Bij Sacramentsdag
Lekker brood bak je zelf!
Fatima heeft al heel lang lopen prakkezeren hoe ze Bas en Boris hun
speurtocht betaald moet zetten. Intussen denkt niemand meer aan de
speurtocht die de tweeling ooit uitgezet heeft; het is al veel te lang
geleden, maar Fatima is die speurtocht nog niet vergeten. Op een
woensdagmiddag, wanneer het fijn weer is en het zonnetje schijnt, ziet
Fatima haar kans schoon. In de klas heeft het meisje een heleboel leuke
opdrachten uitgebroed; het moet een tocht vol verrassingen worden en
vooral de jongens zullen het moeten ontgelden.
Fatima heeft één heel leuke opdracht bedacht: de jongens zullen voor
paard moeten spelen en de meisjes mogen dan de ruggen van de jongens
rijden. Één jongen moet de kop en een ander moet het achterlijf zijn.
Fatima gaat samen met Hanneke de tocht uitzetten; de opdrachten hebben
de meisjes van tevoren op papiertjes geschreven. "Nu denken de jongens
beslist dat ze niet in bomen hoeven te klimmen," zegt Fatima, "daar
zullen ze van lusten."
Fatima is zelf heel handig in boompjeklimmen
en heeft een stel leuke klimbomen ontdekt, die dicht bij elkaar staan.
"We laten ze daar gewoon door de bomen verder gaan," zegt Fatima.
Fatima klimt in een boom en brengt daar een tekentje aan dat wijst naar
de volgende boom; over een dikke tak komt Fatima in de tweede boom
terecht. Zo legt Fatima een spoor door wel tien bomen. "Dat zal ze
afleren om ons voor niets in een boom te laten klauteren," zegt
Hanneke. Fatima en Hanneke lopen nu dwars door het bos; ze hebben geen
zin om netjes op de paden te blijven. "Nu moeten we hout zoeken dat de
anderen mee moeten nemen," vindt Hanneke.
De meisjes zoeken een grote stapel hout bij elkaar. Op de stapel wordt
een briefje gedaan, waarop staat dat de stapel meegenomen moet worden.
Nog zes keer verzamelen Hanneke en Fatima een stapel hout; nu moeten
alle jongens iets dragen. Omdat Helga en Willeke in het complot
betrokken zijn, weten Hanneke en Fatima zeker dat de vier meisjes die
met de jongens meelopen, beslist niets moeilijks zullen doen en zéker
niet met stapels hout gaan slepen.
Bij de beek gaan de twee meisjes gewoon over de touwbrug, want het zal
voor de jongens moeilijk genoeg zijn om daar heelhuids overheen te
komen met die stapels hout in hun armen. "Nu moeten ze alleen nog
wilgentakken zoeken en die schillen," zegt Fatima. Bij een mooie wilg
wordt de opdracht opgehangen, dat ze takken moeten afsnijden en de bast
eraf moeten halen. "Daar zijn ze wel een poosje zoet mee," gnuift
Hanneke. In een weiland, dat aan de beek grenst mogen de kinderen een
klein vuurtje aanleggen; Hanneke en Fatima hebben dit van tevoren aan
de boer, van wie het weiland is, gevraagd. De meisjes maken een paar
graszoden los en graven een vierkante kuil. Daarin moet straks een
vuurtje aangelegd worden, want Fatima wil stokbrood gaan bakken. Uit
hun rugzakken halen de meisjes drie pakken zelfrijzend bakmeel; een pak
suiker; een pakje boter en een potje zout. "Nu moeten we alleen nog
water hebben," zegt Hanneke, "laten we dat nu maar halen, dan kunnen we
straks direct beginnen. De meisjes lopen naar de boerderij en mogen
daar de jerrycan vullen. Wanneer de twee terug zijn bij de stookplaats,
horen ze in de verte de andere kinderen van het 14 Oktoberplein al
aankomen. "O, o," kreunt Bas, als hij Fatima en Hanneke ziet, "als
jullie nog eens iets weten; ik kan niet meer!"
Bas loopt met een enorme stapel hout in zijn armen; ook Boris heeft een
kolossale vracht bij zich. "We hadden al zo'n bende in onze armen en
die snertgrieten gooiden er steeds meer op," zegt Boris, terwijl hij
naar Willeke en Helga wijst. "Dan hebben we nu in ieder geval hout
genoeg om brood te bakken," zegt Fatima. De jongens gooien het hout in
het gras en Fatima legt een vuurtje aan. "Hebben jullie iets te
drinken," vraagt Bert, "we stikken van de dorst." Iedereen krijgt een
beker water; daar moeten ze het maar mee doen vanmiddag, want ook nog
limonadesiroop meenemen, dat werd veel te zwaar, vonden Fatima en
Hanneke. Fatima probeert om zoveel mogelijk gloeiende as te krijgen en
ze wakkert het vuurtje aan. Eindelijk vindt Fatima dat er genoeg
gloeiende as is. "Nu moeten jullie deeg maken," zegt Hanneke.
Iedereen krijgt wat zelfrijzend bakmeel in
zijn beker met een beetje zout en wat water. Hiervan moeten de kinderen
een heel stevige bol deeg maken. In de bol deeg wordt een geschilde
wilgentak gestoken en nu kan het bakken beginnen. De kinderen liggen op
hun buik om het vuurtje heen. Ze moeten de deegbollen boven het vuur
houden, beter gezegd boven de hete as en een heleboel geduld hebben;
het duurt best lang voordat het brood gaar is. "Hoe weet je nu of dat
ding goed is," vraagt Bas. "Dan gaat het brood vanzelf van de stok af
en blijft het deeg niet meer plakken," antwoordt Fatima. Bas probeert
eens of het al lukt om het brood van de stok te schuiven; hij heeft
alleen niet in de gaten hoe heet de deegbol is. "Au, dat is heet, dat
doet zeer," moppert Bas, "en dat ding zit nog vast ook." "Mijn brood is
gaar," roept Willeke; ze heeft met haar mouw het brood gepakt en dat
gaat heel gemakkelijk van de tak af. "Nu moet je het brood doorsnijden
en er boter en suiker opdoen," zegt Hanneke, "dat is heel lekker." De
boter smelt direct; zo warm is het brood e n met suiker erop smaakt het
net als een heerlijk gebakje. "Hebben we nog meer zelfrijzend bakmeel,"
vraagt Willeke.
Gelukkig is er meel genoeg en pas wanneer
iedereen vier broodjes gebakken heeft, is al het meel op. "Dat was
zalig," zucht Boris, "dat wil ik wel vaker doen." "Dan moet je wel hout
zoeken," zegt Helga. Boris trekt een gezicht, want met hout slepen is
natuurlijk minder prettig. "Misschien zitten er wel vissen hier in de
beek," zegt Bas ineens, "die kunnen we ook roosteren." "We hebben toch
geen hengels bij ons," zegt Eddy. "Dat hoeft ook niet," vindt Boris,
"ik heb wél een veiligheidspeld en een touwtje; daarmee gaat het ook."
De hengels zijn snel gemaakt; Bas en Boris zoeken een paar wormen en
gaan aan de waterkant zitten. Het lukt de tweeling zowaar om een paar
voorntjes te verschalken. De vissen worden door Fatima schoongemaakt,
want dat werkje laat ze liever niet aan de jongens over. De voorntjes
worden aan een wilgentak geregen en nu kunnen ze geroosterd worden
boven het vuur. Wanneer alles echt op is, maken de kinderen het vuurtje
uit. Ze gooien flink wat water over de as; zó kan er geen brand
ontstaan. De graszoden worden teruggelegd en nu kan niemand meer zien
waar de kinderen een vuurtje gestookt hebben. Met z'n allen lopen ze
naar huis. "Eigenlijk wil ik ook wel even paardje rijden," zegt Hanneke
en ze geeft Fatima een knipoog. "Daar heb ik ook wel zin in," vindt
Fatima. De jongens krijgen ineens ontzettend veel haast om thuis te
komen, want die hebben er helemaal geen zin in om nog een keer voor
paard te moeten spelen, zeker niet met een dikke buik. "Zullen we nog
even bij opa Matje langs gaan," stelt Bas voor, "ik ben nieuwsgierig
hoe het met de druiven gaat." Dat vinden alle kinderen een leuk idee en
Svetlana wordt verrast door een smerig groepje kinderen dat deze keer
helemaal geen honger heeft. "Heb je al wijn," vraagt Boris. "Nee,"
antwoordt Svetlana, "daar moet je nog een jaartje op wachten."
"Jammer," zegt Boris, "want ik heb zo'n dorst." Gelukkig heeft Svetlana
wel iets anders dat nog veel beter helpt tegen de dorst dan wijn; de
kinderen krijgen lekkere melk, die heerlijk koud is. Het was een fijne
middag en iedereen is het er over eens dat je een speurtocht heel goed
door Fatima en Hanneke kunt laten voorbereiden; dan krijg je tenminste
ook iets lekkers te eten.