Bij de drieëntwintigste zondag door het jaar

Nieuwe vriendjes!

Het huis van tante Els is verkocht; er komen nieuwe mensen in wonen. De kinderen van het 14 Oktoberplein zijn reuze nieuwsgierig wie er komen wonen en gaan kijken als er een grote verhuiswagen voor het huis staat. Bas en Boris zien een jongen, van hun leeftijd, lopen in de tuin. "Oehoe, hoe heet jij," gilt Boris. De jongen reageert niet. "Zou die jongen met ons niets te maken willen hebben," vraagt Bas zich af. "Hij heeft ons misschien niet gehoord," zegt Boris, "ik probeer het gewoon nog eens." Weer gilt Boris en nu kijkt de jongen toevallig op en ziet de kinderen staan. De jongen zwaait eens. "Hoe heet jij," gilt Boris, "ik ben Boris." "En ik heet Bas," zegt Bas. De jongen maakt wat rare geluiden. "Zou hij niet goed kunnen praten," zegt Hanneke. "Gewoon nog een keer proberen," adviseert Eddy die ook heel nieuwsgierig is. Met veel moeite komen de kinderen er achter dat de jongen Edwin heet en helemaal niets kan horen. "Jij bent dus gewoon zo doof als een kwartel," zegt Bas. "Maar hoe begrijp je dan wat wij zeggen," vraagt Boris. "Ik kan liplezen," antwoordt Edwin. "Dus als wij fluisteren en stiekem iets zeggen, kan jij het ook verstaan," vraagt Eddy. "Ja, tenminste als jullie duidelijk met je lippen praten, anders lukt het niet," legt Edwin uit. "Dat is ook maar lastig," vindt Hanneke, "wordt je daar niet moe van?" "Ik weet niet anders, want ik heb nooit gewoon kunnen horen," vertelt Edwin.
Intussen is er een meisje in de tuin gekomen, dat naar Edwin toeloopt; ze tikt hem op zijn arm en begint met haar handen een heleboel gebaren te maken. Ook Edwin maakt razendsnel gebaren en wijst naar de kinderen van het 14 Oktoberplein. "Wat bedoelt hij nu," vraagt Eddy. "Daar snap ik niets van," zegt Bas. Edwin kijkt naar Bas en heeft in de gaten dat zij niets begrijpen. "Wat doen jullie toch," vraagt Boris. "Wij praten met elkaar," zegt Edwin; "mijn zusje is ook doof en wij praten altijd met gebarentaal." "Praten jullie met jullie handen," vraagt Bas verbaasd, "en maken jullie dan helemaal geen geluid?" "Om te praten heb je helemaal geen geluid nodig," zegt Edwin. "Jeetje," zegt Boris, "dat is handig!" "Zó kan je elkaar lekker voorzeggen in de klas," zegt Boris. "Dat gaat niet, want mijn leraar kent ook gebarentaal, dus die let op onze handen," zegt Edwin. "Zit jij dan op een speciale school," vraagt Hanneke. Edwin en zijn zusje zitten op een school voor kinderen die slecht of helemaal niet kunnen horen. Edwin moet niet alleen gewone vakken leren, maar hij moet ook goed leren praten en heel goed gebarentaal en liplezen leren. "Kun jij ons ook wat van die gebaren leren," vraagt Eddy, die het reuze interessant vindt. "Ja hoor," antwoordt Edwin, "dat is helemaal niet zo moeilijk." "Wat is een A," vraagt Boris. Edwin steekt zijn hand op; vouwt zijn vinger dubbel en steekt zijn duim omhoog. "Dat is een A," zegt Edwin. "Hebben alle letters van het alfabet een gebaar," vraagt Fatima. "Ja," zegt Edwin, "dat heet het Nederlands hand-alfabet." Edwin komt er niet onderuit; hij moet het hele alfabet aan de kinderen laten zien. Het zusje van Edwin, dat Maaike heet, gebaart dat de kinderen in de tuin moeten komen, dan kunnen ze op het gras gaan zitten. "Dat gras mag ook wel eens gemaaid worden," zegt Hans. "Dat deden wij altijd," vertelt Bert, "wij zorgden voor de tuin toen tante Els hier nog woonde." "Dus dit is een beetje jullie tuin," begrijpt Edwin, "nu moet ik de tuin doen, want mijn vader heeft er geen tijd voor." "O," zegt Bas, "dan helpen wij je wel hoor, dat vinden wij reuzeleuk." "Dan moet jij ons met handen leren praten," zegt Boris, "onze meester kan dat niet, dus voor ons is het best gemakkelijk voor op school." "Leer ze dat dus maar niet," zegt Helga, "dan doen die twee helemaal niets meer op school." "Wanneer wij allemaal met onze handen leren praten, kunnen Bas en Boris niets stiekem doen," zegt Willeke, "bovendien is het prettig voor Edwin als wij zijn gebaren begrijpen, want ik kan hem echt niet goed verstaan." "Als wij nu het gras eens gaan maaien, dan kan Edwin die gebaren misschien voor ons opschrijven," zegt Bas, "anders kan ik ze echt niet zo gauw onthouden." Dat vinden de andere kinderen een goed idee. Edwin legt aan Maaike uit wat er gaat gebeuren, want Maaike kan niet zo goed liplezen. "Jullie horen eigenlijk met jullie ogen," zegt Monique ineens, "dan horen jullie dus wel." "Ja," zegt Edwin, "we horen gewoon anders, maar we begrijpen jullie best." Edwin gaat naar binnen om de tekens van het alfabet op te schrijven en Maaike wijst waar de grasmaaier staat. Wanneer het gras bijna klaar is, komt de moeder van Edwin en Maaike naar buiten. Verbaasd kijkt ze naar de tuin. "O, wat heerlijk dat jullie dat doen; het was z'n wildernis en ik heb het zo druk met het huis." "Dat zijn wij gewend," zegt Boris, "we hebben deze tuin altijd gedaan en we hebben ook alle plantjes gepoot." "Ja," zegt Bas, "dat is helemaal ons werk, want tante Els kreeg dat niet voor elkaar; we komen u ook helpen." "Mogen Edwin en Maaike dan ook met ons mee naar onze hut," vraagt Ron, "daar is het heel leuk." "Is dat niet te moeilijk voor jullie," vraagt moeder. "Waarom zou dat moeilijk zijn," zegt Hans, "dat kan toch gemakkelijk." "Maar Edwin en Maaike horen niet goed," zegt moeder. "Ze begrijpen ons best," zegt Fatima, "en wij gaan gebaren leren; dan gaat het nog beter." "Maaike loopt ook heel moeilijk," zegt moeder.   "Dat is toch ook geen probleem," vindt Hans, "wij kunnen haar best helpen en als het te ver is dan rijden we haar wel in een karretje; die dingen hebben we genoeg." "We hebben al vaker met rolstoelen gereden," zegt Fatima, "dat kunnen wij best." "Maaike is helemaal niet zwaar," zegt Bas, "als het nodig is, kan Hans haar zó dragen." "Hans is reuze sterk," zegt Boris, "hij is onze grote broer en hij is heel knap." "Hans kan een heleboel dingen die wij niet zo goed kunnen zoals timmeren en zagen," legt Ron uit, "wij kunnen weer beter rekenen." "Als Maaike niet goed kan lopen, dan kan ze vast iets anders heel goed," zegt Hanneke, "daar komen wij nog wel achter."
Intussen is Edwin klaar; hij komt met een papier waar alle gebaren die bij het alfabet horen, de tuin in. "Hier," zegt hij," leer dit maar uit je hoofd," en hij geeft het papier aan Boris. "Kom," zegt Bas, "we gaan even naar de supermarkt om het papier voor ons allemaal te kopiëren, dan hebben we het allemaal zelf." Die avond is het bij Bas en Boris thuis heel rustig; de twee jongens zitten met hun papiertje op de bank en oefenen ijverig de gebaren. Het valt niet mee, want voor de gebaren moet je wel lenige vingers hebben; het lijkt net of de vingers van de tweeling steeds in de knoop zitten. "Wat zijn jullie toch aan het doen," vraagt Stella. "O, niets bijzonders," zegt Bas, "gewoon een spelletje." Als de twee broertjes naar bed gaan, bergen ze de briefjes met het hand-alfabet veilig op in hun schatkist, want hun moeder moet niet weten dat zij met hun handen leren praten; dáár kunnen ze nog veel plezier mee beleven!