Bij het feest van Pinksteren
Zoek de zon op!
Bas en Boris hebben straf; ze zijn naar hun kamer gestuurd en moeten
daar de hele middag blijven. Volgens de moeder van Bas en Boris is dit
de enige manier om te voorkomen dat de tweeling ook die middag weer
iets uithaalt; ze hebben het al bont genoeg gemaakt want er is een heel
boze mijnheer aan de deur geweest om zich te beklagen. Bas en Boris
hebben zich ook kwaad gemaakt want die mijnheer laat altijd zijn hond,
een heel grote, uit op een veldje waar de kinderen van het 14
Oktoberplein graag voetballen. Gistermiddag waren de gevolgen van dat
uitlaten van die hond weer eens duidelijk zichtbaar: Fatima kreeg de
bal tegen haar jas en daarna stonk de jas verschrikkelijk en was erg
smerig.
Bas en Boris vonden dat er iets aan gedaan moest worden en ze hebben
hondendrollen verzameld in een blik en de inhoud van dat blik hebben ze
op de stoep van de mijnheer neergelegd. Toen de mijnheer naar
buitenkwam is hij uitgegleden door al die smurrie op de stoep. Helaas
had zijn vrouw de tweeling weg zien lopen met een groot blik in hun
handen en toen is mijnheer op hoge poten naar de moeder van Bas en
Boris gekomen. "Ik vind het niet eerlijk dat we niet naar buiten
mogen," zegt Bas tegen Boris. "Ja, net nu het zulk lekker weer is; we
hadden best naar de beek gekund," vindt ook Boris. "Hier kunnen we
niets doen," zegt Bas, "alleen maar een beetje lezen." "Ik heb al die
boeken al uit," zegt Boris, "ik wil naar buiten." "Laten we eerst het
raam maar eens opengooien, dan komt de zon tenminste lekker naar
binnen," zegt Bas en hij doet tegelijkertijd het raam open. Boris komt
ook uit het raam hangen en kijkt naar boven. "Misschien kunnen we toch
naar buiten," zegt Boris, "we kunnen misschien wel lekker op het dak
gaan zitten. "Dat kan best, dan zitten we toch in de zon en dat is weer
eens iets heel anders," is Bas het met zijn broertje eens.
De tweeling pakt een stoel en klimt op de vensterbank. Het is wel hoog,
maar ze zijn wel vaker uit het raam geklommen om zó uit het huis te
gaan als hun ouders dat niet mochten merken. "De volgende keer stoppen
we de hondendrollen bij die man in zijn brievenbus," zegt Bas
wraakzuchtig. "We moeten een touw meenemen," vindt Boris, "dan kunnen
we dat aan de schoorsteen vastbinden; dan hebben we iets om ons vast te
houden. Bas klimt de kamer weer in en haalt uit de "schatkist" een dik
touw. Het kost wel moeite om het dak op te klauteren, maar het lukt de
tweeling toch om op het nokje te komen.
Nu zitten ze schrijlings op het dak. Het lijkt
net of de broertjes op een paard zitten. "Hier heb je een leuk
uitzicht," zegt Bas. "We kunnen hier vandaan mooi pijltjes schieten;
dan weet niemand waar die vandaan komen," stelt Boris voor. "Dan moeten
we wel papier hebben om pijltjes te mak en en onze blaaspijpen," zegt
Bas. "Ik ga wel even terug om de spullen te halen" zegt Boris. Met hulp
van Bas laat Boris zich weer zakken en verdwijnt in de kamer. Boris
stopt alle benodigdheden om pijltjes te schieten in een plastic zak en
klautert weer het dak op. "Nu moeten we ons eerst even goed vastbinden
aan de schoorsteen," vindt Bas, "dan kunnen we nooit naar beneden
vallen." Met het touw binden de broertjes zich vast aan de schoorsteen;
nu voelen ze zich heel veilig.
IJverig beginnen de broertjes pijltjes te maken en ze hebben net een
hele voorraad klaar als ze iemand op de weg zien lopen. Het is de man
met de grote hond. "Kijk daar eens," zegt Bas, "die moeten we te pakken
nemen." Boris stopt een pijltje in de blaaspijp en richt op de man. Het
pijltje schiet weg en omdat er geen wind staat, bereikt het keurig zijn
doel. Het pijltje komt precies op de achterkant van het kale hoofd van
de man terecht. Die slaat op zijn hoofd, want hij denkt dat hij
aangevallen wordt door het een of andere beest. Vlug schiet Boris nog
een pijltje weg en dat raakt de hond, die woedend begint te blaffen. De
man kijkt om zich heen en begrijpt er niets van; dan ziet hij twee
papieren pijltjes liggen en hij schudt met zijn vuist. "Stelletje
kwajongens, kunnen jullie wel," roept de man kwaad. "Ja hoor, wij
kunnen pijltjes schieten," grinnikt Bas en hij vuurt weer een pijltje
af; ook Boris mikt en weer is het raak.
De man wordt steeds kwader en hij gaat in de struiken langs de weg
kijken of hij zijn kwelgeesten ziet. Bas en Boris vuren een echt
spervuur van pijltjes op de man af, die verdenkt als eerste de
tweeling; hij loopt naar de voordeur van het huis waar Bas en Boris
wonen en belt aan. Moeder doet open en luistert naar wat de mijnheer te
vertellen heeft. "Dat kunnen Bas en Boris nooit gedaan hebben," zegt
moeder, "die twee zitten voor straf op hun kamer en het raam daarvan is
aan de achterkant van het huis, dus zij kunnen u nooit met pijltjes
beschoten hebben."
Woedend gaat de man weer weg en
wanneer hij op
straat staat, beschieten Bas en Boris hem nog een keertje. De hond is
door de pijltjes zo opgewonden geraakt dat de man hem bijna niet kan
houden; ten einde raad gaat de man maar naar huis; hij vergeet zelfs om
de hond op het veldje de kans te geven iets te fabriceren. "Mooi zo,"
zegt Boris, "geen drol vandaag." Nu zien de twee in de verte Hanneke,
Fatima en Eddy lopen. "Die gaan vast naar de beek," zucht Boris,
"jammer dat we niet mee kunnen." "Dit is veel leuker," vindt Bas,
"laten we eens proberen of we hen met een pijltje kunnen raken. Bas
mikt en jawel hoor, het pijltje raakt Fatima. Fatima kijkt verwonderd
om zich heen en vraagt zich af waar het pijltje vandaan komt. "Joehoe,"
gilt Boris en zwaait naar zijn vriendjes. "Wat doen jullie daar,"
vraagt Hanneke. Bas en Boris leggen uit dat ze straf hebben en niet
naar buiten mogen. "Wij gaan wel even aan jullie moeder vragen of
jullie met ons mee mogen," zegt Eddy.
Bas en Boris maken dat ze snel in hun kamer komen en gaan keurig zitten
lezen. Wanneer hun moeder naar hun kamer komt, treft ze twee heel brave
jongetjes aan. "Het is nu wel genoeg geweest," zegt moeder, "jullie
mogen wel met Hanneke, Fatima en Eddy meegaan, want ik geloof die
mijnheer nu ook niet helemaal meer; hij beschuldigde jullie nu van
iets, dat jullie echt niet gedaan kunnen hebben." Verheugd klappen Bas
en Boris hun boek dicht en lopen met moeder mee naar beneden. "Hebben
we nu geen straf meer," vraagt Bas voor alle zekerheid. "Nee,"
antwoordt moeder, "alles is vergeven en vergeten." Bas en Boris rennen
naar buiten, waar intussen alle kinderen van het 14 Oktoberplein staan
te wachten. Met z'n allen gaan de kinderen naar de beek om daar een
poosje lekker te gaan ravotten.
Bas en Boris vertellen in geuren en kleuren
wat ze uitgehaald hebben. Alle kinderen zijn het met de tweeling eens
dat het niet eerlijk was dat zij straf hadden. "We moeten die
hondendrollen in het vervolg wél opruimen," zegt Fatima, "want ik vind
het maar vies, die troep aan mijn jas." "Dan laten we dat blik toch
gewoon bij het veldje staan en we zetten er een bordje bij:
hondendrollen-blik," stelt Suzan voor. "Misschien ruimt die mijnheer
dan zelf de boel op," denkt Willeke. "Als hij het niet doet, dan zetten
we erbij dat het blik voor de drollen van die mijnheer is en we zetten
zijn naam erop," stelt Ron voor. "Dan schaamt hij zich vast en dan doet
hij het misschien wél," vindt Hanneke, "laten we dat maar eens
proberen." De actie heeft niet veel effect, want de mijnheer maakt in
het vervolg een andere wandeling met zijn hond; hij blijft uit de buurt
van het veldje en hij vermijdt het huis waar Bas en Boris wonen, want
bekogeld worden met pijltjes door iemand d ie je niet kunt ontdekken,
dat vindt de man geen pretje.