Vijfde zondag van de veertigdagentijd

Arme erwtjes!

De vader van Bas en Boris heeft een grote groentetuin. De broertjes moeten vandaag meehelpen met het zaaien van een heleboel soorten groenten; dat zaad moet nu echt de grond in. Ook de andere kinderen van het 14 Oktoberplein komen helpen, want die vinden het altijd leuk om in een tuin te werken. Bas en Boris moeten de erwtjes in de grond stoppen.
Verbaasd kijkt de tweeling naar de inhoud van de papieren zak, die vader hun geeft. "Dat zijn goede erwten, die kunnen we toch wel eten," zegt Bas. "Ja," vindt ook Boris, "daar kan mama lekkere erwtensoep van maken." "Hmmmm, zalig," geniet Bas bij voorbaat, "ik heb echt trek in snert, met lekkere worst. Zonde hoor, om deze erwten in de grond te stoppen!" Vader legt uit dat, als deze erwten niet in de grond gaan, er geen nieuwe erwtjes groeien. "Dan kunnen we toch veel beter een blik erwtjes met worteltjes in de grond stoppen," zegt Bas, "want die vind ik niet zo lekker." "Zeker met blik en al," begrijpt Fatima, "dan zijn jullie vlugger klaar."
Vader vertelt dat je alleen erwtjes die niet gekookt zijn, kan zaaien, want die zijn eigenlijk gewoon het zaad van de erwtenplant. "Dus wij zijn eigenlijk net vogels die zaad eten," merkt Boris op. "Ja," zegt Hanneke, "en daarom kan jij kletsen als een kip zonder kop, want je weet heel goed dat je ook aardappels in de grond stopt om nieuwe aardappels te krijgen."
Dat is natuurlijk waar, want Bas en Boris hebben al vaak genoeg geholpen om aardappels te rooien en ze hebben zich er altijd over verwonderd dat er aan de kluit frisse, nieuwe piepers, één verschrompeld aardappeltje hing. "Dus zo'n zaadje gaat dood en dan komen er jonkies," begrijpt Bas.
De tweeling is er nu van overtuigd dat de erwtjes toch de grond in moeten; ze maken ijverig gaatjes in de aarde en stoppen in ieder gaatje drie erwtjes. "Zo, die hebben in ieder geval gezelschap aan elkaar," zegt Bas tevreden. "Laten we ze maar flink diep stoppen, anders krijgen de erwtjes het koud en dat is ook zo zielig," vindt Boris.
Intussen is de vader van Bas en Boris Hanneke en Fatima aan het leren hoe ze aardappels moeten poten en hij heeft niet in de gaten wat zijn zoontjes aan het uitspoken zijn. Bert ziet wél wat de tweeling doet en roept: "Volgens mij stoppen jullie die erwten veel te diep, zo kunnen ze nooit uitkomen." Vader komt eens kijken en geeft Bert gelijk; de kuiltjes mogen niet dieper zijn dan zeven centimeter, anders komen de erwtjes niet op.
Bas en Boris mogen opnieuw beginnen; ze moeten alle erwten die ze al gepoot hebben, weer uit de grond halen en in minder diepe kuiltjes stoppen. "Ik kan straks geen erwt meer zien," zegt Bas. Boris stelt voor om in ieder kuiltje vijf erwten te gooien, dan gaat het een beetje vlugger, maar nu houdt iedereen de tweeling in de gaten en ook dit plan gaat niet door. "O, o," zucht Bas, "en nu moeten we natuurlijk deze zomer ook weer erwten plukken en die dingen doppen; dat is wel een ellende." "En kijk eens wat er veel sperziebonen gepoot worden," zegt Boris, "dat belooft ook weinig goeds." "We eten vast weer iedere dag bonen," voorspelt Bas. "Groene bonen, witte bonen, bruine bonen en erwtjes met worteltjes," zegt Boris. "En veel te weinig erwtensoep," vindt Bas.
Vader merkt op dat er het afgelopen jaar niet veel erwtjes opgekomen zijn en dat er dus niet genoeg waren om vaak erwtensoep te maken. Nu worden Bas en Boris ineens heel ijverig, want ze willen toch heel graag veel erwtjes hebben. "Misschien groeien die erwten wel vlugger als ze het lekker warm hebben," bedenkt Boris, "we moeten er maar een stel in bloempotten op onze kamer poten, dat gaat beslist veel beter." Boris stopt een handje erwten in zijn zak en ook Bas doet dit; nu is de zak ineens veel leger; zo schiet het lekker op. Wanneer al het zaaigoed in de grond zit, rennen Bas en Boris naar de schuur en zoeken daar een heleboel bloempotten op. De jongens vullen de potten met aarde en brengen die naar hun kamer.
Alle potten worden op de vensterbank gezet en de kooi met hun tamme ratje zetten de broertjes op hun bureau. Nu moeten de laatste erwtjes nog gepoot worden. "Laten we ze maar gelijk water geven, dan groeien die erwten beslist veel harder," zegt Bas en hij gaat de plantengieter halen. Vlug gaan de broertjes nu naar keuken, waar hun vriendjes allang een glas limonade en een plak ontbijtkoek hebben gekregen. "Waar waren jullie ineens?" vraagt Fatima. "O, wij moesten even voor de erwtensoep zorgen," antwoordt Bas.
Helga en Monique zitten intussen hevig te praten over dingen die doodgaan.     "Bah," zegt Bas, "weten jullie niet iets vrolijkers om over te praten?" Monique vindt het helemaal niet vervelend om over dingen die doodgaan te praten, want ze hebben toch net gezien dat er dan weer een heleboel nieuwe, mooie dingen gaan groeien. "Dat is alleen maar bij erwten, bonen en piepers," zegt Bas, "als mensen doodgaan, gebeurt er niets fijns." "Soms gaat iemand dood en blijven anderen leven," zegt Helga. "Ja, zeker in een oorlog," begrijpt Boris, "maar dat is niet normaal." "Soms waagt iemand zijn leven wel eens om anderen te redden," zegt Fatima, "want toen mijn vader en moeder uit hun land moesten vluchten had papa ook geprobeerd om mensen te redden en toen wilden de soldaten hem doodschieten." Nu worden Bas en Boris stil; hier moeten ze even over nadenken. "Dan was jouw vader eigenlijk ook een soort erwt," zegt Bas, "alleen hoefde hij niet dood te gaan." "Maar hij raakte wel alles kwijt," antwoordt Fatima, "want toen papa en mama hier in Nederland kwamen, hadden ze helemaal niets meer." "Als je niets meer hebt, ben je ook een beetje dood," vindt Hanneke. "En toch hebben jouw vader en moeder nu een heleboel kinderen," zegt Bas. "En dat is maar wat fijn," vindt Fatima.
Een week later zien Bas en Boris iets groens in de potten met aarde verschijnen. "Kijk eens," roept Bas blij, "daar komt erwtensoep aan!" "We moeten onze verwarming niet meer dichtdraaien als we gaan slapen," bedenkt Boris, "dan groeien die erwten misschien nog een beetje vlugger." De erwten kunnen niet snel genoeg groot zijn naar de zin van de tweeling en trouw krijgen de plantjes iedere dag water. Moeder heeft zich al een ongeluk gezocht naar haar plantengieter, maar ze is nog niet op het idee gekomen om eens op de slaapkamer van de tweeling te gaan kijken, want wat zou die nu met een gieter moeten doen? De plantjes groeien goed, maar in plaats van stevige, grote bladeren, komen er alleen maar lichtgroene dunne blaadjes aan de plantjes. Bas en Boris begrijpen er niets van. "Misschien moeten ze wel wat mest hebben," bedenkt Boris. "Dat is gemakkelijk genoeg," vindt Bas, "er ligt een hele berg koeienstront bij de stal, laten we daar maar wat van halen en in de potten doen.
De tweeling haalt met een emmer een voorraadje mest naar hun kamer en ze zijn een uur bezig om in alle potten wat van deze smurrie te stoppen. Nu ruikt het in de kamer beslist niet fris meer, maar dat hebben de broertjes er wel voor over; ze verwachten dat ze nu snel erwtjes zullen hebben. De volgende dag zien Bas en Boris, tot hun grote schrik, dat alle plantjes slap hangen en dat de blaadjes bruin zijn geworden.
Nu weet de tweeling echt niet meer, hoe zij hun erwten moet redden en besluit om vader eens te vragen of de erwten buiten ook mest moeten hebben. Vader schrikt een beetje als Bas hem vraagt of het geen goed plan zou zijn om wat mest van de hoop naast de stal bij de erwtjes in de tuin te stoppen. "Dan verbrandt alles," zegt hij, "die koeienmest is veel te vers, dat kan alleen met heel oude mest, die niet eens meer ruikt." Nu weten Bas en Boris het zeker: de erwtjes op hun slaapkamer zijn echt arme erwtjes, want die zijn beslist verbrand. "Jammer, weer geen erwtensoep," zegt Boris als hij samen met Bas de potjes opruimt. "Nu kan tenminste vannacht de verwarming weer uit," bedenkt Boris als troost, "dat slaapt veel fijner."