Bij de zevende zondag van Pasen

De eerste brief.

Monique heeft de eerste brief van tante Els ontvangen. Tante Els vindt het veiliger om haar post naar Monique te sturen dan naar Bas en Boris; nu weet ze zeker dat de brief niet tussen een heleboel rommel terecht komt. Tante Els is al in het vliegtuig aan de brief begonnen, want ze moest bijna vierentwintig uren in dat vliegtuig zitten en dat was een hele tijd. Haar neef was op het vliegveld van Sydney om haar op te halen en toen moesten ze nog een eind rijden met de auto. Tante Els heeft al een heleboel kangeroes gezien, die lopen zomaar in het wild en haar neef vertelde dat het soms heel lastige dieren zijn. "Dat kan toch niet," zegt Suzan, "kangeroes zien er zo schattig uit." "Maar ze kunnen ook boksen," vertelt Bert, die vaak naar natuurfilms kijkt en veel over dieren weet.
Tante Els schrijft dat ze heel blij is, dat ze het laatste jaar veel met de kinderen van het 14 Oktoberplein opgetrokken heeft, want nu was ze tenminste een beetje voorbereid op het welkomstcadeautje dat ze kreeg. Haar neef heeft twee zoontjes, die net zo oud zijn als Bas en Boris en....net zo ondeugend. Het is ook een tweeling en ze heten Ernie en Fred.
Als welkom kreeg tante Els een keurig verpakt doosje; er zat zelfs een mooi lint omheen. Tante Els was wel voorzichtig met het uitpakken van het cadeautje, want ze vertrouwde de twee jongens niet helemaal; die keken veel te braaf! In het doosje zat een heel grote, levende spin. "Wat een rotstreek," zegt Bas verontwaardigd. "Snertjongens," vindt ook Boris, "zoiets kun je toch niet doen!" "Nee," zegt Hanneke, "je kunt tante Els veel beter een mooi verpakte dode mol geven; dat is veel leuker!" Bas en Boris kijken elkaar eens aan en schieten in de lach. "Maar dat was toch heel leuk," zegt Bas. "Dat gezicht van tante Els, toen ze die mol zag," vult Boris aan. "Die twee jongens in Australië zullen net zoveel plezier hebben gehad als jullie," zegt Fatima, "dus houden jullie je mond maar." "Maar tante Els is helemaal niet bang voor spinnen," zegt Suzan, "zij haalde die altijd voor mij weg, want ik ben er wel bang voor." "Jij bent voor alles bang," zegt Bert, "een spin doet niks en hij is veel banger voor jou dan jij voor hem hoeft te zijn." "Wij laten spinnen altijd zitten op onze kamer," zegt Bas, "dan hebben we veel minder last van muggen." "Maar onze moeder ruimt ze altijd weer op, want zij houdt niet van spinnenwebben," voegt Boris er aan toe. "We moeten die Ernie en Fred eens schrijven; misschien weten die nog wat leuke streken die wij ook kunnen uithalen," fluistert Bas Boris in zijn oor. "Zouden die jongens Nederlands kennen," vraagt Boris zich af, "want een brief schrijven in het Engels is maar moeilijk." "Dan moet tante Els de brief maar vertalen; we schrijven gewoon in het Nederlands" vindt Bas. "Denken jullie echt dat jullie nog iets kunnen leren van twee Australische jongens," vraagt Eddy, die gehoord heeft waar Bas en Boris over praten; "jullie hebben volgens mij veel meer ervaring in kattenkwaad!" Bas en Boris glunderen als ze zo'n compliment krijgen. "Misschien kunnen wij Ernie en Fred wel wat leren," zegt Bas. "Ja, zo'n brief vertaalt tante Els beslist in het Engels," zegt Monique, "dat geloven jullie toch zelf niet." "We schrijven alleen maar leuke streken," probeert Bas het nog even. "Ja," beaamt Boris, "bijvoorbeeld hoe je met trekklappertjes heel leuke dingen kunt doen als je die tussen de stoelpoten van verschillende stoelen in de klas bindt." "Weet je wat," zegt Bas, "we sturen aan die twee jongens een cadeautje." Zachtjes fluistert hij Boris in zijn oor, dat ze nog een stuk namaak overgeefsel hebben; dat past precies in een grote envelop.
De tweeling krijgt ineens zéér veel haast en rent naar huis. De twee jongens spurten direct door naar hun kamer en hebben niet eens tijd om hun moeder behoorlijk antwoord te geven als zij vraagt of de broertjes zin hebben in thee. Bas kiepert de inhoud van een kratje, dat onder in de kast staat, om op de vloer. Dit kratje is de schatkist van de tweeling en zelfs hun moeder blijft hier van af. Moeder heeft een keer in een muizenval gegrepen en daarbij haar vingers flink bezeerd; nu kijkt ze nooit meer naar deze krat. Behalve een paar muizenvallen die altijd voor de zekerheid op scherp gezet worden, zitten er echte schatten in de krat: schedeltjes van muizen; klappertjes; een windkussen; een lachzak; een potje speelsnot en......een plak namaakovergeefsel.
Bas haalt uit een laadje van het bureau van hun vader een grote envelop; gelukkig, het bijzonder smerig uitziende voorwerp past er precies in. Boris heeft intussen een kaart, met daarop een lelijke aap, beschreven met: "veel plezier, Bas en Boris." Nu moet het adres nog op de envelop en dan kunnen ze nog net op tijd bij het postkantoor zijn. De tweeling weet niet hoeveel postzegels op de envelop moeten, daarom lijkt het hun veiliger de brief maar even weg te brengen. De man op het postkantoor weegt de brief en begint een heleboel postzegels en andere zegels te plakken. "Wat zit erin de brief," vraagt de man, "dat moet ik weten voor de douane." "Braaksel," zegt Bas. "Droog braaksel," legt Boris uit, "het lekt echt niet." De postbeambte slikt en kijkt de tweeling eens goed aan, hij begrijpt het niet helemaal en vult op het papiertje in wat de twee hem verteld hebben.
De grap kost de tweeling bijna de helft van hun zakgeld maar dat hebben ze er wel voor over. O, wat zouden Bas en Boris graag de gezichten van Ernie en Fred willen zien als die de brief openmaken. De tweeling is weer netjes op tijd thuis voor het avondeten; nu moeten ze alleen de inhoud van het kratje nog opruimen, maar dat is snel gebeurd. Veertien dagen later, wanneer Bas en Boris hun brief naar Australië alweer bijna vergeten zijn, brengt de postbode een pakje voor de tweeling. Moeder neemt het aan en zet het op de schoorsteen. Wanneer de twee jongens uit school komen, zegt moeder dat er een pakje voor hen is gebracht; moeder is wel een beetje nieuwsgierig, want ze heeft gezien dat het uit Australië komt. Tot grote teleurstelling van moeder neemt de tweeling het pakje mee naar hun kamer, om het daar open te maken. "Dat is vast iets van Ernie en Fred," zegt Boris. "Daar moeten we wel voorzichtig mee zijn," vindt Bas. Heel voorzichtig maken ze het papier los; er zit een keurig doosje in verpakt. Bas houdt het doosje ver van zich af als hij het deksel eraf haalt. In het deksel zit een briefje geplakt; er staat op : "thanks for the vomitting; it was a great succes!!!!!! This is something of a roo!" Bye, Ernie and Fred. "Een roo, zou dat een kangeroe zijn," vraagt Bas zich af. "Wat is het dan, laat eens kijken,' zegt Boris.
Het doosje zit vol met droge bruine keutels. "Dat zijn vast kangeroekeutels," zegt Boris, "wat een viezeriken!" 'Dat is leuk," vindt Bas, "nu kunnen we een spreekbeurt houden over kangeroes en dan delen we echte kangeroekeutels uit; dat vinden ze in de klas beslist heel fijn!" De broertjes nemen zich voor niemand te vertellen wat er in het pakje zat. Intussen heeft ook Monique een brief van tante Els gekregen, waarin die vertelt dat de moeder van Ernie en Fred dacht, dat de hond ziek was geweest. Pas toen ze een emmer sop over de keukenvloer gegooid had en met een bezem het vieze goedje wilde opruimen, merkte ze dat er iets niet klopte. Ernie en Bert kunnen het reuze goed met tante Els vinden en willen vooral heel veel weten over de kinderen van het 14 Oktoberplein. "Wat was dat dan dat er in die keuken op de vloer lag," vraagt Hanneke. Bas en Boris trekken hun braafste gezichten en Bas zegt: "Hoe moeten wij dat nu weten; het zal wel een streek van Ernie en Fred zijn geweest." "Ik heb jullie anders naar het postkantoor zien gaan met een grote envelop," zegt Eddy. "Zat daar soms dat namaakbraaksel in, dat jullie een paar maanden geleden in de klas hebben gelegd," vraagt Fatima. Bas en Boris vertellen nu wat ze uitgehaald hebben, maar zeggen niet dat zij intussen een leuk pakje hebben gekregen; dat ontdekken de anderen later wel.