Bij de twaalfde zondag door het jaar
Een dagje zeilen!
Hans wil graag een weekendje naar opa en oma in Friesland.
Daar hebben de andere kinderen van het 14 Oktoberplein ook wel zin in.
Hans belooft dat hij opa en oma zal bellen en zal vragen of ze
alle-maal mogen komen.
De club is van harte welkom bij opa en oma.
Hans is dolblij en de andere kinderen niet minder!
Deze keer wordt alles heel goed voorbereid: er wordt zakgeld gespaard
opdat ze zeker niet zonder geld komen te zitten, zoals de vorige keer
dat ze naar Friesland gingen.
Toen hadden de kinderen zelfs geen geld meer voor de bus.
De kinderen nemen stapels boterhammen mee, voor in de trein, en gaan zo
vroeg mogelijk op pad.
Opa haalt de kinderen af bij het station in de grote stad; dat vindt
iedereen toch wel veel handiger dan liften!
Bas en Boris zijn helemaal door het dolle heen en vliegen oma om haar
hals, zo gauw ze haar zien.
Opa en oma vinden het ook reuze gezellig het stel kinderen een
weekendje op bezoek te hebben en opa heeft een fijn plan bedacht.
"Jongens," zegt opa, "morgen gaan we zeilen."
"O, wat fijn," juicht Bas, die dolgraag op het water zit.
"Kunnen we met z'n allen op de boot," vraagt Boris.
"Natuurlijk," zegt opa, "de boot is groot genoeg. Vanmiddag gaan we
eerst de boot klaarmaken."
"Hebben jullie wel eens gezeild," vraagt oma.
"We varen altijd op het meertje bij ons dorp," zegt Bas.
"Dus varen kunnen we allemaal," vindt Boris.
"Waarmee varen jullie dan," vraagt opa.
"Met een rubber boot of op een vlot dat we zelf gebouwd hebben," zegt
Boris.
"We kunnen allemaal goed zwemmen," zegt Fatima.
"Dat is heel belangrijk," vindt opa, "dan zal ik proberen jullie te
leren zeilen, want dat is echt een beetje anders dan varen in een
rubber bootje."
Na het eten gaat opa met de kinderen naar de jachthaven; daar ligt zijn
boot.
Het is een tamelijk oud jacht, maar het is wel heel groot.
De boot moet gepoetst worden; alle touwen worden nagekeken en ook de
zeilen worden geïnspecteerd.
De kinderen zijn de hele middag druk bezig en het is avond voordat ze
het in de gaten hebben.
's Avonds maakt de club nog een wandeling langs het strand van het
IJsselmeer; daarbij gaat oma ook mee.
De kinderen mogen weer op de hooizolder slapen; opa heeft een frisse
lading hooi neergelegd, dus het zal wel lukken om daar lekker te
liggen.
De kinderen slapen als een stelletje marmotten, want het was wel een
vermoeiende dag!
De volgende morgen, al om zes uur, komt opa de kinderen wekken.
Hanneke en Fatima zijn al wakker en hebben opa de schuur binnen horen
komen.
Ze klauteren de ladder af en zien dat opa twee pannendeksels bij zich
heeft.
Dat gaat leuk worden!
"Zullen we ook iets pakken om herrie te maken," vraagt Fatima.
In de schuur liggen nog vier oude deksels en de meisjes gaan vrolijk
meedoen met het orkest.
Opa telt af en dan beginnen ze, met z'n drieën, een reuze herrie te
maken.
Het effect is schitterend: iedereen schrikt wakker van het enorme
lawaai.
Bas pakt een handvol hooi en gooit dat naar beneden.
"Ik heb nog zo'n slaap," kreunt Boris.
"Jongens, we gaan zeilen," roept Fatima, "opschieten, we doen wie het
eerst bij de kraan is."
Een uurtje later is iedereen kant en klaar.
Oma heeft een kolossale voorraad boterhammen gemaakt, want zij weet dat
je van zeilen veel honger krijgt.
Ook krijgen de kinderen een heleboel drinken mee.
Bepakt en beladen lopen ze naar de jachthaven.
Er is nog niemand op straat, maar in de jachthaven blijken ze niet de
eersten te zijn die vroeg uit de veren zijn gekomen; er zijn
verschillende mensen bezig op hun boten.
"Het is goed zeilweer," bromt opa.
Op de boot worden de kinderen aan het werk gezet: ze moeten de zeilen
hijsen en goed opletten dat ze aan de goede kant van de giek staan;
anders lopen ze kans dat ze door dat ding overboord gegooid worden.
Het gaat allemaal goed en na een uurtje, varen ze op het IJsselmeer.
Hans mag het roer vasthouden en moet zorgen dat de boot voor de wind
blijft.
Nadat ze drie uur gevaren hebben, ziet Monique in de verte land.
"Dat is Enkhuizen," zegt opa, "daar gaan we even aan land.
Ik heb zin in een verse kop koffie."
De boot wordt afgemeerd en bij een restaurantje trakteert opa de
kinderen op ijs.
Intussen is het weer veranderd; het lijkt of de wind gedraaid is en of
het veel harder waait.
Opa kijkt eens naar de lucht en vindt dat ze moeten maken dat ze vlug
terugkomen in de jachthaven van het plaatsje waar opa en oma wonen.
Weer vaart de boot op het IJsselmeer.
De kinderen zijn intussen heel handig geworden en Hans bestuurt de boot
of hij nooit anders gedaan heeft.
Opa vindt dat hij best even een uiltje kan gaan knappen.
Hij duikt de kajuit in en gaat in een van de kooien liggen.
Al snel slaapt hij, want hij is nu eenmaal gewend om 's middags een
dutje te doen.
Ineens gaat het veel harder waaien; het lijkt wel of het stormt.
Er komen grote golven en de boot gaat flink tekeer.
Hans vindt het moeilijk om de boot recht op het water te houden.
"Jongens, haal de zeilen eens in, dit gaat veel te hard," schreeuwt
Hans.
De kinderen halen alle zeilen in; nu doet het roer niets meer!
De boot danst op de golven en gaat vreselijk tekeer.
Monique, Hanneke en Suzan voelen zich niets lekker; dat ijsje was niet
zo'n best idee.
Hanneke hangt als eerste over de reling; ook Monique en Suzan volgen
haar voorbeeld.
"Ik ga opa roepen," gilt Fatima, "dit gaat heel erg fout!"
Fatima duikt de kajuit in en ziet dat opa heerlijk ligt te slapen; hij
heeft niets in de gaten.
Fatima pakt opa bij zijn schouder en schudt eens stevig.
"Wat is er aan de hand," vraagt opa.
"Het is doodeng," zegt Fatima, "straks vergaat de boot."
Wanneer opa op het dek komt, ziet hij in een oogopslag wat er aan de
hand is.
"Stelletje landrotten," zegt hij, "jullie hebben alle zeilen ingehaald;
zó kun je een boot nooit besturen.
Zet de fok maar op, dan gaat het veel beter."
Wanneer Bas en Boris het fokkezeil weer gehesen hebben, gaat het
inderdaad veel beter; het lukt Hans om de boot weer voor de wind te
krijgen.
Nu is het veel rustiger en het lijkt net of de wind een beetje is gaan
liggen.
Dat is wel niet zo, want de golven zijn nog steeds heel hoog, maar ze
varen nu met de wind mee.
Na een uurtje zien de kinderen de haven.
Oma staat op hen te wachten, want zij heeft ook gemerkt dat het een
beetje ging stormen en zij heeft niet zo'n vertrouwen in zeilboten als
haar man.
Monique, Hanneke en Suzan willen die avond niets eten.
Oma begrijpt dat heel goed en ze geeft de meisjes wat beschuiten zodat
die toch iets in hun maagje hebben.
De kinderen zijn het er wel over eens dat varen op het IJsselmeer iets
heel anders is dan varen op het Schaartven.
Bas en Boris zijn beslist van plan om nog eens een weekendje naar opa
en oma te gaan, want zeilen moet je echt leren en dat heb je niet in
een keer onder de knie.
"Kom maar een week in de grote vakantie," zegt opa.
Die uitnodiging zullen de kinderen beslist niet vergeten en ze
verheugen er zich al op, wanneer ze de volgende dag weer naar huis gaan.