Bij de tweeëntwintigste zondag door het jaar
Vieze varkens worden niet vet!
Willeke en Helga houden erg van netjes en schoon. Thuis leren ze van
hun moeder dat het heel belangrijk is dat je geen vieze dingen eet en
dat alles wat je in je mond stopt heel schoon moet zijn. De moeder van
Helga en Willeke doet altijd alle moeite om zo hygiënisch mogelijk het
huishouden te doen; ze strijkt zelfs haar theedoeken, want dan gaan
alle bacteriën dood. Soms vinden Helga en Willeke het wel een beetje
lastig om zó op hygiëne te moeten letten, maar zó smerig als Bas en
Boris soms eten, dat vinden de twee meisjes ook maar vies.
Bas en Boris kijken niet zo nauw en vergeten meestal dat ze hun handen
moeten wassen na een smerig karweitje. Vanmorgen op school is het weer
eens zover. In de pauze verorberen de twee broertjes een stapel brood;
ze hebben altijd honger, maar ze gunnen zich geen tijd om rustig voor
het boterhammen eten stil te gaan zitten.
Bas heeft in de grond onder een boom die voor de speelplaats staat, een
stel dikke wormen ontdekt. Met in zijn ene hand een boterham, zit Bas
in de grond te wroeten. Boris helpt, ook kauwend op zijn brood, ijverig
mee. "Kijk eens," roept Boris naar de andere kinderen van het 14
Oktoberplein die een eindje verderop staan, "wat een dikke worm!" Boris
houdt de worm in de lucht en let er niet op dat de worm tegen zijn
boterham aankomt. "Bah, viezerik, je houdt die worm tegen je brood aan,
dat is smerig," zegt Helga. "Nu kun jij die boterham toch niet meer
opeten," voegt Willeke eraan toe. "O, dat kan best hoor," antwoordt
Boris en hij neemt een hap van zijn brood. "Dat geeft niks," vindt ook
Bas, "die worm is heel erg schoon." "Maar hij komt uit de grond," zegt
Willeke, "dat is wél vies." "Nee hoor," zegt Boris met volle mond,
"grond is schoon, dat is alleen maar een beetje aarde, dat knarst zo
leuk tussen je tanden." "Daar hebben vast honden gelopen," zegt
Monique, die het ook maar smerig vindt wat de twee broertjes doen. "Die
hebben daar geplast, want honden plassen altijd bij bomen," zegt
Fatima. "Dat is allang weer weg," zegt Boris, "daar gaan we echt niet
dood van." "Maar jullie kunnen daar wel ziek van worden," zegt Willeke.
"Welnee," zegt Bas, "daar zijn we nog nooit ziek van geworden, ] dus
dat geeft helemaal niets." "Maar onze moeder zegt dat je een heleboel
vieze beestjes in je mond krijgt, als je met vuile handen eet," legt
Helga uit.
"Bas," zegt Boris, "zie jij vieze
beestjes in
mijn mond zitten," en hij doet zijn mond wagenwijd open. Bas kijkt eens
in de mond van Boris en zegt: "ik zie geen vieze beestjes, ik zie
alleen dat jij vuile tanden hebt van de peperkoek." "Die heb jij ook,"
zegt Boris, "dat krijg je altijd als je peperkoek eet; dat gaat vanzelf
wel weer over." "Jullie moeten je tanden poetsen na het eten," zegt
Willeke. "Hoe kan dat nu," vindt Bas, "ik neem echt geen tandenborstel
mee naar school." "Daarom is het juist goed om een beetje zand te
eten," vindt Boris, "dat schuurt mijn tanden mooi schoon." "Die
beestjes van Helga doen dan de rest wel; zó hebben die tenminste ook
iets te eten en dan maken ze ons niet ziek," zegt Bas. "Bah," zegt
Helga, "met jullie kun je ook nooit normaal praten; mijn vader vindt
het óók heel hard nodig dat je voor die beestjes uitkijkt." "Dat is
toch stom," zegt Bas, "als er niemand meer ziek wordt, dan heeft jouw
vader geen werk meer." "We moeten een potje hebben om die wormen in te
doen," zegt Boris ineens, "het is jammer om ze weer in de grond te
laten gaan."
De tweeling rent naar de glasbak en vist met een stok door het gat van
de bak tot ze een potje te pakken hebben dat nog heel is. Het potje
ziet er smerig uit, maar Boris pakt het gewoon vast en komt er
triomfantelijk mee naar het schoolplein. De broertjes stoppen de wormen
in het potje en gaan verder met het opeten van hun brood. Nu wordt het
ook Fatima een beetje te dol: "Ga nu eerst jullie handen even wassen,"
zegt ze, "dat potje is hartstikke smerig." Bas kijkt eens naar zijn
handen; die zijn inderdaad erg vuil. "Valt best mee," zegt Bas, "mijn
handen zijn wel eens vuiler." "We doen het zo wel," zegt Boris, "als we
naar de w.c. zijn geweest, dan moeten we toch onze handen wassen."
"Goh," zegt Helga, "vinden jullie dat dan wél vies." "Poep en plas is
een beetje smerig," geeft Boris toe. "Ook wel niet zo heel erg smerig,"
zegt Bas, "maar smerig genoeg om onze handen te wassen." "We doen het
ook alleen maar omdat onze moeder niet wil, dat we aan háár komen als
we onze handen niet wassen, als we naar de w.c. geweest zijn," legt
Boris uit. "Dus eigenlijk hoeft het nu niet, want nu ziet mama het toch
niet," doet Bas er nog een schepje bovenop. "Poep en plas is vies,"
zegt Willeke. "En poep en plas van dieren is nog veel viezer," vindt
Helga.
Daar is de tweeling het helemaal niet mee eens; ze vindt vooral de
keutels van hun konijnen heel schoon, want die kun je toch gewoon
oppakken; konijnenkeutels zijn helemaal droog!
"Poep van koeien en varkens is ook niet vies,"
zegt Bas, "dat is gewoon mest en zonder mest kan er niets groeien."
"Door die mest groeit de sla, en de boontjes," bedenkt Boris,
"eigenlijk eten we gewoon de poep van de koeien weer." "Ja hoor,
lekker," zegt Bert, "we eten vanavond geen bordje aardappels, maar een
bordje poep." Helga en Willeke weten nu helemaal niet meer waar ze het
moeten zoeken, ze lopen alvast maar naar de klas, want dit gesprek is
voor hen toch wel wat ál te smerig. "Nu zijn Helga en Willeke vast
kwaad," zegt Fatima. "Dat gaat wel weer over," vindt Bas, "straks
begrijpen ze misschien wel dat wij gelijk hebben." "Laten we het eens
aan de meester vragen," stelt Boris voor; misschien kan hij wel goed
uitleggen hoe het komt dat groente van poep groeit." Doordat de
tweeling in de klas aan de meester vraagt of het echt waar is dat
groente alleen maar in aarde met koeienpoep kan groeien, wordt het een
heel leuke les. De meester tekent aardappels op het bord en legt
uit dat er in de mest voedsel zit voor de planten; die hebben dat
voedsel nodig om te kunnen groeien. "Maar dan zit er toch geen poep in
de planten," vraagt Willeke. De meester legt uit dat dat niet het geval
is, want die mest is helemaal verdwenen in de grond; alleen de
voedingsstoffen zijn achtergebleven. "Dus aarde is niet smerig," zegt
Bas, "zie je nu wel!" "Dat is aarde wel en jullie papier wordt er flink
vuil van," zegt de meester. De meester kijkt eens naar de handen van
Bas en Boris en ziet dat het wel lijkt of de twee broertjes hun handen
niet gewassen hebben. "Gaan jullie eerst jullie handen even wassen,
anders kunnen jullie niet gaan schrijven," zegt de meester. Nu moeten
Bas en Boris hun handen wel gaan wassen; ze lopen naar het kraantje bij
de toilet en laten wat water over hun handen lopen. "Zo is het wel
goed," vindt Bas. Helaas vindt de meester het niet goed en hij stuurt
de tweeling terug om nog eens te proberen hun handen wat schoner te
krijgen; ze moeten zeep gebruiken anders lukt het echt niet. "Wat een
gedoe," zegt Boris, "dit helpt toch maar even." "Laten we toch maar
goed boenen," vindt Bas, "anders wordt de meester kwaad."
Na een stevige boenpartij zijn de
handen van
de twee jongens weer keurig schoon. Nu steken hun nagels des te meer
af, want die hebben zwarte randjes. "Schoner dan dit gaat niet hoor,"
zegt Bas en hij laat zijn handen aan de meester zien. "Alle beestjes
zijn eraf," zegt Boris en kijkt naar Willeke, die haar tong tegen hem
uitsteekt. De tweeling mag nu weer aan het papier komen en tot hun
verwondering blijft dit keurig schoon; soms is het dus toch slim om je
handen te wassen!