Palmzondag
Samen is het niet zo zwaar
De kinderen van het 14 Oktoberplein zijn van plan om vanmiddag een
flink eind te gaan fietsen; de zon schijnt zalig en ze willen graag
erop uit. Direct na het middageten zullen ze vertrekken en ze
verzamelen zich bij Bas en Boris. De tweeling heeft een stel
fietstassen gevonden en deze volgestopt met eetbare dingen, want van
fietsen krijg je honger, dus moet er flink wat brood mee. De kinderen
spreken af dat ze om de beurt voorop zullen rijden, want dat is altijd
het zwaarst; het rijdt veel gemakkelijker achter iemand aan. Bas en
Boris zullen beginnen; ze zetten er gelijk een stevig vaartje in en al
vlug zijn de kinderen een flink eind van het dorp vandaan. "Waar gaan
we heen?" gilt Willeke. "Naar de bossen van St. Anthonis," antwoordt
Bas, "daar heb je heel mooie fietspaden en daar is het zalig!"
Na drie kwartier zijn de kinderen in het bos, dat Bas bedoelde;
inderdaad zijn er mooie fietspaden, maar die zijn zó smal dat ze achter
elkaar moeten rijden. Naast het fietspad is een brede zandweg, met
diepe kuilen en heel los zand. Bas probeert eens of hij daar niet kan
fietsen, want dat achter elkaar rijden, vindt hij niet zo leuk, want
dan kun je niet met elkaar kletsen. "Rijden hier ook auto's in het
bos?" vraagt Monique. "Dat kan niet," zegt Bas, "moet je kijken hoe
hoog het zand ligt tussen die twee sporen, daar loopt een auto beslist
op vast." "Hier rijden beslist alleen boeren met hun tractors," vult
Boris aan, "daar krijg je van die diepe sporen door." Intussen rijden
de kinderen weer gezellig twee aan twee: één op het fietspad en de
ander in het karrenspoor.
Ineens ziet Bas toch een auto, maar die auto rijdt niet, die staat
stil. "O jee," zegt Boris, "daar heeft iemand een heleboel pech!" De
kinderen zien dat er niet alleen een auto staat, maar dat er achter die
auto ook nog een aanhangwagen zit, die volgeladen is met houten palen.
Er staat een man bij de aanhangwagen en hij is bezig om al de palen af
te laden. "Zou die man hier in het bos iets gaan bouwen?" vraagt Boris
zich af. "Ik denk dat de auto helemaal vastzit," antwoordt Bas, "moet
je kijken hoe diep de wielen in het zand zitten." De kinderen besluiten
af te stappen en eens te vragen wat er aan de hand is. De man heeft een
rood hoofd van de inspanning en het zweet druipt van zijn gezicht.
"Heeft u een beetje pech?" vraagt Boris. "Ja," antwoordt de man, "dat
kan je wel zeggen, ik krijg mijn auto niet meer uit het zand en die
aanhanger zit ook al vast."
De kinderen bieden aan om de auto te duwen
als de man hem start, misschien lukt het zo wél om uit de kuilen te
komen; maar hoe zij ook duwen, de auto komt niet uit de kuilen. "U kunt
die aanhanger toch gewoon losmaken," merkt Bert op. De man zegt dat de
kar dan zo scheef gaat staan en dat hij bang is dat de balken dan door
zijn achterruit de auto inkomen; daarom moeten eerst de balken van de
kar, voor hij die los kan maken. De kinderen vinden het toch wel een
beetje zielig voor de man en besluiten hem te helpen, want er is verder
echt niemand in de buurt.
Met z'n allen is het leegladen van de kar snel gebeurd. Hanneke heeft
intussen gezien dat er op de auto een reclametekst van een rijschool
staat. "Geeft u rijles?" vraagt Hanneke aan de man. Deze knikt eens en
zegt: "Ik ben wel blij dat jullie geen leerlingen van mij zijn; die
hadden me waarschijnlijk erg uitgelachen." "Waarom bent u dan op dit
pad gaan rijden?" vraagt Bas. De man vertelt dat dit pad de kortste weg
naar zijn huis is en dat hij het zo druk heeft, dat hij het maar
gewaagd heeft. "Gewoonlijk is het zand niet zo los," zegt de man om
zichzelf een beetje te verdedigen. "Maar het is een paar dagen reuze
mooi weer," vindt Fatima, "dan wordt zand lekker droog, daarom zijn wij
vandaag ook gaan fietsen." "Wilt u soms een beetje limonade hebben?"
vraagt Bas, die vindt dat de man er wel heel warm uitziet.
De man bedankt Bas hartelijk, maar wil geen limonade; hij is bang dat
hij alleen nog meer dorst krijgt. Nu wordt de aanhanger losgemaakt en
de man probeert weer of hij zijn auto uit het zand kan krijgen; de
wielen draaien wel, maar daardoor komt de auto nog dieper in het zand
te zitten. Bert en Eddy hebben de toestand eens goed bekeken. "Ik weet
hoe het moet," zegt Eddy, "we moeten gewoon van die balken een paadje
maken, dan kan de auto daarop rijden en uit het zand komen." Dat lijkt
iedereen een slim idee en de kinderen gaan aan de slag om een paadje te
maken. Voor de wielen leggen ze vier balken naast elkaar en tussen de
wielen en de balken vullen ze de ruimte op met zand dat ze goed
aanstampen.
Bas en Boris graven in het zand bij de
achterwielen, zodat de kuilen waar die in staan, niet meer zulke steile
wanden hebben. "Mijnheer, geef eens een paar matten uit de auto, dan
gaat het beslist nog veel beter," zegt Bas. De man geeft twee matten
aan Bas en ook Bert wil twee matten hebben om aan de voorkant van de
auto te leggen. De man kruipt weer achter het stuur en, jawel, nu lukt
het om de auto in beweging te krijgen. De man stuurt de auto naar het
fietspad, daar past hij net op. "Als er maar geen doornstruiken zijn,"
zegt Monique, "anders heeft die auto straks lekke banden." Met vereende
krachten wordt nu de aanhangwagen uit het zand gesleept en ook op het
fietspad gezet. De man maakt de wagen weer vast en nu moeten alle
balken er weer op. Na een kwartier is de kar weer vol hout gestapeld en
kan de man proberen om thuis te komen. Voordat de man wegrijdt, geeft
hij aan Hanneke iets en zegt: "Gaan jullie maar iets lekkers halen; dat
hebben jullie wel verdiend, want alleen had ik het nooit klaargespeeld
om uit het zand te komen."
Vrolijk toeterend rijdt de man weg. "Die kan wél goed sturen," zegt
Bas, "want dat lijkt me moeilijk om op zo'n smal paadje te rijden."
"Wat heeft hij jou gegeven?" vraagt Boris aan Hanneke. Hanneke laat het
geld zien dat ze gekregen heeft. "Kom, jongens, fietsen," gilt Bas,
"dan kunnen we lekker friet gaan kopen." "Met een gehaktbal," vult
Boris aan. De anderen vinden dat ze eerst maar eens alle boterhammen,
die iedereen bij zich heeft, op moeten eten; dat kan hier lekker in het
bos. Van dit karweitje hebben de kinderen allemaal honger gekregen. Er
wordt een mooi plekje in het bos gezocht; daar liggen een paar
boomstammen en de meisjes vinden het fijn om op de stammetjes te gaan
zitten. "Eigenlijk hebben we dat geld helemaal niet nodig," vindt
Hanneke, "misschien kunnen we het aan de kinderen in Uganda geven; die
hebben het veel harder nodig dan wij." "Als wij nu genoeg boterhammen
krijgen, vinden wij het best," antwoordt Bas en ook Boris knikt ijverig.
De tweeling ploft in het gras, zonder uit te
kijken waar ze terecht komt. Halverwege zijn tweede boterham springt
Bas ineens op: "Au," roept hij, "ik wordt gestoken!" Ook Boris staat te
dansen: de broertjes hebben midden in een mierennest gezeten en dat
vonden die beestjes niet zo leuk. Bas en Boris dansen om de mieren
kwijt te raken; dat lukt niet, want in hun broeken zitten genoeg
scheuren en gaatjes waardoor de mieren naar binnen konden kruipen. De
tweeling trekt hun broeken maar uit en schudt net zo lang tot alle
mieren weer op de grond beland zijn. Als alle boterhammen op zijn,
fietsen de kinderen weer naar huis, want ze moeten wél voor het
avondeten thuis zijn. Heel tevreden komen de kinderen thuis en ze zijn
er wel van overtuigd dat de man, die zij geholpen hebben, nu aan zijn
leerlingen kan vertellen hoe je een auto uit het zand krijgt. Het geld
mag Hanneke aan de pastoor geven voor de school in Uganda, want het was
tenslotte haar idee om niet naar een frietkraam te gaan.