met elkaar," antwoordt Bas. "Dus als jij snoep hebt, mag je dat niet alleen opeten, maar moet je ons ook wat geven," legt Boris duidelijk uit. "Maar dat snoep is van mij," reageert Dennis verontwaardigd, "dat heb ik van mijn zakgeld gekocht." "Dat maakt toch niets uit," zegt Bas, "als wij snoep kopen van ons zakgeld, geven wij de anderen ook iets." "Je geeft dus wat weg en je krijgt weer wat terug," zegt Boris.
"Maar ik ben heel dol op één soort snoep," zegt Dennis. "Wij hebben ook lievelingssnoep, maar ook dat moeten wij samen delen," zegt Boris. "Wij hebben dat met elkaar afgesproken en dat doen we al heel lang," voegt Bas er aan toe. "Dus jullie krijgen evenveel terug als jullie weggeven," vraagt Dennis die er nog steeds niet veel van snapt. "Nee, natuurlijk niet," antwoordt Boris, "er zijn toch ook kinderen bij onze club die niet zoveel zakgeld krijgen; die krijgen evenveel als iedereen en zij geven minder terug." "Wat," reageert Dennis verontwaardigd, "dat is toch niet eerlijk." "Dat is juist reuze eerlijk," vindt Bas, "als je vriendjes bent, maakt het toch niets uit of je veel zakgeld krijgt of niet." "Als we ergens naar toe gaan met z'n allen, doen we ook ons zakgeld bij elkaar, dan krijgen we allemaal hetzelfde," voegt Boris eraan toe. "Mag je dan, als je iets ziet wat je graag wilt kopen, jouw zakgeld weer hebben," vraagt Dennis. "Nee hoor," zegt Bas, "als we samen ergens heen gaan, doen we echt alles samen en dan heeft Monique de portemonnee; daar moeten wij gewoon afblijven." "Dus je krijgt niet eens je eigen zakgeld," roept Dennis uit met stijgende verbazing. "Dat geeft niets," vindt Bas, "we komen nooit iets tekort en als wij geen geld meer hebben, dan heeft niemand meer iets." "Dan gaan we gewoon liften," zegt Boris. "Maar zo gaat je zakgeld toch heel gauw op," zegt Dennis. "Dan doen we een klusje en daar krijgen we dan meestal wel geld voor," legt Bas uit. "Of we treden op met ons zakkammetjesorkest," vult Boris aan, "maar van dat geld kopen we alleen maar chocoladerepen of we geven het geld aan Svetlana; dan kan die kleertjes voor onze petekinderen kopen." "Dus als ik bij jullie club wil horen, ben ik alles kwijt," roept Dennis wanhopig uit, "mijn zakgeld, mijn snoep, dan moet ik alles afgeven, dat is toch veel te gek." "Dat is helemaal niet gek, dat is heel gezellig," zegt Boris. "We hebben het samen altijd heel fijn en doen heel leuke dingen hoor," voegt Bas eraan toe.
Dennis trekt een gek gezicht, hij vindt die kinderen van het 14 Oktoberplein maar een raar stel. Het idee alleen al, dat hij zijn zakgeld af zou moeten geven of zijn snoepjes, nee, dat kan echt niet. Dennis besluit dat hij dan maar niet bij die club wil horen en hij maakt een nieuwe zak met toffees open; hij wikkelt een papiertje van een snoepje en stopt het in zijn mond. Het snoepje is vlug op en Dennis neemt nog een snoepje. "Geef mij ook eens een snoepje," zegt Eddy die ziet dat Dennis een heel grote zak vol toffees heeft. "Nee," zegt Dennis, "die snoepjes zijn van mij en die eet ik allemaal alleen op." "Goh, wat flauw," zegt Eddy, "als jij al die snoepjes alleen opeet, wordt je heel dik en het is heel slecht voor jouw tanden." "Zeur niet," zegt Dennis, "daar heb jij niets mee te maken, duvel nu maar op, roetmop!"
Dat laatste had Dennis niet moeten zeggen. Bas en Boris hebben het gehoord en nemen het direct voor Eddy op. "Dat neem jij wel terug," zegt Bas. "Eddy is zwart, maar geen roetmop, hij scheldt jou toch niet uit voor bleekscheet," vult Boris aan. "Hij zei dat ik dik was en slechte tanden heb," probeert Dennis zich eruit te redden. "Dat is niet waar," stuift Eddy op. "Nee," zegt Hanneke, "dat heeft Eddy niet gezegd; hij zei dat jij dik wordt en misschien slechte tanden krijgt als je zoveel snoept." "Daar heeft hij helemaal gelijk in," bemoeit ook Fatima zich ermee. "Wel ja, nog zo'n roetmop die zich er mee bemoeit," z egt Dennis kwaad. "Als je nog een keer roetmop zegt, maken we van jou een roetmop," dreigt Bas. "Lelijke roetmop en roetmoppenvriendjes," daagt Dennis Bas en Boris uit.
Bas kan zich niet langer inhouden en vliegt op Dennis af. Tevergeefs proberen Hanneke, Fatima, Suzan en Monique de tweeling tegen te houden. Er is geen houden meer aan; Bas en Boris pakken Dennis vast en willen hem op de grond gooien. "Kunnen jullie wél met z'n tweeën tegen één," zegt Dennis. "Ik kan jou ook wel alleen aan," zegt Bas en hij geeft Boris een teken, dat die Dennis los moet laten. Boris laat los en Dennis probeert om Bas op de grond te gooien. Het wordt een enorme knokpartij; de snoepjes van Dennis zijn uit zijn zak gevallen en liggen op de grond. Bas probeert Dennis van het schoolplein af te krijgen; dat lukt hem! Zó belanden de twee jongens bij de boom die voor het schoolplein staat en waar omheen een stukje aarde vrij is.
Snel pakt Bas een handvol aarde en smeert dat in het gezicht van Dennis. "Zo," zegt Bas tevreden, "nu ben jij ook een echte roetmop!" Dennis ligt nu op de grond en Bas zit bovenop hem. Bas pakt nog een handje aarde en wrijft daarmee de nek van Dennis en ook zijn oren grondig in. Het volgende handje aarde komt tussen het shirtje en de rug van Dennis terecht. Dennis kreunt en steunt: "Hou toch op, ik wordt helemaal vies." "Dan weet je tenminste wat een echte roetmop is, ik houd pas op als jij op je knieën tegen Eddy zegt, dat je spijt hebt van dat roetmoppengedoe," zegt Bas. "Dat doe ik," zegt Dennis kleintjes.
Bas staat op en Dennis gaat op zijn knieën zitten. "Het spijt me, Eddy," zegt Dennis, "jij bent geen roetmop, maar een akelig knulletje." "Dat geeft niets," zegt Eddy, "want dat ben jij ook." Gelukkig gaat de bel en moeten de kinderen weer naar de klas. Dennis zoekt eerst nog even al zijn snoepjes bij elkaar en steekt tien toffees tegelijk in zijn mond. Wanneer Dennis op zijn plaats wil gaan zitten, vraagt de meester: "Dennis, wat is er met jou aan de hand." "Mew mijw, muwnuw," brengt Dennis uit, want door al die toffees in zijn mond kan hij niet behoorlijk praten. "Eet je mond eerst even leeg," zegt de meester, "dat had je eigenlijk al in de pauze moeten doen; ga maar naar de gang en knap je zelf wat op; z ó smerig kun je niet in de klas zitten."
Dennis gaat naar de wasbak bij de toiletten en probeert zo goed en kwaad als dat gaat, zich een beetje schoon te poetsen. Erg goed lukt het niet; Dennis ziet er wat gestreept uit als hij terugkomt in de klas. "Er loopt een streepje door Dennis," fluistert Bas bij Boris in zijn oor.
Heel dom heeft Dennis de laatste toffees ook in zijn mond gestopt; om toch te kunnen praten heeft hij ze in zijn wangen geduwd. "Kijk eens," zegt Boris, "Dennis lijkt net een hamster." Dennis gaat kwaad op zijn plaats zitten, want hij heeft wel in de gaten dat alle kinderen om hem zitten te lachen. De meester besluit het er maar bij te laten en gaat door met de les. Als de kinderen naar huis gaan, rent Dennis weg; hij wil snel naar huis, maar eerst gaat hij nog even in de winkel een nieuwe zak toffees halen en hij neemt zich voor die ook helemaal alleen op te gaan eten.