Bij de zevenentwintigste zondag door het jaar
Wierook met herrie
Bas en Boris krijgen nogal eens een keertje op hun kop wanneer zij
misdienaar zijn geweest in de kerk. De tweeling maakt meestal in de
sacristie veel lawaai en hun gelach kunnen de mensen zelfs achter in de
kerk horen. Het aankleden als misdienaar gaat bij de twee broertjes
altijd met gelach gepaard; die lange jurken ook, daar hebben ze altijd
ruzie mee. "Waarom mogen we niet gewoon in onze spijkerbroeken de mis
dienen," vraagt Bas, "die broeken zijn toch heel netjes." De pastoor
probeert aan de broertjes uit te leggen dat het heel belangrijk is dat
aan het altaar speciale kleding gedragen wordt. "O," snapt Boris, "het
is net zoiets als Sinterklaas; als die niet zo'n rare hoed heeft, weet
niemand dat het Sinterklaas is." "Dus als wij geen lange jurken
aanhebben, weten de mensen niet dat wij misdienaars zijn," begrijpt ook
Bas het. "Dat touw zit helemaal in de knoop," zegt Boris die staat te
rukken en te sjorren aan een gekleurd koord dat om zijn witte jurk
geknoopt moet worden. "Er zitten allemaal ouwe wijven in dat touw,"
zegt Bas, "niet zo trekken, anders krijg je ze er nooit meer uit."
De koster schiet te hulp en haalt, zonder veel moeite, de knopen uit de
singel. Deze keer komt de tweeling zonder verdere ongelukken op het
altaar en dient keurig de mis. Na de mis moet de pastoor snel weg en de
koster heeft iets te doen in de achterste sacristie. "Wat zou er in die
kasten zitten," vraagt Bas zich af. "Gewoon even kijken," stelt Boris
voor. De tweeling bekijkt de inhoud van de laden van de kast en besluit
dat daar geen leuke dingen in zitten. "Volgende keer is er een
kinderviering," zegt Bas, "dan gaan ze een heleboel wierook gebruiken."
"Dat is leuk," zegt Boris, "en het kan nog leuker worden als wij wat
klappertjes door de wierook doen; dan heeft de wierook tenminste ook
een knaleffect."
De tweeling haast zich naar huis, want ze
moeten nog ergens een rolletje klappertjes hebben. Na een hevige
zoekpartij in hun schatkist ontdekken ze wel vijf rolletjes
klappertjes. "Die moeten we wel losmaken," zegt Boris, "anders ziet de
pastoor de klappertjes zó zitten." Met een schaar knippen de broertjes
alle klappertjes los en doen het spul in een zakje. Het zakje gaat weer
in de schatkist totdat de inhoud gebruikt moet worden.
De volgende zondag is het zover: Bas en Boris zijn heel vroeg naar de
kerk gegaan. De koster is in de kerk bezig en zegt dat de tweeling zich
alvast moet aankleden. Van deze gelegenheid maken de broertjes dankbaar
gebruik en ze zien kans om, zonder dat iemand het merkt, alle
klappertjes door de wierookkorrels te roeren. De tweeling is net op
tijd klaar; daar komt een van de moeders de sacristie binnen; ook zij
is vroeg, want ze moet, voor de mis begint, het vuur aangestoken hebben
en dat vindt zij een heel karwei. "Zullen wij even helpen," biedt Bas
aan, "wij zijn heel goed in fikkie stoken." De moeder wil het echter
zelf doen, want zij vindt de jongens nog veel te jong om het vuur aan
te maken. "Waar staat de wierook," vraagt de moeder. Bas en Boris geven
haar het bakje met "bewerkte" wierook en de moeder neemt het, niets
vermoedend, mee naar het altaar. "Dat wordt leuk," zegt Bas. "Die
schrikt zich straks een hoedje," grinnikt Boris.
Vlug kleedt de tweeling zich aan en ze zijn net klaar als de koster
komt; deze kijkt eens of alles goed zit en de kleding van de tweeling
kan er volgens hem mee door. "Ga nu maar op die stoelen zitten," zegt
de koster, "anders kunnen we straks weer opnieuw beginnen met alles
recht te doen." Bas en Boris gaan braaf zitten en trekken hun
onschuldigste gezichten. Wanneer de pastoor komt, treft hij een zéér
nette tweeling aan; zó netjes dat hij het niet helemaal meer vertrouwt.
"Hebben jullie soms weer ergens muizen losgelaten," vraagt de pastoor.
"Nee hoor," zegt Bas, "dat doen we heus nooit meer." "We hebben, toen
we dat gedaan hebben, veel te erg op ons kop gehad," legt Boris uit.
Op het altaar gaat alles goed,
totdat de
moeder wierookkorrels in het vuur strooit. Ineens klinkt er een geknal
en geklap door de kerk. De moeder laat van schrik het bakje met
wierookkorrels vallen en deinst achteruit. Bas en Boris vertrekken geen
spier, ze blijven onbewogen keurig recht zitten. De koster komt
aanlopen met een veger en blik en veegt de wierookkorrels op.
Na de mis willen Bas en Boris zo snel mogelijk de kerk uitlopen, maar
daar krijgen ze de kans niet voor. "Jullie mogen nu eerst alle
klappertjes uit die wierook zoeken," zegt de pastoor. "Wat...." doet
Bas heel onschuldig, "klappertjes tussen de wierookkorrels, doen ze
daar tegenwoordig klappertjes in?" "Oh," zegt Boris, "was dat het, ik
dacht al, dat een van de kinderen een klappertjespistool bij zich had."
Intussen heeft de koster alle wierookkorrels, die weggerold waren,
opgeveegd. "Ik laat jullie nooit meer alleen in de sacristie," zegt de
koster. "Dat kunnen wij toch niet helpen, dat die wierook een beetje
knalde," probeert Boris zich nog steeds van de domme te houden. "Er
zijn maar twee jongens die dit geregeld kunnen hebben," zegt de
pastoor, "en dat zijn deze twee misdienaars; jullie hebben jezelf
verraden want jullie waren veel te braaf."
Bas en Boris moeten de wierookkorrels meenemen naar de pastorie en
terwijl iedereen daar gezellig koffie zit te drinken, moeten zij alle
klappertjes tussen de wierookkorrels uithalen. Dit is nog een moeilijk
karweitje, want de kleur van de korrels lijkt heel veel op die van de
klappertjes. Bas weet een snelle manier om de klappertjes te pakken te
krijgen: hij strooit alle korrels op de tafel en maakt zijn hand nat
met spuug; aan die nattigheid blijven de klappertjes wél plakken, maar
de wierookkorrels niet. Een wat oudere dame is erg boos op de tweeling;
zij vindt dat de twee jongens eigenlijk geen misdienaars meer mogen
zijn. "Maar misschien wil God af en toe ook wel eens lachen," zegt Bas.
"Hij vindt het beslist vreselijk saai als er nooit iets geks gebeurt in
de kerk," is Boris het weer eens helemaal met zijn broertje eens.
"Jezus heeft toch ook gezegd dat de kinderen bij hem moesten komen,"
waagt Bas het nog een keertje. "Hij heeft niet gezegd dat die kinderen
geen klappertjes mee mochten brengen," zegt Boris.
De mevrouw is nog kwader, maar de pastoor
vindt het genoeg geweest en zegt tegen de mevrouw dat de tweeling hun
straf nu wel gehad heeft en dat ze beslist nooit meer klappertjes in de
wierook zullen stoppen.
Een paar weken later blijkt dat Bas en Boris toch niet alle klappertjes
gevonden hebben, want wanneer er, tijdens de mis, wierook op het
kooltje in het wierookvat gegooid wordt, klinkt er een luide knal door
de kerk. De vader van Bas en Boris die in de kerk zit, vertelt thuis,
dat er tegenwoordig toch wel heel vreemde wierook in de kerk gebruikt
wordt. Bas en Boris maken dat ze buiten komen, voordat iemand in de
gaten krijgt dat zij reuze veel plezier om vaders verhaal hebben.